een stuk Romeinse heerweg, vertrouwd onderdeel van de middeleeuwse pelgrimsweg naar Rome
de "Via Francigena"
In de eerste eeuwen van het christendom konden de pelgrims, die naar Rome ("ad limina Sancti Petri") gingen, nog dankbaar gebruik maken van het bestaande dichte netwerk van degelijke en meestal goed onderhouden romeinse heerwegen. In de 3de eeuw lagen er honderden wegen, ook in onze streken, met een totale lengte van 80.000 km. Maar door de ondergang van het Romeinse Rijk werd de toestand van die heerbanen richting Rome gaandeweg, vooral vanaf de 6de eeuw, barslecht. Op tal van plaatsen was de route eigenlijk niet veel meer dan een smal wandelpad, dat oude stukken heerweg met elkaar verbond.
In de Karolingisch tijd, vanaf de 2de helft van de 8ste eeuw, kwam er een stevige verbindingsweg tot stand tussen het Frankische Rijk en Rome. Die route kreeg de naam "Via Francesca", die later vooral "Via Francigena" ("ontstaan in Frankenland"), maar ook wel "Iter Francorum" (de Frankische Weg) ofwel "Via Romea" werd genoemd.
het traject van de middeleeuwse bedevaartsweg "Via Francigena" naar Rome
De oudst bewaarde en vrij gedetailleerde beschrijving van deze "Via Francigena" komt van de pas benoemde aartsbisschop Sigeric van Canterbury (Engeland), die in het jaar 990 naar Rome ("ad limina Beati Petri") reisde om er, uit de handen van de paus, het pallium te ontvangen. Hij hield een nauwkeurig dagboek bij van zijn ruim 1600 km lange terugtocht op het Europese vasteland, vanaf Rome tot de inschepingsplaats voor Engeland in Calais -, die hij in 79 dag-etappes ("submansiones") aflegde. Het handschrift van zijn reisdagboek wordt bewaard in de British Library in Londen.
Sigeric's pelgrimsroute stond daarna geleidelijk model voor pelgrimages vanuit onze streken naar Rome. Er ontstonden langs de gebruikelijke reisroute van de pelgrims talrijke "stationes", die zich aftekenden door het bezit van waardevolle relieken. Vooral in Italië hebben de pelgrims (en hun verzorgers) vele, vele kerken, kapellen en andere bouwsels achtergelaten, meestal rijk versierd met beeldhouwwerk, mozaïeken en schilderingen. Op de plaatsen van strategisch belang kwamen er gasthuizen voor pelgrims en kloosters, bijv. de abdij Novalesa nabij de Alpenpas van Mont-Cenis. Gedurende de 11de en vooral 12de eeuw was de "Via Francigena" een precies omschreven klassiek traject, over een afstand van bijna 1.700 km, met volgende etappe-plaatsen:
de 'Via Francigena'
In Engeland: Canterbury - Dover (waar het kanaal wordt overgestoken)
In Frankrijk: Calais - Sombre - Guines - Thérouanne (Terwaan) - Bruay - Arras (waar de Rome-pelgrims, die vanuit het huidige West-vlaanderen kwamen, via Brugge of Ieper, Moorslede, Menen en Rijsel, hier aansloten) - Bapaume - Doingt - Serancourt-le-Grand - Laon - Corbeny - Reims - Châlons-en-Champagne - Fontaine-sur-Coole - Donnement - Brienne-la-Vieille - Bar-sur-Aube - Blessonville - Humes - Langres - Grenant - Seveux - Cussey-sur-l'Ognon - Besançon - Nods - Pontarlier
in Zwitserland: Yverdun - Orbe - Lausanne - Vevey - Aigle - Sankt Moritz - Orsières - Bourg-Saint-Pierre - tot aan de voet van de Grote St.-Bernardpas in de Alpen.
in Italië: Aosta - Pavia - Piacenza - Fidenza - Lucca - Siena - Bolsena - Viterbo - Rome.
toenemend aantal noord-zuid verbindingen
pelgrims te voet en te paard. Miniatuur, 1455, Getijdenboek Hertogin van Boergondië
"Alle wegen leiden naar Rome": deze algemeen verspreide uitdrukking komt uit de "Annales Stadenses" (1204-1256), een belangrijk dagboek van een Rome-reis, geschreven halfweg de 13de eeuw door abt Albert van de benediktijnerabdij uit het noordduitse stad Stade. De abt gaf hiermee te kennen dat de Rome-bedevaarders in de late Middeleeuwen de beschikking hadden over een toenemend aantal reisroutes vanuit noordelijk Europa (dus ook vanuit Vlaanderen) om naar de "Eeuwige Stad" te trekken, en er te bidden bij het graf van de apostel Petrus, de eerste paus.
