|
De O.L.Vrouwbasiliek in het bekende Westvlaamse pelgrimsoord Dadizele Het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede bood méér dan 3 eeuwen lang opvang aan pelgrims, vanaf halfweg de 13de eeuw tot 1578. In die periode van de late Middeleeuwen gingen de passerende bedevaarders naar een van de 3 grote pelgrimsoorden Jeruzalem, Rome en Santiago de Compostela. Ofwel stapten ze naar een minder groot bedevaartsoord in westelijk Europa, ofwel naar een heiligdom (kerk, kapel, kloosters) in Vlaanderen zélf. Mede door de spreiding van de heiligenrelieken over vele kloosters, kerken en kapellen waren er tijdens de late Middeleeuwen tientallen regionaal en locaal getinte bedevaartsoorden: in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden samen zo'n 111 cultusplaatsen. In (het graafschap) Vlaanderen waren Maria-oorden het meest geliefd, bijv. Dadizele, Mesen, Lombardsijde, Oostkerke, Doornik, Halle, Scherpenheuvel, Alsemberg, Aarschot en Leuven. Zilveren reliekschrijn van de H. Rombuut in de St. Romboutskathedraal in Mechelen. In haast alle steden en dorpen was er een (soms miraculeus) beeld en/of reliek aanwezig van een of andere heilige. Een volledig beschrijvend overzicht van al die locale heiligdommen zou ons echt te ver leiden. We beperken ons daarom tot de "grotere", die minstens een regionale uitstraling hadden, zoals Brugge, Gistel, Beselare, Damme, Zande, Oudenburg, Aalbeke, Dudzele, Adinkerke, Geraardsbergen, Brussel, Geraardsbergen, Ronse en Wezemaal. We laten ook de heiligdommen buiten beschouwing die eeuwenlang in het Graafschap Vlaanderen lagen, maar nu tot het grondgebied behoren van Nederland (Zeeuws-Vlaanderen) ofwel Frankrijk (Frans-Vlaanderen). Die worden beschreven op de pagina van Nederlandse en Franse pelgrimsoorden. We behandelen hier evenmin de St.-Jakobskerken en -kapellen in de huidige provincie West-Vlaanderen, die lagen langs de 2 Compostela-routes, nl. de zogeheten "Via Brugensis" en de "Via Yprensis". Die komen eveneens aan bod op een aparte bladzijde van deze website. I. Maria-bedevaartsplaatsenDadizeleHet mirakelbeeld van O.L.Vrouw van Dadizele Dadizele (nu een deelgemeente van Moorslede) is een van de bekendste Maria-bedevaartsoorden van Vlaanderen. Het is onmogelijk om precies te zeggen wanneer de pelgrimages op gang kwamen. Vast staat wel dat Dadizele al halfweg de 13de eeuw een eerste kerk of kapel had, dank zij de mildheid van de gravin Margareta van Vlaanderen, de Heer van Dadizele en giften van de pelgrims, "die aldaer van alle kanten aankwamen". Deze oorspronkelijke kerk van Dadizele werd in de 15de eeuw vervangen door een sierlijke laatgotische kerk, met een albasten O.L.Vrouwbeeld. Deze kerk werd uitgebouwd tot een belangrijk bedevaartsoord door de bekende ridder Jan van Veerdeghem of van Dadizele (1432-1481), een weldoener die een belangrijke rol speelde in het Vlaanderen van de Bourgondische tijd. Hij was raadsheer van Filips de Goede en ook van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk die, net zoals Maria van Bourgondië, op bedevaart ging naar Dadizele. De kerk werd tijdens de protentantse Geuzenopstand in 1580 in brand gestoken, en in 1797-1800 door de Fransen beschadigd. Tussen 1857 en 1867 werd datgene wat overbleef van de 15de eeuwse kerk afgebroken en vervangen door de huidige imposante basiliek. MesenDe romaanse crypte onder de O.L.Vrouwkerk van Mesen Volgens kerkhistorici, o.m. B. d'Armentières (1676) is Mesen (momenteel een faciliteitengemeente in West-Vlaanderen) het oudste Vlaamse Maria-oord. Omstreeks het jaar 1065 werd er een benedictinessen-klooster voor adellijke vrouwen opgericht door de zalige Adela, de vrouw van Boudewijn V, graaf van Vlaanderen. Na Boudewijns overlijden, 2 jaar later, trok Adela zich terug in de abdij van Mesen. De abdijkerk was toegewijd aan O.L.