|
de "Via Turonensis" vanaf Tours tot Bordeaux
St. Maarten deelt z'n mantel in twee en schenkt de helft aan een bedelaar. Antoon van Dyck, 1629. (Zaventem, St. Martinuskerk) Tours was de officiële vertrekplaats van de "Via Turonensis", een van de 4 grote middeleeuwse pelgrimswegen in Frankrijk naar Santiago de Compostela. Tegelijk was deze stad zélf ook meer dan 1000 jaar lang een van de belangrijkste christelijke bedevaartsoorden in het Westen. In de crypte van de kathedraal bevond zich namelijk het graf van de H. Martinus, de 2de bisschop van Tours van 371 en 397. De bisschop werd vooral vanaf de Merovingische periode (6de-8ste eeuw) een zeer populaire heilige, ook bij ons, door zijn vele mirakelen, en werd dan ook "de apostel van de Galliers" genoemd. St. Maarten werd meestal afgebeeld terwijl hij zijn mantel in tweeën snijdt voor een bedelaar. Tours bleef tot het einde van de Middeleeuwen een topbestemming voor bedevaarders. Vanuit 12 steden in de Nederlanden werden er strafpelgrims naartoe gestuurd. grondplan van de verdwenen bedevaartskathedaal St.-Martin in Tours Nadat in 853 de collegiale kerk (818) door de Noormannen in brand was gestoken, werd ze bijna volledig herbouwd in romaanse stijl in de 11de eeuw. Deze romaanse kathedraal St.-Martin was in de Middeleeuwen een van de grootste christelijke kerken, en één van de 5 zogeheten bedevaartskerken - naast die van Conques, Limoges, Toulouse en Compostela - met specifieke kenmerken om grote massa's pelgrims op te vangen, zoals een deambulatorium met straalkapellen rond het koor en galerijen boven de zijbeuken. graftombe van de H. Martinus. Tours, basilique St.-Martin. In 1562 werd het heiligdom van St. Maarten door de protestantse beeldenstormers geplunderd en in brand gestoken. Alléén een stuk schedel, arm en een been bleven behouden van de H. Martinus. In de 18de eeuw vervielen de basiliek en de bijhorende abdij tot ruïnes, werden in 1797, tijdens de Franse Revolutie, gebruikt als paardenstallen en het daaropvolgend jaar afgebroken. Na de herontdekking in 1860 van het graf van Sint Maarten werd op de plaats van 9de-eeuwse collegiale S. Martinuskerk een nieuwe neobyzantijnse basiliek met crypte voor de tombe van de "13de apostel" opgetrokken. de "Tour Charlemagne" Van de ooit zo prestigieuze kathedraal zijn op onze dagen enkel twee torens, de "Tour Charlemagne" en de "Tour de l'Horloge" bewaard gebleven. de kathedraal St.-Gatien in Tours Elders in Tours konden de pelgrims ook nog een bezoek brengen aan: de nog bestaande kathedraal Saint-Gatien (gebouwd tussen de 12de en 16de eeuw); de kerk van de benedictijnerabdij Saint-Julien; de abdij van Marmoutier (gesticht door de H. Martinus in de 4de eeuw) die, met haar 200 reguliere kanunniken, de grootste kloostergemeenschap van het Karolingische Rijk vormde en de 12de eeuwse priorij van St. Elooi. De Compostela-gangers kregen in Tours ook onderdak, eten en drinken in een van de talrijke gasthuizen. Na zich te hebben verzameld aan de St. Martinuskathedraal staken de pelgrims de Loire-brug (waarvan de middenpijlers rustten op het eiland St. Jacques, en in de 19de eeuw werd afbegroken) over en begaven zich resoluut zuidwaarts richting Poitiers. De "Via Turonensis" liep langs Saint-Avertin, Montbazan en voorbij Sainte-Cathérine-de-Fierboisde H. Catharinakapel in Ste.-Cathérine-de-Fierbois Daar stond een eeuwenoude kapel die, volgens de overlevering, de Frankische koning Karel Martel in 732 liet bouwen na zijn overwinning op de Saracenen tijdens de slag bij Poitiers. De kapel was toegewijd aan de populaire H. Catharina, patrones van de soldaten, en trok in de Middeleeuwen veel bedevaarders. In 1429 kwam Jeanne d'Arc bidden in deze kapel, 3 missen bijwonen en het zwaard van Karel Martel halen (dat verscholen lag achter het altaar) alvorens in Chinon de dauphin (= toekomstige koning) van Frankrijk Karel VII te ontmoeten. In 1417 werd er in de dorpskom een gasthuis voor pelgrims gebouwd met een kapel, toegewijd aan de H. Jacobus. Na een brand in 1440 werd deze kapel vervangen door de huidige parochiekerk. Na Fierbois stapten de pelgrims verder via Sainte-Maure-de-Touraine (waar een St-Jakobsgasthuis stond) en Ingrandes-de Touraine naar