Deze noord-zuidwegen kwamen allemaal bij elkaar aan de voet van de Alpen, waar slechts enkele passen bruikbaar waren voor de overtocht van de barre en met sneeuw bedekte Alpentoppen. Eenmaal op Italiaans grondgebied volgden de meeste pelgrims nog wél éénzelfde traject, dat van de "Via Francigena". Pas vanaf de 14de eeuw zouden er ook in Italië tal van alternatieve wegen richting Rome bijkomen.
De voornaamste bedevaartswegen vanuit noordelijk Europa naar Rome: de "Via Francigena" (geel); een alternatieve N/Z-weg doorheen Frankrijk (rood); de wegen vanuit Duitsland (groen); de wisselwegen in Italië (donkergrijs). De overtocht van de Alpen verliep over de genummerde passen: 3. Montgenèvre; 4. Mont-Cenis; 5. de Grote St. Bernard; 6. Simplon; 7. St. Gotthard; 8. Brenner.
Vanuit Brugge waren er, tot aan de Alpen, eigenlijk 4 belangrijke pelgrimsroutes naar Rome:
De oude klassieke "Via Francigena"- reisweg via Moorslede (langs het Gasthuis ten Bunderen), Menen, Rijsel, Douai of Arras, Reims, Troyes en Lausanne, tot de Grote St.-Bernardpas over de Alpen.
een alternatieve weg door Frankrijk (die tot Parijs samenviel met de "Via Turonensis" naar Compostela), via Moorslede (langs het Gasthuis ten Bunderen), Menen, Rijsel, Arras, Parijs, Nevers en Lyon, tot de Mont-Cenispas over de Alpen.
een meer noordelijke weg naar Straatsburg (via Leuven, Maastricht, Aken, Koblenz, Mainz en Worms ofwel via Namen en Saarbrücken). Van Straatsburg ging het dan naar Bazel en Luzern, tot de St.-Gotthardpas over de Alpen.
een weg dwars door Duitsland, via Leuven, Maastricht, Aken, Keulen, Koblenz, Mainz, Rothenburg, Augsburg en Innsbruck, tot de Brenner-pas.
de oversteek van de Alpen
pelgrims in winterkledij, klaar om de bergen over te trekken. (Romaans reliëf, 12de eeuw. Fidenza, San Donnino kathedraal)
De hoofdhindernis voor de pelgrims van Noordelijk en Westelijk Europa naar Rome was de oversteek van de steile en hoge Alpen. Deze vormden voor hen een niet-aflatend gevaar: verraderlijk ijs, mogelijke lawines, eventuele aanvallen door dievenbenden, de duizelingwekkende hoogtes en de bittere kou op de besneeuwde toppen boezemden angst in. Tijdens de wintermaanden was de overtocht van de Alpen extra- moeilijk en beproevend. Zo verloor de zalige abt Thierry van Saint-Hubert al zijn teennagels. De aartsbisschop Aelfsige I van Canterbury liep er in 959 bevroren voeten op en overleefde de overtocht niet. Hier volgt een lijst van de belangrijkste passen in de Middeleeuwen:
de Col de Mongenèvre
de Montgenèvre pas, gelegen in de Franse Alpen (Savoie), was de oudste en de laagste (1850 meter hoog), voor de pelgrims komend uit Zuid-Frankrijk.
de abdij van Novalese bij de Mont-Cenis pas
de Mont-Cenis pas was in de 11de eeuw de meest gebruikte Alpenovergang, en bereikte een hoogte van 2083 meter. Nabij de pas stond sinds de 8ste eeuw al in het Italiaanse Novalesa een abdij om bedevaarders op te vangen.
de Simplon pas tussen Zwitserland en Italië, was het hele jaar toegankelijk. Hoogte: 2005 meter.
