|
processie in pelgrimsoord. Ingekleurde houtsnede. Parijs, Bibl. Arts Décoratifs De grote middeleeuwse bedevaartsoorden hadden in de ogen van de pelgrims een héél sterke sacrale uitstraling. Ze vormen als het ware het centrum van een sacraal territorium dat uitdeinde in concentrische cirkels.
Compostela, het geestelijk centrum van Galicië in NW-Spanje
vormen van groeps- en privé-devotiesIn de meeste bedevaartsoorden bleef de kerk dag en nacht open, om avondlijke en zelfs nachtelijke gebedswakes mogelijk te maken. De pelgrims brachten inderdaad de nacht na hun aankomst meestal door in de basiliek om er te waken bij de relieken of gewoon in te dommelen, in de hoop dat tijdens hun "heilige slaap" (naar het voorbeeld van de antieke rituele "tempelslaap" of "incubatio") de heilige hen zou verschijnen in een droom om hen eventueel te genezen of een remedie voor een kwaal te geven. Zo'n nachtwakes gingen gepaard met heel wat gedruis, gejammer van zieken, geween en geroep van bezetenen, en uiteraard gebeden en gezangen, al dan niet begeleid door lieren, tamboerijnen, fluiten, harpen en andere instrumenten: dat zorgde voor een ware kakafonie van talen, die de gebedssfeer ongetwijfeld niet ten goede kwam. Het gebed van de pelgrims was vaak heel eenvoudig, namelijk het onvermoeibaar herhaald aanroepen, als een mantra, van de naam van de heilige. Tijdens het gebed konden ze 3 houdingen aannemen: het lichaam helemaal op de grond, rechtstaand met uitgestrekte armen (orant-houding), of geknield met de handen in gebed gevouwen. In de 12de en 13de eeuw kwam het gebruik op van de noveen, 9 opeenvolgende dagen of nachten van gebed in de kathedraal, soms gepaard gaande met boete-oefeningen, zoals vasten of dragen van een boeteriem. Sommigen ontdeden zich van hun kleren, geselden zich of lieten zich geselen door een monnik of priester. processie met reliekschrijn van St. Hubertus. Miniatuur, 1463 De pelgrims namen tijdens hun verblijf ook deel aan andere liturgische plechtigheden, zoals de H. Mis, of aan gemeenschappelijke rituelen, georganiseerd door de plaatselijke clerus of kloostercommunauteit ter gelegenheid van bepaalde feesten. Die feesten konden lang duren. Ze begonnen met een vooravondwake (bij het zingen van psalmen en hymnen), op de dag zélf een plechtige mis, een processie of uitstalling van de reliek(en), preken en voordrachten, publieke voorlezing van de mirakelen van de plaatselijke heilige, en aan het slot een groepsmaaltijd, soms aangeboden door een of meer weldoeners. Het feest ging meestal gepaard met een foor of kerkmis (afgeleid van het woord: kerk-mis), waarvan de opbrengst werd besteed aan goede werken en liefdadigheid. een vrouw biecht haar zonden. Houtsnijwerk, 15de eeuw. Bolsward, Martinikerk, koorgestoelte Tijdens hun verblijf in het pelgrimsoord beoefenden de bedevaarders allerlei vormen van individuele devotie: gebed, gewetensonderzoek, biechten, vasten, zelfkastijding, goede werken zoals het uitdelen van aalmoezen of zieken verzorgen, vrijwillig leven van de bedelstaf, enz. mirakelenmirakuleuze genezing van een kreupele. Grisaille-miniatuur, 1456. Parijs, BN Veel pelgrims verwachtten van hun bedevaart een lichamelijke genezing. De genezende kracht van relieken (zoals ze werden beschreven in mirakelverhalen) vormde een speciale aantrekkingskracht. De toeloop in heligdommen was het grootst op zondag, en vooral op die dag en in de nacht van zaterdag op zondag hadden de meeste mirakelen plaats. Gewoonlijk stond bij de ingang van het heiligdom een monnik of geestelijke om de zieken te ontvangen, te ondervragen, en ze vervolgens te begeleiden naar de relieken. Van zodra een pelgrim zich oprichtte of een kreet van genezing slaakte, ging er een golf van enthousiasme door het hele kerkgebouw, begon iedereen te bidden, werd het "Te Deum" gezongen en werden de klokken geluid. een blinde jongen wordt bij het graf van St. Lodewijk