-Vrouw en trok in de Middeleeuwen veel bedevaarders. In 1776 schafte keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk de abdij af en gaf haar een profane bestemming. Enkel de romaanse abdijkerk bleef verder in gebruik als parochiekerk onder het patroonschap van St.-Niklaas. Tijdens Wereldoorlog I (191-18) werden de vroegere abdij én kerk helemaal verwoest. Alleen de fraaie 11de eeuwse driebeukige crypte, waarin gravin Adela van Mesen begraven ligt, is bewaard gebleven. BruggeHet 13de-eeuwse O.L.Vrouw van de Potterie in Brugge O.L.Vrouw van de Potterie (nu een museum) was in de Middeleeuwen een pelgrims- en armenhospitaal. Het gasthuis werd in het midden van de 13de eeuw opgericht aan de Potterierei, maar er zijn geen geschreven bronnen van die periode. Van het einde van diezelfde eeuw dateert de verering voor het miraculeuze gotische Mariabeeld, dat oorspronkelijk tegen de buitengevel van de kapel stond, later op het barokke hoofdaltaar van de kloosterkapel. Sinds begin van de 14de eeuw gaat elk jaar, op Maria Hemelvaart (15 augustus), de processie van Blindekens uit naar de Potterie. OostkerkeZicht op Oostkerke (Damme) Oostkerke (nu een deelgemeente van Damme) was in de Middeleeuwen een Maria-bedevaartsoord. Rond het jaar 1100 stond er hier al een romaanse polderkerk met een typisch platte toren (cfr. Damme en Lissewege), die ooit dienst zou gedaan hebben als vuurtoren voor de schippers. In Wereldoorlog II (140-45) werd ze volledig verwoest. De huidige kerk (1952-54) herbergt nog een 17de eeuws albasten genadebeeld van O.L.Vrouw met kind. VivenkapelleDe Lieve Vrouwkapel van Vivenkapelle. Ets, 1858. In Vivenkapelle (nu een wijk van Damme) liet de Heer van Viven, met toestemming van paus Clemens VI, omstreeks 1350 een O.L.Vrouw-Geboortekapel bouwen, die veel bedevaarders aantrok. In de 16de eeuw werd de kapel verwoest door de Geuzen (die tegelijk het Mariabeeld roofden), in 1635 heropgebouwd en in 1797 nogmaals vernield tijdens de Franse Overheersing. In 1827 werd de vervallen kapel hersteld en later verwerkt als rechterzijkoor in de huidige neogotische kerk (1861-67) Op het altaar van de ingebouwde kapel staat het 17de eeuws houten wonderbeeld van Maria met Kind van Viven. LombardsijdeHet miraculeurs Maria-beeld in de kerk van Lombardsijde. Lombardsijde wordt beschouwd als de oudste bedevaartplaats in de Westhoek. Het vissersdorp bezat waarschijnlijk al in de 12de eeuw een kerk. Deze werd in de 16de eeuw vervangen (behalve de toren) door een laatgotisch bouwwerk. De kerk werd in 1643 hersteld, in 769 herbouwd en in Wereldoorlog I (1914-18) verwoest. Alleen de 13de eeuwse toren bleef overeind. In 1920 werd de huidige neoromaanse O.L.Vrouw-Bezoekkerk opgetrokken. Op het altaar van de linkerzijbeuk staat een houten gepolychromeerd gotisch genadebeeld van Maria, "Sterre der Zee", dat vermoedelijk dateert van ca. 1500. Volgens de legende zouden vrome vissers het Maria-beeld hebben gevonden op het strand van Lombardsijde en in de duinen een kapel ervoor hebben gebouwd. Wegens de grote volkstoeloop werd het beeld naar de