Châtelleraulthouten beeld van St.-Jakob als pelgrim Dit was een belangrijke etappeplaats met een priorij en de 11de-eeuwse St.-Jakobskerk. De kerk, die haar oorspronkelijke dwarsbeuk en koorsluiting heeft bewaard, bezit een mooi gepolychromeerd houten beeld van de apostel Jacobus als pelgrim, daterend uit de 17de eeuw. Vanuit Châtellerault bracht de "Via Turonensis" de pelgrims via Tricherie, Longève en Doucet naar Poitierskoorzijde van de kerk St.-Hilaire-le-Grand in Poitiers De bedevaarders gingen er bidden bij het graf van de H. Hilarius, in de crypte van de prachtige 11de-eeuwse romaanse kerk St.-Hilaire-le-Grand. Hilarius (315 - 368) was de eerste bisschop van de stad. Hij schreef diverse theologische werken, introduceerde de oosterse theologie in het Westen, bestreed de ketterij van het Arianisme en werd hierom later tot kerkleraar uitgeroepen. reliekschrijn van de H. Hilarius De kathedraal werd geplunderd tijdens de Godsdienstoorlogen (1562), was een steengroeve tijdens de Franse Revolutie (waabij het kerkschip grotendeels verloren ging) en werd in de 19de eeuw gerestaureerd. In het interieur zijn mooie fresco's en kapitelen bewaard gebleven uit de 11de eeuw, met o.m. voorstellingen uit het leven van St. Hilaire. de romaanse kerk Notre-Dame-la-Grande in Poitiers Poitiers werd niet zonder reden "stad van de 100 klokketorens" genoemd, want de pelgrims troffen er talloze andere kerken aan: de gotische kathedraal St.-Pierre (1162-69), de romaanse kerk Notre-Dame-la-Grande (1120-1150) met haar prachtige gesculpteerde gevel; de 4de-eeuwse doopkapel St. Johannes, het oudst bewaarde christelijke bouwwerk van Frankrijk; de 11de-eeuwse Ste.-Radegondekerk, met de graftombe van de frankische koningin St. Radegundis, die in de 6de-eeuw op die plek de H. Kruisabdij stichtte, de allereerste vrouwen-abdij in Europa. kerk van de benedictijnerabdij St.-Jean-de-Montierneuf In Poitiers waren ook tal van hospitalen voor de opvang van Jakobsgangers, o.m. het gasthuis van de benedictijnerabdij van St.-Jean-de-Montierneuf (gebouwd tussen 1069 en 1096), die vanaf de Franse Revolutie (1789-1805) een profane bestemming zal krijgen. Na hun verblijf in Poitiers trokken de bedevaarders verder zuidwaarts via Fontaine-le-Comte, Lusignan (met zijn fraaie romaanse Notre-Dame et Saint-Junienkerk), Croutelle, Parthenay, Coulombiers (met vlakbij de 12de-eeuwse cistercienserabdij van Fontaine-le-Comte), Venours, Chey, Chenay, Celles-sur-Belle, Saint-Léger-les Melle, Brioux-sur-Boutonne, en zo naar Mellede St.-Hilairekerk in Melle, gebouwd in 2 fasen: rond 1090 en rond 1150 De pelgrims hielden hier halt om maar liefst 3 romaanse kerken, de fameuze "triade romane", te bezoeken. De belangrijkste ervan was de Saint-Hilairekerk (einde 11de eeuw - halfweg de 12de eeuw) van een benedictijnerabdij. De bedevaarders konden zich vergapen aan het mooie beeldhouwwerk aan het zuid- en noordportaal (met aan het noordportaal een ruiterstandbeeld van de Romeinse keizer Constantijn, die in 313 godsdienstvrijheid verleende aan de christenen) en binnen aan de bijna 300 romaanse kapitelen. de romaanse kerk St.