het huidig hospitaal op de St. Bernard pas
de Grote St. Bernard pas, tussen Zwitsersland en Italië. Al in de Romeinse tijd was dit een belangrijke handelsweg van en naar Italië en droeg tot halfweg de 11de eeuw de naam "Mons Jovis" (Col du Montjoux). Vanaf 1041 werd de pas genoemd naar de naam van de H. Bernard van Menthon, die op de top een klooster en gasthuis stichtte. De monniken hielpen in moeilijkheden geraakte reizigers die in het gevaarlijke gebied de weg kwijt waren geraakt of door een sneeuwlawine waren verrast. Om deze op te sporen zette men de beroemde St.-Bernardshonden in. Deze 2473 meter hoge bergweg was alleen begaan- of berijdbaar van begin juni tot eind oktober. In de winterperiode was hij ontoegankelijk wegens de hevige sneeuwval.
gasthuis voor pelgrims (1331) op de St. Gotthardpas. Kopergravure, Descourtis (1785)
de St. Gotthardpas (2108 meter) in de Zwitser Alpen, werd geopend in de 13de eeuw en was een hele verbetering voor reizigers uit Duitsland en Oostelijk Europa.
de Brennerpas tussen (Tirol) Oostenrijk en Italië. Net zoals de St.-Gotthardpas won deze 1375 meter hoge bergweg aan belang in de late Middeleeuwen, vooral bij de pelgrims en reizigers die vanuit Innsbruck kwamen.
de Italiaanse routes vanaf de Alpen tot Rome
het traject van de Via Francigena in Italië
de "Via Francigena"
Na de hachelijke overtocht van de Alpen via een van de hierboven vermelde bergwegen voegden de middeleeuwe pelgrims uit westelijk en noordelijk Europa zich samen in het Aosta-dal. Van daar maakten ze, tot het einde van de 13de eeuw, overwegend gebruik van de klassieke "Via Francigena", de aloude westelijke route langs de westkust doorheen Toscane, om verder te trekken naar het einddoel Rome. De tocht op de "Via Francigena" gaat langs de volgende belangrijke etappe-plaatsen:
De Sant'Orso kerk in Aosta, 1ste halte van het Italiaanse gedeelte van de "Via Francigena"
- Aosta. De pelgrims vonden er onderderdak in het Sant'Orso hospitaal, dat wellicht al bestond in de 7de eeuw. Ze gingen er vaak bidden in de kathedraal en de Sant'Orso-kerk alvorens hun weg verder te zetten naar het zuiden.
- Ivrea. De kathedraal was vanaf de 15de eeuw een gegeerde bezoekplaats omdat de pelgrims er konden bidden bij de relieken van de Ierse bisschop en later zaliggesproken Thaddeus McCarthy, aan wie vele mirakelen werden toegeschreven.
- Vercelli. Hier maakten de bedevaarders halt voor de Sant'Eusebio kathedraal, de romaans/vroeg-gotische Sant'Andrea kerk en een trappistenklooster.
het grafmonument van St.-Augustinus in Pavia
- Pavia. Bezit de op 2 na hoogste Dom van Italië, de San Michele Maggiore basiliek. In de San Pietro in Ciel d'Oro kerk kan men het graf bezoeken van de beroemde kerkvader St.-Augustinus.
- Piacenza. De pelgrims bezochten er de Santa Maria di Campagnakerk aan de Piazzale delle Crociate (Kruisvaardersplein), waar Urbanus II in 1095 opriep tot de eerste kruistocht. Daarna staken ze de rivier de Po over.
- Fidenza. Bezit een schitterende romaanse Dom San Donnino.
- Berceto. Ligt aan de voet van de Appenijnen. De pelgrims trekken erover langs de Cisa-pas, ook wel de pas van de Monte Bardone genoemd, en aan de andere kant komen ze terecht in Toscane.
De "Volto Santo" van Lucca.
- Lucca was in de Middeleeuwen een belangrijk knooppunt, met veel pelgrimsherbergen en gasthuizen. In de romaanse San Martino kathedraal werd sinds de 8ste eeuw de beroemde mirakuleuze "Volto Santo" vereerd, een houten kruisbeeld, met de ware afbeelding van de gekruisigde, dat volgens de legende werd gebeeldhouwd door Nicodemus, die Jozef van Arimathea hielp bij de graflegging van Jezus. In Lucca werden ook de relieken bewaard van de legendarische Engelse koning Richard.