parochiekerk overgebracht. Zowel de vissers van Lombardsijde en Nieuwpoort als de Ijslandvaarders begiftigden de kerk met zelfgemaakte miniatuurscheepjes, die als ex voto's bewaard worden bij het Maria-altaar. Doornik"ND-Flamande"-kapel achter hoofdaltaar van de Doornikse O.L.Vrouwkathedraal. De wereldberoemde 12de-eeuwse romaanse Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, met haar 5 majestueuze hoge torens boven de kruisbeuk, was in de Middeleeuwen een van de grootste en mooiste religieuze monumenten van westelijk Europa. Doornik was een knooppunt van bedevaartswegen die naar Zuid-Europa leidden, o.m. naar Santiago de Compostela. Van 1243 tot 1255 werd het romaans koor afgebroken en vervangen door een 58 meter lange gotisch koor. Rond het koor, achter het hoofdaltaar, waren er 5 kranskapellen, waarvan de middelste "Notre Dame Flamande" werd genoemd. Die kapel, tot de Franse Revolutie aan het einde van de 18de eeuw rijkelijk versierd met beeldhouwwerk en schilderijen, bezat een altaar met een O.L.Vrouwbeeld dat veel (straf)pelgrims uit Vlaanderen op bezoek kreeg. HalleHet wonderbeeld van O.L.Vrouw in de St. Martinuskerk van Halle Halle, in het brabantse Pajottenland, bezit sinds 1267 een kapel met een wonderbeeld van Onze-Lieve-Vrouw, aan de stad geschonken door Aleidis, dochter van Floris IV, graaf van Holland. Pausen en bisschoppen verleenden aflaten aan ieder die de bedevaartplaats bezocht. Vorsten als Edward I van Engeland en de Duitse keizer Lodewijk van Beieren vereerden Halle met een bezoek (beiden waren zwagers van graaf Willem II van Henegouwen). Omdat de oude parochiekerk en de Mariakapel te klein werden om de stroom pelgrims te verwerken werd in 1341 een nieuwe grote kerk gebouwd, die in 1410 nagenoeg voltooid was en werd ingewijd door de bisschop van Kamerijk. Toch bleven de bouwwerkzaamheden nog duren tot 1470. Dat Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, in 1404 te Halle overleed was eigenlijk een opsteker voor de reeds bloeiende bedevaartplaats. Sindsdien bezochten alle Bourgondische hertogen, hun familieleden, raadsheren, opvolgers en andere regerende vorsten het Maria-reliekschrijn in Halle en lieten er rijkelijke giften achter. De toekomstige Franse koning Lodewijk XI liet in 1460 zijn vroeggestorven zoontje Joachim begraven in de O.L.Vrouwkapel in de St. Martinuskerk van Halle. ScherpenheuvelDe O.L.Vrouwbasiliek van Scherpenheuvel. In Scherpenheuvel, oorspronkelijk een gehucht bij het Vlaams-Brabantse Zichem stond ooit op een heuveltop ("scherpe heuvel") een kruisvorige eik, waaraan een Mariabeeldje hing. Volgens de overlevering wilde omstreeks 1500 de knecht van een schaapherder het beeldje meenemen. Maar de man bleef aan de grond genageld tot een voorbijganger hem aantrof en het beeldje terug tegen de boom plaatste. Het wonderverhaal verspreidde zich in de hele streek en de pelgrims kwamen van heinde en verre naar het Mariabeeld op de heuvel. Maar bij de inval van de Geuzen in 1580 verdween het beeldje, en 7 jaar later kwam er een nieuw in de plaats. In 1602 bouwde men bij de eik een houten kapel en 2 jaar later een grotere stenen kapel. Het mirakelbeeld van O.L.Vrouw van Scherpenheuvel. De aartshertogen Albrecht en Isabella gaven in 1609 de opdracht tot de bouw van de huidige barokke Onze-Lieve-Vrouwbasiliek. Na de inwijding van de koepelkerk in 1627 kwam Isabella naar voren en strooide goud en juwelen uit over de altaartrappen om te beduiden dat