|
Karel Verhelst, pastoor van Moorslede van 1820 tot 1838, initiatiefnemer van de allereerste dovenschool in West-Vlaanderen (foto: Archief Spermalie, Brugge) In het begin van de 19de eeuw is het zogeheten "buitengewoon onderwijs", dwz onderricht aan dove, blinde en zwakzinnige kinderen, eigenlijk onbestaande in ons land, op enkele illustere uitzonderingen na. Eén van die uitzonderingen is de doven- en blindenschool (1829-1839) in Moorslede, wellicht het allereerste experiment van die aard in héél West-Vlaanderen. Al in de 18de eeuw zou een zekere De Caigny zich in Meulebeke met doven hebben beziggehouden, maar daarover is weinig bekend. Allicht een van die vele privé-initiatieven, maar géén echte school zoals in Moorslede en later in Brugge (Spermalie). het dovengesticht in Gent van de Zusters van Liefde (1820) Behalve in Moorslede bestaan elders in ons land enkel nog dovengestichten in Luik (het oudste, opgericht in 1819 door Jean-Baptiste Pouplin), in Gent (gestart in 1820 door de "Zusters van Liefde" van kanunnik Triest) en in Brussel (gesticht door diezelfde "Zusters van Liefde" van Gent, in 1834). Karel Verhelst, die van 1820 tot 1838 pastoor is in Moorslede, besteedt voor die tijd uitzonderlijk veel zorg aan zijn dove parochianen. Hij vertelt de blinde Rumbeekse burgemeester Alexander Rodenbach dat hij zélf ook de gebarentaal kent van zijn dove parochianen en zelfs hun biecht hoort! Vast staat dat Verhelst al in 1829 in de lagere meisjesschool van de zusters speciaal onderwijs laat geven aan dove kinderen. onderpastoor en latere kanunnik Charles-Louis Carton (1802-1863) schilderij door Carlo Picqué (1841) Pastoor Verhelst koestert grootse plannen met zijn bescheiden begonnen dovenschooltje. Hij onderhoudt vanaf 1829 een drukke briefwisseling met onderpastoor Charles-Louis Carton van Ardooie en doet regelmatig een beroep op diens ervaringen, opgedaan tijdens privé-lessen met 5 dove jongens. Er is geen afbeelding bewaard van Zr. Constantia. Wél enkele brieven van haar. Hier het einde van een kort schrijven uit 1835 aan pastoor Bruyne van Izegem: "Uwe ootmoedige Dienaeresse. Soeur Constance" (Brugge, Spermalie-archief) Verhelst engageert zijn 19-jarige nicht Zr Constantia Doorme, die behoort tot het onderwijzend korps van het Franstalig "pensionaat voor jonge Jouffrouwen". Om de speciale methode voor dovenonderwijs aan te leren, gaat Zr Doorme in de leer bij onderpastoor Carton in Ardooie en maakt diens methode eigen om doven rechtstreeks de spreektaal aan te leren via gebarentaal (= mimiek).
standbeeld van Abbé Charles-Michel de l'Epée. Binnenkoer van het Institut Nationale des Sourds. Parijs, rue St.-Jacques Wanneer Alexander Rodenbach hem in 1833 signaleert dat de dovendeskundige Pissin-Sicard, van het befaamde Parijse "Institut National des Sourds-Muets", naar Brussel komt voor de opleiding van dovenleraren, aarzelt pastoor Verhelst niet om zijn nicht naar Brussel te sturen om er diens cursussen te volgen. openbare demonstratie van dovenonderricht Na de terugkeer van Zr Constantia, in 1834, is er in Moorslede de officiële opening van het "bezonder huys van opvoeding voor de doof-stomme dogterkens". De dovenschool is ondergebracht in het gebouw van de kostschool, maar vormt er een afgescheiden deel van. standbeeld van Mgr Désiré De Haerne in Kortrijk (1895). Aanvankelijk op de grote markt, sinds 1951 op een pleintje in de De Haernelaan. Rechts van het voetstuk een Zuster van Liefde die les geeft aan een (doof) kind. Onderpastoor Désiré De Haerne is "de bestierder" en Zr Constantia de "Oppermeesteres". Haar zus behoort ook tot het personeel. De school is in de praktijk elitair want de jaarlijkse kostprijs bedraagt: 324 Fr voor kinderen uit rijke gezinnen (met een supplement van 25 Fr voor de speciale dovenbibliotheek); 224 Fr voor meisjes uit weinig bemiddelde gezinnen of die financieel gesteund worden door een weldoener of een weldadigheidscomité. De dove meisjes kunnen les volgen in het "Vlaemsch" of in het Frans. Het lessenpakket bestaat uit: godsdienst, lezen, schrijven, rekenen, handwerk en huishouding. twee zusters in de bewaarschool van Spermalie (1840) In 1835 zijn er al 16 leerlingen. De school heeft een uitstekende reputatie en geldt als voorbeeld voor nieuwe projecten elders. Algauw wordt gedacht aan buitengewoon onderwijs voor blinde kinderen en naar ruime behuizing om die bijkomende blinde kinderen in onder te brengen. de Oude Houtmarktstraat waar ooit de Bonaertschool stond
