|
Zoals dat ook in de meeste andere pelgrimsoorden het geval was, kochten de bedevaarders in Keulen een of meer metalen insignes (pelgrimstekens) - in Vlaanderen meestal "vestelkens" genoemd - om deze als souvenirs mee naar huis. Ze hechtten die vast op hun hoed of schoudermantel, zodat ze van ver herkenbaar waren in het straatbeeld. In Keulen konden de bedevaarders op het plein voor de Dom zich insignes (meestal in een goedkope lood-tin legering) aanschaffen van de Driekoningen, wier stoffelijke resten in 1164 vanuit Milaan waren overgebracht en sindsdien werden bewaard in een prachtig schrijn binnen in de kathedraal.
Hoe zagen die insignes van Keulen eruit? In de loop der eeuwen evolueerde de vorm. De oudste, die dateren van het einde van de 12de eeuw, zijn horizontale, rechthoekige plaquette met een gedeeltelijk opengewerkte architectuuropbouw met 3 gevels of 3 torens en met 4 (hechtings)ogen aan de zijkanten. Aanvankelijk is deze toren-architectuur rechtlijnig, daarna romaans rondbogig, vervolgens gotisch spitsbogig. Meestal is de tronende Maria met het Kind op haar schoot afgebeeld, aan wie de Drie Koningen rechtopstaand (zoals op de antieke Hellenistische voorstellingen van de 3 Wijzen) hun gaven aanbieden. In de late Middeleeuwen zijn er allerlei varianten (geïnspireerd door de mysteriespelen in de kerken), waarbij de voorste koning knielt en de 2de naar de ster wijst.
Vanaf de 14de eeuw zijn de insignes meestal cirkelvormig. De scene met de aanbidding verplaatst zich naar de bovenste gevelzone, terwijl in het onderste beeldvlak de 3 koningen te paard zittend zijn voorgesteld. Naar het einde van de 14de eeuw komt een nieuw type insignes in zwang: een ronde omlijsting toont frontaal naast elkaar de gekroonde reliekbusten van de Drie Koningen. Ook doemen nu voorbeelden op met een spiegeltje erin verwerkt tussen of op de 2 zijtorentjes. De pelgrims gebruikten dat spiegeltje om het reliekschrijn van de Driekoningen te laten weerkaatsen op het voorhoofd, om zo een nog intenser contact te hebben met de vereerde heiligen.
Er zijn in de late Middeleeuwen ook voorbeelden van insignes waarop de rijdende 3 Koningen in één ronde omlijsting samen zijn afgebeeld, met bovenaan meestal het symbool van de 3 koningskronen (ook vervat in het wapenschild van de stad Keulen). Tegelijk komen Driekoningen-medailles erg in zwang als amulet.
Een voorbeeld van een Driekoningenzegel voor Vlaamse pelgrims naar Keulen Typisch voor Keulen zijn de laat-middeleeuwse souvenir-zegels van zijde, stof, perkament of papier, die het reliekschrijn hebben aangeraakt, en waarop een kort gebed staat gedrukt. Vanaf de 15de eeuw werden er, dank zij de verspreiding van de boekdrukkunst, op grote schaal zo'n zegels gedrukt, en veel exemplaren zijn dan ook bewaard gebleven. De Driekoningenzegels werden om de hals gedragen, in een gebedenboek gelegd, boven de ingangsdeur gekleefd of in een muur van de huiskamer geprikt als bescherming tegen diefstal. De pelgrims kochten soms een grote voorraad zegels in Keulen om deze op de terugweg door te verkopen als een soort van "Traveler's Cheques" avant la lettre, of om ze op het thuisfront te schenken aan familieleden en vrienden. Een Driekoningen-taart met boon, zoals die tot op vandaag wordt gebakken De Keulse Driekoningen-zegels doen onwillekeurig denken aan het Driekoningen-feest, dat elk jaar in onze streken op 6 januari in huiselijke kring werd gevierd met veel eten, drank en gezang. Meestal werd bij die gelegenheid een "Koningsbrood" (de in Franrijk nog steeds populaire "Galette des Rois") gebakken, waarin een boon werd verstopt. De disgenoot die de boon aantrof in zijn taartstuk was de koning(in) van de dag. Maar vanaf de 16de eeuw was ook het folkloristisch gebruik van de "koningsbriefjes". Alle deelnemers aan het feest grabbelden in een ton of hoed met opgerolde papiertjes. Wie de koningsbrief trok was de koning en werd door iedereen getrakteerd. Op de andere briefjes die werden getrokken stonden de vele functies van een koninklijke hofhouding: raedsman, rentmeester, hofmeester, secretaris, kamerling, zanger, speelman, kok, schenker, voorsnijder, biegt-vader, medecyn, portier, bode, hofnar, zanger, speelman, zot, enz. Alle tafelgenoten speelden voor één dag een rol in het koninklijke feest. Realistische en volkse voorstelling van "De Koning drinkt" op Driekoningenavond. Jacob Jordaens, 1638. Brussel, Mus. Schone Kunsten. Het meest verspreide volksgebruik was vroeger het "Coningsken spelen" of "Koning kiezen", "het feest van de koeke met de boone", "bonenkoek". Tijdens de feestmaaltijd op Driekoningenavond werd een taart gebakken met een boon vermengd in het deeg en wie het stuk met de boon erin had, was koning of koningin van de tafel en kreeg een kartonnen kroon op het hoofd. Telkens wanneer de "koning van de dag" het glas heft roepen alle disgenoten "de koning drink!". Op vele plaatsen stelde de feestkoning een hele hofhouding aan: een koningin, een secretaris, een raadsheer, een zanger, een hofnar, een rentmeester, een kok, een schenker, een speelman, enz. Vanaf de 16de eeuw werd de bonenkoek vervangen door de "koningsbriefkes", of trekbriefkes". Zeldzaam exemplaar van een blad met "koningsbriefkes". Gent, Drukkerij Poelman, 18de eeuw. Het kiezen van de koning gebeurde door het trekken van prentjes, die op een groot blad waren gedrukt. Op elk prentje stond een lid van koninklijke hofhouding afgebeeld. Deze prentjes werden uitgeknipt en opgerold in een hoed geworpen. Om beur trokken alle aanwezigen dan een briefje en moesten ze het versje voorlezen dat er op stond en voor de rest van het feest de hun toebedeelde rol spelen zoals schouw-vagher, den zot, mostaertman, ratte vanger, muyzen-vangerschenker, vuer stoker, zanger, blaes kaek, luyze vanger, Venus-koppelaer, korf drager, tailloor lekker, hinne taster, hoorn-draeger, kiek eter, slijper, lange tonge, Moey-al, pronckaert, alle mans vrind, niemans vrind, Goed bloed, altijd zat, zelden zat, smeer op, boon eter, liere-man, zanger enz.
|