aardse rijdkom niet het hoogste goed is. De mensen rondom haar volgden dit voorbeeld. Tot op vandaag is deze gewoonte nog in gebruik. De basiliek van Scherpenheuvel, met haar miraculeus Mariabeeld achter het hoofdaltaar, groeide vanaf de 16de eeuw uit tot het meest bezochte bedevaartsoord in ons land. LeuvenHet "Sedes Sapientiae"-beeld in de Leuvense St. Pieterskerk In Leuven was er vermoedelijk al in de 8ste eeuw een houten kapel en in het begin van de 11de eeuw stond er een romaanse zaalkerk met koor en crypte. Een eeuw later werd er een westbouw met 3 torens tegenaan gebouwd. Tussen 1410 en 1441 werd het romaans bouwwerk vervangen door de huidige witzandstenen St. Pieterskerk, een van de belangrijkste scheppingen van de Brabantse laatgotiek. De werkzaamheden duurden tot in de 17de eeuw en de 2 torens van het bouwwerk bleven onvoltooid. Tijdens de late Middeleeuwen gingen veel pelgrims op bedevaart naar het romaanse Lievevrouwebeeld "Sedes Sapientiae" (Latijn voor: Stoel van de Wijsheid) in de Leuvense St.-Pieterskerk. Het huidige beeld van de zittende Maria met Kind is een copie van het romaans origineel, daterend uit 1442. De "Sedes Sapientiae" is tot op vandaag de patrones gebleven van de katholieke universiteit van Leuven. AarschotHet interieur van de O.L.Vrouwkerk in Aarschot. In de late Middeleeuwen werden vele zogeheten strafbedevaarders door kerkelijke of wereldlijke rechtbanken gestuurd naar het Brabantse Aarschot, om er het Mariabeeld te vereren in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De kerk, met haar 84 meter hoge renaissance-toren, werd in de 14de eeuw gebouwd in Demergotiek-stijl, een regionale variante van de Brabantse hooggotiek. Aarschot was al omstreeks 1194 verheven tot stad en was daarmee een van de oudste steden van het hertogdom Brabant. AlsembergDe O.L.Vrouwkerk van Alsemberg. In Alsemberg (nu een deelgemeente van Beersel) stond al in 1155 een kapel, gebouwd door de H. Grafabdij van Kamerijk. Volgens de legende zou de H. Maagd aan de H. Elisabeth, koningin van Hongarije, hebben gevraagd om in Brabant een kerk te bouwen op de berg, waar de alsem bloeide. In 1242 trouwde prinses Sofia, dochter van de H. Elisabeth, met hertog Hendrik I van Brabant. Ze schonk de parochiekerk van Alsemberg een romaans-byzantijns miraculeus beeld van de Moedermaagd, aangeroepen als "Ster der Zee" (daterend van circa 1200 en gesneden uit Hongaarse haagbeuk. Sindsdien was het devotiebeeld van Maria in Alsemberg een trekpleister voor Vlaamse bedevaarders. Vanaf 1350 tot 1520 werd de romaanse kerk langzamerhand omgebouwd tot de huidige driebeukige laatgotische O.L.Vrouwkerk, die tot op vandaag een druk bezocht bedevaartsoord is. II. andere bestemmingenBruggebergkristallen reliekhouder met het H. Bloed van Brugge Brugge was in de late Middeleeuwen (van de 13de tot de 15de eeuw) een centrum van religieus leven, met vele kerken, kloosters en liefdadigheidsinstellingen, en werd daarom ook wel "het nieuwe Jeruzalem in Vlaanderen" genoemd. Pelgrims van heinde en verre werden aangetrokken door de H. Bloedkapel (sinds 1923 H. Bloedbasiliek), een dubbelkapel, gebouwd in romaanse stijl (1134-1157) door graaf Diederik van de Elzas. De kapel staat op de Burg, het historische centrum van Brugge. De gaaf bewaard gebleven sobere romaanse benedenkapel was de huiskapel van de graaf en zijn familie, en toegewijd aan de H. Basilius de Grote, wiens reliek vanuit Caesarea Mazaca (Cappadocia, Klein-Azië, het