enkele huizen in de Oude Houtmarktstraat vóór de vernielingen tijdens Wereldoorlog I (Foto Antony. Bron: Roland Meulebrouck) Op 22 december 1836 trekt het stadsbestuur van Ieper een bedrag van 3000 Fr uit om, met de hulp van Staat en Provincie, een "Gesticht voor Doofstommen en Blinden" op te richten in de "Bonaertschool", ook "St.-Jozefschool" genoemd (in 1777 opgericht door de adellijke gezusters Marguerite en Barbe Bonaert in de huidige Oude Houtmarktstraat, voor de opvang van een 40-tal achterlijke en gehandicapte meisjes, die uit andere scholen waren geweerd). Het stadsbestuur dringt lange tijd aan bij pastoor Verhelst van Moorslede om Zr Constantia te laten overkomen als bestuurster. "Institut National des jeunes Aveugles", Parijs (19de eeuwse ets) Het gesticht wordt in 1837 vanuit Moorslede overgebracht naar Ieper en telt 28 "kweekelingen", voortaan zowel meisjes als jongens. Het lessenpakket is opvallend omvangrijker dan in Moorslede: naast godsdienst, lezen, schrijven, Frans, Vlaemsch, handwerk ook Engels, Duits, aardrijkskunde, geschiedenis, tekenen en orgel (harmonium) bespelen. Maar blindenonderwijs vereist gespecialiseerde leerkrachten. In 1837 gaat (alweer!) Zr Constantia, ditmaal met een staatstoelage op zak, studeren aan het toonaangevende "Nationaal Blindeninstituut" ("Institution Royale des Jeunes Aveugles") in Parijs. St.-Elisabethschool (nr 17) op een grondplan van Ieper uit 1840 nr 18 is het gebouw Conincxdale in de Rijselstraat!
ingangspoort van de St.-Elisabethschool waar Zr Constantia overleed. Het Lieve Vrouwbeeldje dateerde van 1723 (Foto van voor WO I. Bron: Stedelijk Museum, Ieper) In datzelfde jaar 1837 komt de functie vrij van bestuurster van de St.-Elisabeth wezenschool voor meisjes in de huidige St.-Elisabethstraat nr 6 (waar zich nu de Gesubsidieerde Vrije Basisschool voor Buitengewoon Onderwijs bevindt) in Ieper, en deze wordt toevertrouwd aan Zr Constantia. Met goedkeuring van de gemeenteraad brengt ze 25 dove en blinde kinderen over naar een vleugel van die school. Prospectus van Zr Doorme's doven- en blindenschool in Ieper (Bron: Brugge, Spermalie-Instituut) Helaas kent de naar Ieper verhuisde school maar een kortstondig bestaan. Omdat de Bonaertschool en de St.-Elisabethschool sinds 1798 zijn gefusioneerd is Zr Constantia niet enkel "regente" van de doven- en blindenschool, maar daarnaast ook bestuurster van de héle wezenschool. Dat is te veel gevraagd! De over-ijverige zuster raakt overwerkt, zwaar ziek en overlijdt eind november 1838, op 29 jarige leeftijd. Ze is letterlijk en figuurlijk zo "onvervangbaar" dat het Ieperse stadsbestuur genoodzaakt is dit unieke experiment stop te zetten. De meeste leerlingen komen terecht in het Spermalie-instituut, dat kanunnik Charles Carton inmiddels, in 1836, heeft opgericht in Brugge. Het doek over het Moorsleeds/Iepers doven- en blindengesticht is gevallen, om verscheidene redenen: ten eerste is het hele project té ambitieus, te hoog gegrepen; ten tweede draait alles teveel rond één persoon en is er daarnaast gebrek aan bijkomend gekwalificeerd personeel; ten derde is het allemaal te veel, en veel te vlug, in amper 5 jaar tijd; ten vierde zijn er niet voldoende financiële middelen en ontbreekt overheidssteun; ten vijfde zijn er te weinig leerlingen. Zoals tal van kleinschalige initiatieven van buitengewoon onderwijs in die pionierstijd, blijkt ook de Moorsleedse doven- en blindenschool niet levensvatbaar te zijn. Alleen de grote, centraal gelegen instituten, bijv. Spermalie in Brugge, weten te overleven, tot op vandaag. Het voormalige Engelse Jezuïetencollege in Brugge waarin het eerste doven- en blindeninstituut van Carton was gevestigd (1836-1868)
Tenslotte nog enkele pittige historisch details. Moeder Nathalie Verschaeve met dove en blinde kinderen (Brugge, Spermalie-Instituut) In 1837 bepaalt de provinciewet dat slechts één doven- en blindenschool per provincie in aanmerking komt voor erkenning en subsidiëring door de overheid. Die van Zr Doorme in Ieper is de oudste en maakt veel kans. Maar het jaar daarop sterft Zr Doorme en de Zusters van Spermalie in Brugge zien hun kansen stijgen. Wekenlang bidden ze vurig tot de H. Jozef opdat hun recent opgerichte doven- en blindeninstituut zou mogen blijven voortbestaan. Uitgerekend op het feest van de H. Jozef bereikt hen het bericht dat het Instituut in Ieper door het stadsbestuur aldaar is opgedoekt. Zo wordt Spermalie in Brugge vanaf 1838 de enige erkende opleidingsmogelijkheid in West-Vlaanderen voor doven en blinden!
|