|
Zusters tijdens de maaltijd. Pietro Lorenzetti, 1341 (Firenze, Uffizi).
vastenVasten is in de Kerk een zogeheten "oefening in versterving". Bij versterving gaat het om beheersing van de lichamelijke verlangens. Het is o.m. de bedoeling niet of nauwelijks te eten en te drinken, en in het algemeen afstand te nemen van alle verslavingen en hartstochten die de weg tot God kunnen versperren. Jezus bracht, ter voorbereiding op zijn openbare leven, 40 dagen en nachten door in de woestijn om er te vasten (Matteüs 4,1-2). Al vastend stelde hij zich helemaal open voor de kracht van God en de boodschap van Gods liefde. In de Middeleeuwen probeerden alle christenen, inzonderheid de kloosterlingen, dat voorbeeld van Jezus door onthouding en boete na te volgen.De statuten (1473) van het Gasthuis Ten Bunderen van Moorslede bevatten een uitgebreide regelgeving voor de zusters in verband met vasten en vlees derven: "Alle vridaghen zullen zij vasten het en ware kerstdach. inschelijcx alle daghe in de vastene ende alle ander daghen die de heleghe kercke ghebiet te vastene In den advent zullen zij vleesch derven ende vasten maendach woensdach vridach ende zaterdach up den goeden vridach ende onser vrauwe avent half oust zullen zij vasten te borren (= water) ende te brode ende swoendachs en zullen zij gheentijt (= nooit) vleesch eten binden hospitale". De zusters van Ten Bunderen waren dus gehouden te vasten op de dagen, die door de Kerk waren vastgelegd: "alle daghen die de heleghe kercke ghebiet te vastene". Op die dagen mochten de religieuzen geen vlees, vleesbereidingen of dierlijk vet eten. Bovendien waren alle zuivelproducten verboden en was het aantal warme maaltijden beperkt tot één in plaats van twee per dag, met bij uitstek vis op het menu. Alle vasten- en onhoudingsdagen tesamen besloegen méér dan de helft van de 365 dagen van het jaar. Alléén zeer oude of zieke zusters konden hiervan dispensatie (= vrijstelling) krijgen van de overste. Wanneer zusters twee aan twee buitenshuis gingen mochten ze eten wat hen werd voorgezet. Men kan spreken van 2 cycli van kerkelijk vastgelegde vasten- en onthoudingsdagen:
vlees dervenEetkom met brood. Eindhoven, Historisch Openluchtmuseum. Het jaar rond was het verboden om vlees te eten op woensdag: "swoensdachs en zullen zy gheentyt (=nooit) vleesch eten binden hospitale". Ter vervanging van vlees werden zuivelproducten op tafel gezet. Buiten de vastentijd vóór Pasen, de adventstijd vóór Kerstdag, de quatertemperdagen en de vigilies mochten de zusters geen vlees klaarmaken op maandag, woensdag vrijdag en zaterdag, maar wel op zondag, dinsdag en donderdag. Er werd een uitzondering gemaakt wanneer grote kerkelijke feesten op een van die dagen viel. De plaatsing van de onthoudingsdagen op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag gebeurde niet willekeurig. Zo herinnert de woensdag aan het verraad door Judas, de vrijdag aan het lijden en de dood van Jezus. De zaterdag en de maandag vormen respectievelijk een voorbereiding en een nabeleving van de zondag. zelfkastijdingGeseling van Christus. P. P. Rubens, begin 17de eeuw. (Gent, Museum voor Schone Kunsten) In tal van middeleeuwse kloosterstatuten werd nog een bijkomende vorm van lichamelijke versterving opgelegd. De religieuzen moesten zichzelf, meestal een keer per week, een lijfstraf toedienen in de vorm van geseling, meestal op de rug. Deze praktijk was bedoeld als boetedoening om te delen in het lijden van de gegeselde en gekruisigde Jezus en om de eigen lichamelijke bekoringen te bedwingen. afgescheiden levenDetail van een schilderij (1578) in het Stedelijk Museum Hof van Busleyde in Mechelen. De zusters van het Gasthuis Ten Bunderen waren dan wel geen slotzusters. Ze mochten zich niet zomaar alléén buiten hun kloosterdomein begeven of praten met een wildvreemde man. Voor een uitstapje moesten ze de toestemming krijgen van de overste én altijd vergezeld zijn van een andere zuster, niet naar eigen keuze, maar aangeduid door de overste: "Zy mueghen ooc huten bevanghe (= omheining) vanden hospitale niet gaen zonder oorlof noch zonder eene andere zustere...Niemant zal eenen man alleene toe spreken ten ware vadere broedere oem of ander eerbaer persoon niet suspect zynde" Deze clausuur (afgeleid van het Latijnse "claustra", wat afzondering betekent) maakte het klooster ontoegankelijk voor buitenstaanders, met uitzondering van naaste familieleden, gasten, pelgrims, zieken, werklieden, personeel, e.a. Tegelijk moest ze de zusters beschermen tegen de verlokkingen van de buitenwereld. Zo konden onnodige afwezigheden het hechte gemeenschapsleven verstoren en de interne discipline aantasten. stilteReconstructie van een middeleeuwse kloosterdormter. In de kapel en 's nachts in de "dormter" (= gemeenschappelijke slaapruimte) mochten de zusters niet met mekaar praten: "zij zullen ooc alle houden silencie inde capelle ende inden dormtere ten ware dat zij den aermen toespreken moesten". In de meeste hospitalen en gasthuizen werd bovendien stilte voorgeschreven tijdens de gemeenschappelijke maaltijden in de eetplaats ("refectorium"). Als het echt nodig was om iets te zeggen of te vragen, dan gebeurde dat discreet en fluisterend. Reconstructie van een middeleeuwse kloosterrefter. Tijdens het eten luisterde men, in stilte, zoals de Regel van Augustinus oplegt, naar de lectuur van een of ander stichtend boek, bijv. een heiligenleven. De "meesteres" kon eventueel, na afloop van de lezing, nog een stichtend woord spreken. Of die verplichte stilte ook gold voor de kleine communauteit van het Gasthuis Ten Bunderen is niet te achterhalen. In de bewaard gebleven statuten staat daarover niets vermeld. Allicht beschikten de enkele zusters niet over een aparte eetplaats en aten ze in de huiskamer, in dezelfde ruimte waarin ze ook kookten en handwerk verrichtten.
|