huidige Turkije) naar hier werd gebracht door graaf Robrecht II. De voorgevel van de dubbelkapel van het H. Bloed in Brugge. Op de bovenverdieping is de eigenlijke H. Bloedkapel. Was oorspronkelijik ook in romaanse stijl, werd in de 15e eeuw in gotische stijl herbouwd, tijdens de Franse Revolutie grotendeels verwoest, en in de 19de eeuw ingrijpend gerestaureerd in flamboyante neogotische stijl. In deze bovenkapel werd en wordt de beroemde reliek bewaard en vereerd van het H. Bloed van Christus. De absolute blikvanger in de kapel is uiteraard het reliekschrijn van het Heilig Bloed dat in 1617 door de Brugse goudsmid Jan Crabbe werd vervaardigd uit ca. 30 kg goud en zilver, verrijkt met meer dan 100 edelstenen. De romaanse benedenkapel van de H. Bloedbasiliek in Brugge Volgens een oude overlevering bracht Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen, na de tweede kruistocht, rond 1150, de relikwie van het Heilig Bloed (enkele druppels van het gestold bloed, door Jezus vergoten aan het kruis, weggenomen door Jozef van Arimathea) mee uit het H. Land. De graaf zou de kostbare relikwie hebben gekregen van zijn schoonbroer Boudewijn III van Anjou, koning van Jeruzalem. Maar in werkelijkheid werd de reliek pas in het begin van de 13de eeuw overgebracht, vermoedelijk vanuit Constantinopel, door toedoen van graaf Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen en Henegouwen én keizer van het Latijnse Rijk van Constantinopel (1204-1205). Sinds het einde van de 13de eeuw wordt elk jaar op Hemelvaartdag de relikwie van het Heilig Bloed in de H. Bloedprocessie rondgedragen. Het St. Janshospitaal in Brugge. In het St. Janshospitaal van Brugge, gesticht in het midden van de 12de eeuw, werden in de late Middeleeuwen eeuw verscheidene heiligen vereerd, zoals de H. Ursula (voor wie Hans Memling in 1489 het nieuwe reliekschrijn beschilderde) en vooral de H. Cornelius (3de eeuwse paus en martelaar), patroonheilige van het hospitaal. De verering voor de St. Cornelius kwam er op gang in de 14de eeuw en zijn beeld in de aan hem toegewijde kapel dateert nog van die tijd. Zijn relieken worden er bewaard in een reliekhouder (inde vorm van een ivoren hoorn), samen met die van de H. Ghislenus (abt in de 7de eeuw van de St. Ghislainabdij bij Bergen). Beide heiligen werden aanroepen tegen epilepsie en geestesziekten. GistelDe abdij "Ten Putte" in Gistel
De Benedictinessenabdij "Ten Putte" in Gistel (nu bewoond door broeders en zusters van de congregatie "Moeder van Vrede") was eeuwenlang een van de meest bezochte bedevaartsoorden in West-Vlaanderen. De abdij werd op het einde van de 11de eeuw gebouwd op de plaats waar in 1070 de H. Godelieve werd vermoord. Volgens een levensbeschrijving ("Vita Godeliph" door Drogo, een monnik van de abdij van St. Winoksbergen) uit 1080 werd Godelieve omstreeks 1052 uit adellijke ouders geboren op het slot Londesvoorde bij Bonen (nu Boulogne-sur-Mer). Marteldood van St. Godelieve. Rechts het wurgingstafereel. Onder de invloed van wonderen, toegeschreven aan Godelieve, kwam Bertolf tot inkeer. Na een boetebedevaart naar Rome huwde hij met een zekere Ripsim. Uit dat 2de huwelijk kreeg Bertolf een blind dochtertje, Edith, dat werd genezen door de ogen te wassen met water uit de poel waarin het lijk van de gewurgde Godelieve was geworpen. Bertolf bekeerde zich, ging op kruistocht en werd monnik in de abdij van Sint-Winoksbergen, waar hij overleed. Volgens de