-Pierrekerk in Melle De bedevaarders konden in Melle ook nog de Saint-Pierrekerk (begin 12de eeuw) en de St. Savinienkerk (waarvan enkel de voorgevel is overgebleven) bewonderen. Vanuit Melle werd de tocht verder gezet via Charzay en Luché-sur-Brioux naar Aulnay-de-Saintongede romaanse St. Pieterskerk van Aulnay-de-Saintonge Buiten het dorp staat de St.-Pieterskerk, met een oud kerkhof (met sarkofagen) eromheen. Het is een juweeltje van romaanse bouwkunst met prachtige beeldhouwwerk, m.n. het hoofd- en zuidportaal en de kapitelen binnen. De pelgrims konden in Aulnay overnachten en eten in een gasthuis en dan hun weg vervolgen langs Varaize en Ecoyeux naar St.-Jean-d'Angélyde torens van de vroegere barokke abdijkerk van St.-Jean-d'Angély Was in de Middeleeuwen een bekende stopplaats op de St.-Jakobsweg naar Compostela, met maar liefst 7 gasthuizen. De pelgrims gingen er in de benedictijner-abdijkerk de vermaarde reliek van de schedel van Johannes de Doper vereren. De reliek was uit het H. Land meegebracht en geschonken door Pepijn I, hertog van Aquitanië, die de abdij stichtte in 817. De fameuze reliek werd verborgen tijdens de herhaalde invallen en plunderingen van de Vikings en pas teruggevonden in 1010, het jaar waarin de huidige romaanse abdij werd gebouwd. Door de giften van de vele pelgrims werd de abdij St.-Jean een van de rijkste en machtigste van de hele streek. de voorgevel van het vooormalig klooster van St.-Jean-d'Angély Gedurende de Godsdienstoorlogen werden de kloostergebouwen geplunderd en verwoest (1568). De kostbare reliek van Johannes de Doper ging mee in de vlammen op. Tijdens de barok herbouwden de monniken de abdij in haar huidige vorm maar tijdens de Franse Revolutie werden ze verdreven. Hun klooster is nu een europees cultureel centrum. Na St.-Jean-d'Angély volgden de pelgrims de oevers van de rivier de Charente en bereikten Saintes. SaintesHet graf van de H. Eutropius in de crypte van de St.Eutropekerk in Saintes. Saintes, gelegen aan de rivier de Charente, was eeuwenlang een hoofdetappe van de "Via Turonensis". Pelgrims konden er een onderkomen vinden in een van de vele hospitalen. Op de linkeroever gingen ze in de crypte van de Saint-Eutropekerk de sarcofaag met het lichaam groeten van de 3de-eeuwse martelaar Eutropius, de eerste bisschop van Saintes. Het koor is een van de enige resten van de ooit zo beroemde St.-Eutropekerk in Saintes. Van de oorspronkelijke kerk, ingewijd door paus Urbanus II in 1096, zijn enkel het koor, de kruisbeuk en de crypte bewaard gebleven. Het schip en de toren werden in de 15de eeuw in gotische stijl herbouwd. Zijgevel van de gotische kathedraal St.-Pierre in Saintes. Nog op de linkeroever, in het historische centrum van Saintes met zijn Romeins amfitheater, gingen de pelgrims naar de 12de-eeuwse kathedraal Saint-Pierre. Vanaf de 15de tot de 17de eeuw werd die vervangen door een nieuwe kerk die, wegens de godsdienstoorlogen, onafgewerkt bleef. De romaanse benedictinessenabdij "Abbaye-aux-Dames" in Saintes. Op de rechteroever van de Charente stond de romaanse vrouwenabdij "Abbaye-aux-Dames" (gesticht in 1047), waar passanten konden eten en logeren. Deze benedictinessen-abdij had zwaar te lijden onder de 100-jarige Oorlog, de godsdienstoorlogen en een brand in 1648. In de loop der eeuwen ondergingen de kloostergebouwen heel wat wijzigingen, vooral in de 17de eeuw. Tot 1924 werden ze gebruikt als legerkazerne en nu als cultureel centrum. Van de oorspronkelijke abdij blijft enkel de H. Mariakerk (11de-12de eeuw) over, een meesterwerk van romaanse kunst, met haar gesculpteerd voorgevel en haar klokketoren in de vorm van een dennenappel.