De "Madonna del Voto" in Siena, met rechts het beeld van de H. Catharina van Siena
- Siena. De pelgrims bezochten er een van de schitterendste kerken langs de Via Francigena, nl de Cattedrale di Santa Maria Assunta. Hier bevonden zich relieken van Johannes de Doper en de fameuze 13de eeuwse icoon "Madonna del Voto" op het hoofdaltaar.
- Acquapendente. In de kathedraal Santo Sepolcro daalden pelgrims af in de crypte, waarin 2 stukken worden bewaard van de kolom, waaraan Jezus zou zijn vastgebonden tijdens de geseling.
de mirakelkapel in de kerk van Bolsena
- Bolsena. Hier gebeurde in 1263 een bekend mirakel: tijdens een mis begon de geconsacreerde hostie te bloeden. De pelgrims konden er in de mirakelkapel van de Collegiata di Santa Cristina de met bloed doordrenkte stenen van onder het altaar gaan bekijken.
- Viterbo. Was een favoriete residentie van de pausen in de Middeleeuwen, die er naast de San Lorenzo Dom een paleis lieten bouwen.
- Rome.
alternatieve wegen in Italië
Het netwerk van Italiaanse bedevaartswegen naar Rome vanaf de 14de eeuw
Vanaf het begin van de 14de eeuw (met de invoering van het H. Jaar in 1300) verloor de zuidelijke "Via Francigena" langzamerhand aan belang. Het zwaartepunt van de bedevaart naar Rome verlegde zich naar meer noordelijk gelegen parallelle routes. Dat kwam door de opkomst van steden, zoals Pisa, Firenze, Mantua en Pistoia (die een kostbare reliek van de H. Jacobus bezat), en door de populariteit van nieuwe devotieplaatsen, zoals Assisi en Loreto. Er tekenen zich in de late Middeleeuwen 3 belangrijke pelgrimswegen af (met allerlei onderlinge verbindingswegen):
de klassieke zuidelijk gelegen "Via Francigena", langs de westkust doorheen Toscane, die in trek blijft bij een groot aantal pelgrims afkomstig uit Frankrijk, Spanje en Noord-Westelijk Europa (inclusief Vlaanderen).
De Santo Stefano kerk in Bologna, waarin de belangrijkste heiligdommen van Jeruzalem zijn uitgebeeld, o.m. de H. Grafkapel
een centrale route via midden-Italie, o.m. omdat de pelgrims nieuwe steden en bedevaartoorden willen aandoen, vooral Assisi. Deze weg passeert langs
Parma, Modena, Bologna, Imola, Faenza, Forli en Firenze, en vandaar ofwel via Siena, ofwel via Assisi (waar de H. Franciscus wordt vereerd) en Portiuncola (waar men talrijke aflaten kon verdienen), ofwel via Orvieto naar Rome.
het huisje van Maria, de "Casa Santa", in de basiliek van Loreto
een oostelijk gelegen weg langs de Adriatische Zeekust, die vooral werd bewandeld door pelgrims uit midden, noordelijk en oostelijk Europa. De gebruikers van deze route werden vooral aangezogen door het Maria-bedevaartsoord in Loreto, dat erg in trek was. In de Basilica della Casa Santa staat volgens de legende de "Casa Santa", het huis waarin Maria geboren werd en heeft gewoond en dat vanuit Nazareth ooit hierheen zou zijn overgebracht door engelen. De legende ontstond rond een mirakuleus zwart Mariabeeld uit de 12de eeuw.
zicht op het bedevaartsoord van de H. Franciscus in Assisi, vanop de Monte Subasio
De route liep langs Verona, Padua (waar de H. Antonius werd vereerd), de havensteden Venetië (waar men kon inschepen voor een reis naar het H. land), Ravenna Rimini, Pesano, Fano en Ancona, en boog dan naar het zuiden af via Loreto, Assisi, Foligno en Spoleto naar Rome.
hedendaagse wegwijzer langs de bedevaartsweg "Via Francigena" naar Rome
Film over hedendaagse bedevaarten langs de Via Francigena naar Rome (YouTube-video van Rome Reports)