legende stichtte zijn dochter Edith in Gistel de Benedictinessenabdij "Ten Putte" op. Ze zou de eerste abdis zijn geweest, maar daarover bestaat geen enkele zekerheid. Het reliekschrijn van de H. Godelieve van Gistel. In 1084, slechts 14 jaar na haar dood, werd Godelieve door de bisschop van Doornik, Radbod II, in de kerk van Gistel heilig verklaard, in aanwezigheid van tal van hoogwaardigheidsbekleders, o.m. de abt van Sint-Winoksbergen en gravin Geertrui van Saksen, echtgenote van graaf Robrecht de Fries. De eeuwen door trokken talloze gelovigen op bedevaart naar de relieken van de H. Godelieve. In 1578 werd de abdij in Gistel door de Geuzen aangevallen en verwoest. De zusters kwamen terecht in Brugge, waar voor hen in de Boeveriestraat een nieuw klooster werd opgericht. De verlaten kloostergebouwen in Gistel vervielen in puin, met uitzondering van de kerk, die werd hersteld in 1614. Naast de huidige abdijkerk bevindt zich nog steeds de mirakelput, waar pelgrims water kwamen en komen putten, dat zou helpen tegen oogkwalen. BeselareDe St. Martinuskerk in Beselare. In Beselare (nu een deelgemeente van Zonnebeke) stond er al in het begin van de 11de eeuw een houten kapel, geschonken door een Ieperse edelman, wiens zoon in Zonnebeke woonde. In de 12de eeuw werd die kapel vervangen door een romaanse stenen kerk, die vanaf de 14de eeuw herhaaldelijk wijzigingen en verbouwingen onderging. In die late Middeleeuwen kwamen veel (straf)pelgrims naar Beselare om er de H. Vincentius te vereren. Uit de brede omgeving gingen er veel mensen gaan "dienen" (op mini-pelgrimage) om de H. Vincentius te aanroepen als beschermheilige tegen besmettelijke ziekten, verzweringen en verwondingen. Na de beeldenstorm en de talrijke kerkvernielingen, in het begin van de 17de eeuw, kwam er een laatgotische hallenkerkin de plaats. Deze werd tijdens Wereldoorlog I (1914-18) zo goed als helemaal verwoest en later heropgebouwd. AalbekeDe St. Martinuskerk in Beselare. Het dorp Aalbeke (nu een deelgemeente van Kortrijk) kreeg in de late Middeleeuwen het bezoek van vele pelgrims, die er een relikwie (tand) kwamen vereren van de H. Cornelius, die als paus in de 3de eeuw in Rome werd onthoofd op bevel van de keizer. Volgens de overlevering zou St. Cornelius, als bedevaarder, hier driemaal rond de kerk hebben gewandeld, waarvan hij de patroonheilige is. Tot op vandaag bestaat in Aalbeke nog de Broederschap van de Heilige Cornelius. Elk jaar op 16 september is er een speciale bedevaartsplechtigheid en worden St. Corneliuskoeken en -perentaarten gebakken. St. Cornelius was de beschermheilige van het hoorn- en kleinvee. Hij werd aanroepen tegen epilepsie (de Corneliusziekte), stuipen, verlamming, kramp en jicht. DammeHet H. Kruis in de O.L.Vrouwkerk van Damme. In de vroeggotische O.L.Vrouwkerk (vroege 13de eeuw) van Damme werd in de late Middeleeuwen het miraculeuze H. Kruis vereerd. Volgens de legende werd het in 1339 door Damse vissers uit zee opgehaald. Aan het kruis werden tal van mirakelen toegeschreven, en dat trok eeuwenlang talloze pelgrims aan. In 1578 plunderden de Geuzen de O.L.Vrouwkerk en vernielden het mirakelkruis. Enkel een fragment van het oorspronkelijke kruis bleef bewaard als relikwie in het St.