In Saintes was er een aftakking van de "Via Turonensis", die westwaarts leidde naar Talmont-en-Gironde. Daar stak men de monding van de Gironde over om uit te komen in Soulac. Vandaar volgde men de "Voie de Soulac", een weg die liep langs de Aquitaanse kust, dwars doorheen de Landes, tot het Baskische kustplaatsje Irun, waar de Noord-Spaanse kustroute naar Compostela begon, de zogeheten "Camino de la Costa" of "Ruta de la Costa". Ponshet koor van de romaanse kerk Saint-Vivien in Pons. De pelgrims bezochten er de 11de-eeuwse romaanse Saint-Vivienkerk (waarvan de oorspronkelijke voorgevel nog bewaard is gebleven). Ze gingen ook naar de Saint-Martinkerk en het gasthuis "Hôpital Neuf". De kerk en het gasthuis zijn met elkaar verbonden door een gewelf met romaanse bogen, waaronder de pelgrimsweg passeerde. De verbindingsbrug tussen het pelgrimshospitaal en de kerk St.-Martin in Pons Het gasthuis "Hôpital Neuf" dagtekent uit de 12de eeuw en is het enig gaaf overgebleven voorbeeld uit die tijd in héél Europa! De Overal op de muren zijn nog graffiti te zien van de talloze pelgrims die er eeuwenlang logeerden. Vanuit Pons trokken de pelgrims verder via Belluire, Plassac en Mirambeau naar Blaye. BlayeCitadel van Vauban in Blaye op de plaats waar ooit de bedevaartskerk St.-Romain stond. Blaye is een charmant stadje aan de noordkant van de monding van de Garonne. De bedevaarders brachten er een bezoek aan de abdijkerk St. Romain. Ze knielden in de crypte voor het graf van St. Romanus, een 4de-eeuwse eremiet, patroon van de zeevaarders die werd aanroepen tegen schipbreuken. De abdij bewaarde ook de tombe met de stoffelijke resten van de legendarische ridder Roeland, graaf van Blaye en trouwe vazal van keizer Karel de Grote. Hij sneuvelde in 778 tijdens de slag van de Roncevaux-pas in de Pyreneeën. In 1676 werd de abdijkerk afgebroken om plaats maken voor een citadel van Vauban. In Blaye maakten tal van pelgrims even een ommetje oostwaarts naar La SauveDe ruïnes van de middeleeuwse benedictijnerabdij van La Sauve-Majeure. De abdij van La Sauve-Majeure aldaar was een trekpleister. Ze werd gesticht in 1079 en er woonden ooit zo'n 300 benedictijnermonniken. Tijdens de 100-jarige Oorlog (15de eeuw), de Godsdienstoorlogen (16de eeuw) en vooral de Franse Revolutie (eind 18de eeuw) werd het klooster langzaam herschapen in een ruïne met een nog min of meer rechtopstaande toren. De fraaie gesculpteerde romaanse kapitelen van de nog overblijvende zuilen getuigen van het rijke verleden van de abdij. Degenen die niet naar La Sauve gingen, trokken - meestal per boot op de Gironde, en daarna de Garonne - rechtstreeks naar Bordeaux.
|