-Janshospitaal in Damme. Er werd een nieuw H. Kruis gemaakt, dat nog steeds in de huidige O.L.Vrouwkerk van Damme hangt en dat jaarlijks in de plaatselijke H. Kruisprocessie en in de H. Bloedprocessie in Brugge wordt meegedragen. ZandeAlgemeen zicht op het polderdorp Zande (Koekelare). In het polderdorpje Zande (nu een deelgemeente van Koekelare), in de Middeleeuwen ook wel Cruussande (Kruiszande) genoemd, werd in de 13de eeuw een vroeggotisch kerkje gebouwd. In 1442 werd aan de kerk een stukje van het ware Kruishout van Jezus geschonken, dat bewaard wordt in een 17de-eeuwse reliekhouder in de vorm van een patriarchaal dubbekkruis. Zo was Zande in Vlaanderen een bekend bedevaartsoord. Na verwoestingen van Wereldoorlog I (1914-18) werd een kerkje opgetrokken naar het uitzicht van de oorspronkelijke gebedshuis, met een Lotharings kruis op de 40 meter hoge toren. OudenburgSt. Arnoldus in wapenuitrusting en met de bisschopsattributen (l.) en St. Jakob van Compostela (r.). Witstenen beeldhouwwerk, 15de eeuw. Oudenburg, Archeologisch Mus. In Oudenbrug werd omstreeks 1084 een benediktijnerabdij St.-Pieters gesticht door de H. Arnoldus, bisschop van Soissons, die op vredesmissie was in Vlaanderen. De zalige Gerwinus, monnik uit St. Winoksbergen, was abt in Oudenburg van 1095 tot 1105 en werd daarna kluizenaar. Zowel de H. Arnoldus (patroonheilige van de brouwers) als de zalige Gerwinus werden er in de late Middeleeuwen vereerd door bedevaarders. Tijdens de Franse Overheersing, in 1798, werd de St. Pietersabdij opgeheven en openbaar verkocht en kwam zo in privébezit terecht. De meeste gebouwen werden afgebroken, met uitzondering van het abtsgebouw en van de abdijhoeve met bijhorende middeleeuwse duiventoren. Een deel van de grote schuur ging in de 19e eeuw in de vlammen op. In 1989 werd de 17de-eeuwse abdijhoeve helemaal gerestaureerd. In het abtsgebouw, daterend van 1756, is nu een Archeologisch Museum gevestigd, waar men nog enkele overblijfselen van de vroegere abdij kan bekijken. DudzeleDe St. Pietersbandenkerk van Dudzele met, links, de traptoren van de gesloopte 12de-eeuwse romaanse kerk. In de Middeleeuwen was het polderdorp Dudzele (nu een deelgemeente ten noorden van Brugge) een vermaard bedevaartsoord van St.-Lenaart (= de H. Leonardus). Een document van 1089 toont aan dat er toen al in Dudzele een parochiekerk was, toegewijd aan St.-Pieters Banden. In het begin van de 12de eeuw begon de St.-Lenaart-pelgrimage. Dankzij de offergaven van de pelgrims beschikte men over de middelen om tussen 1150 en 1200 een grote laatromaanse St.-Leonarduskerk te bouwen. In 1578 werd de kerk opgeëist door de watergeuzen en nadien regelmatig beschadigd, geplunderd, in brand gestoken (1585), gedeeltelijk heropgebouwd en uiteindelijk gesloopt (1643), behalve een zuidelijke traptoren. In 1688 werd op de grondvesten een nieuwe Sint-Pietersbandenkerk opgetrokken, die in 1871 gedeeltelijk werd herbouwd. In de kerk staat een 18de-eeuws cultusbeeldje van St.-Lenaart, afgebeeld als diaken met in de rechterhand een open boek en in de linkerhand een paar boeien. Het oorspronkelijke beeldje berust nu in de St-Jacobskerk van Brugge. St. Lenaart in Dudzele werd aanroepen tegen verlamming, rugpijnen, blindheid of een andere handicap. Hij was ook de patroon van de krankzinnigen, de gevangenen (vandaar dat hij meestal staat afgebeeld met kettingen) en de kuipers. AdinkerkeDe St. Audomaruskerk in Adinkerke met cultusbeeld van St. Cornelius. In Adinkerke (nu een deelgemeente van De Panne) werd, volgens het plaatselijk kerkarchief, reeds in de Middeleeuwen een reliek vereerd van de H. Cornelius (een paus die in de 3de eeuw de marteldood stierf). De heilige werd er, net zoals in Aalbeke, door de bedevaarders aanroepen tegen vallende ziekte (= Corneliusziekte), stuipen, jicht en kinkhoest. Hij was tevens de beschermheilige van het hoorn- en kleinvee. De eerste (romaanse) kerk van het vissers- en boerendorp "Oyenkerke" werd gewijd in 1120 door de toenmalige bisschop van Terwaan. Ze werd verscheidene keren vernield: in 1580, 1644, 1657 en 1793. De huidige neogotische St.-Audomaruskerk dateert van 1856. In de rechterzijbeuk staat een houten Corneliusaltaar (1702), afkomstig van het voormalige Kapucijnenklooster van Veurne. GeraardsbergenZicht op Geraardsbergen. Joan Blaeu, 1649. In het Oostvlaamse Geraardsbergen kwamen de Middeleeuwse (straf)pelgrims vanuit alle lagen van de bevolking en vanuit alle uithoeken van Vlaanderen de relieken vereren van St. Adrianus. Op aandringen van de graaf van Vlaanderen, Robrecht I de Fries, verhuisden de Benedictijnen van de abdij van Dikkelvenne in 1081 naar Geraardsbergen en stichtten er de Sint-Pietersabdij. In 1175 brachten de monniken de relieken van Sint Adrianus over van Dikkelvenne naar Geraardsbergen en doopten hun klooster om tot St.-Adrianusabdij. De verering van Sint-Adrianus als beschermheilige tegen de pest gaf Geraardsbergen zoveel aantrekkingskracht en uitstraling dat de stad op een bepaald moment zelfs Adrianopolis werd genoemd. Verscheidene mirakels werden aan de heilige toegeschreven. RonseSt. Hermes' reliekschrijn in de romaanse crypte onder de kerk van Ronse. In Ronse (nu een stad en faciliteitengemeente, gelegen in de Vlaamse Ardennen in Oost-Vlaanderen) stichtte de H. Amandus, volgens de legende, in de 7de eeuw een Petrus en Paulusklooster. In 831 werd het kloosterdomein door Lodewijk de Vrome geschonken aan een abdij bij Aken. Op vraag van keizer Lotharius werden in 860 de relieken van St. Hermes overgebracht van Salzburg naar Ronse en in 1089 werden ze geplaatst in een wondermooie (nog steeds bestaande) ruime crypte onder de St.-Hermeskerk. De relieken trokken veel geesteszieken aan, die bij Sint-Hermes soelaas kwamen zoeken. In de loop der Middeleeuwen was Ronse een drukbezocht bedevaartsoord en een van de bestemmingen voor strafpelgrims. Tijdens de Beeldenstorm vluchtten de geestelijken en werd de Sint-Hermeskerk gesloten. Vanaf 1550 was Ronse een belangrijk centrum van calvinisme in de Spaanse Nederlanden tot de protestanten in 1580 werden verslagen door de troepen van de Hertog van Alva. overigeRomaans reliekschrijn van de H. Remaclus (1220-1268) in Stavelot. De wegen van de Vlaamse pelgrims tijdens de Middeleeuwen leidde in de huidige provincie Oost-Vlaanderen ook nog naar Gent (de H. Livinus), Ninove (de H. Cornelius), Appelterre (de H. Gertrudis) en Aalst (de H. man Job). In Vlaams-Brabant vermelden we Mechelen (St. Rombout), Brussel (Het Sacrament van Miralek in de St.-Goedelekerk), Asse, (het H. Kruis), Zoutleeuw (de H. Leonardus), Tongeren, Wezemaal (St. Job), Londerzeel (de Bergkapel of Kapel van Calvarie, die gelijkenis vertoont met de Jeruzalemkerk in Brugge). Vele bedevaarders gingen vanaf de 12de eeuw ook naar Antwerpen om er een reliek te vereren van de voorhuid van Jezus (die bij zijn Joodse besnijdenis was verwijderd). In het franstalig landsgedeelte waren bij de Middeleeuwse pelgrims uit Vlaanderen vooral in trek: Nijvel (St. Gertrudis), Luik (St. Lambertus), Stavelot (de H. Remaclus) en Saint-Hubert (de H. Hubertus, bisschop van Luik in de 8ste eeuw).
|