geleid. Miniatuur, 15de eeuw. Parijs, BN Het mirakelverhaal verspreidde zich als een lopend vuur. Van heinde en verre kwamen andere zieken, lammen, blinden, doofstommen en kreupelen opdagen om ook genezing te vinden. De overgrote meerderheid van hen moesten naar huis terugkeren zoals ze gekomen waren. Maar ze verloren er de moed niet bij en reisden onvermoeibaar van het ene heiligdom naar het andere, tot er misschien genezing kwam.Volgens bepaalde teksten waren er ook schijn-genezingen, waarbij bepaalde zieken een genezing veinsden om vlotter aalmoezen te krijgen van de omstaande menigte of gewoon om de aandacht te trekken. attesteen Compostela-certificaat uit het begin 17de eeuw. De middeleeuwse pelgrims besteedden meestal de dag na hun aankomst aan het ontvangen van de sacramenten. Eerst deden ze een gewetensonderzoek en spraken hun biecht, om daarna - gezuiverd van zonden - de mis bij te wonen en de communie te ontvangen. In Compostela gingen de bedevaarders naar een kranskapel achter het hoofdaltaar waar ze, uit de handen van een kanunnik de felbegeerde "Compostela" ontvingen. Dat was een officiëel op naam gesteld en gedateerd geschreven (later gedrukt) document. Het bezit van een "Compostela" of soortgelijke certificaten van andere heiligdommen gaf de bezitter ervan makkelijker toegang tot de faciliteiten voor onderdak en eten onderweg, in kloosters, hospitalen, gasthuizen, enz. En bij hun terugkomst thuis konden ze dan het formulier tonen als bewijsstuk dat ze daadwerkelijk en persoonlijk de verre pelgrimstocht hadden afgelegd. offergaven en ex-voto'sSt. Wolfgang's graf, beladen met votiefgeschenken. 16de-eeuw schilderij De verering van de relieken in het bedevaartsoord was niet voldoende om in contact te komen met de heilige en zijn/haar tussenkomst te verkrijgen. Ze vonden het erg belangrijk om een offergave te schenken als dank voor een verkregen gunst of als vervulling van een vooraf gedane belofte. Daarom lieten ze in het bedevaartsoord een tastbaar voorwerp achter, een zogeheten "ex-voto" (Latijn voor: krachtens een gelofte), ook wel beloftegift, wijgeschenk of votiefgeschenk genoemd. Dat hadden ze van thuis of van onderweg meegebracht of ter plaatse gekocht bij een van de vele kramen op het plein voor de kathedraal. zogenaamde morfologische ex-voto's in was. Bamberg, diocesaan museum Zo'n ex-voto's waren meestal symbolisch en gepersonaliseerd, d.w.z. dat ze rechtstreeks verwezen naar de aard van de verkregen gunst. Een kreupele bijv. offerde zijn nutteloos geworden krukken, een ex-gevangene liet de ijzeren boeien achter waarvan hij was bevrijd, een overlevende van een schipbreuk of een storm op zee schonk een scheeps-maquette, zegevierende soldaten offeren (een deel van) de oorlogsbuit, enz. Erg in trek waren de zogeheten morfologische ex-voto's in was, zilver of goud, die de (miniatuur)vorm hadden van het lichaamsdeel waarvoor genezing werd gevraagd of verkregen. Een vrouw bijv. die zwanger werd na een lange periode van onvruchtbaarheid, gaf een wassen of gipsen afbeelding van een kindje. Die vele votiefgeschenken sierden de wanden van het heiligdom. Wassen ex-voto's werden deels verkocht of "gerecycleerd" in kaarsen voor de verlichting van het heiligdom tijdens de rest van het jaar, ook in de winter wanneer er weinig pelgrims kwamen. pelgrims schenken geld aan het heiligdom. Miniatuur, 15de eeuw. Chantilly, Mus. Condée Arme pelgrims moesten zich beperken tot een bescheiden offergave in natura, zoals landbouw- of veeteeltproducten: eieren, graan, rogge, vlas, wijn, of soms dieren, zoals kippen, varkens, koeien, schapen e.d. Velen schonken gewoon een of meer muntstukken ofwel een kaars, die vaak precies dezelfde lengte had als die van hun lichaam. De rijken en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders gaven een "oblatio" (Latijn voor: wijgeschenk), een voorwerp in goud of zilver, zoals een kroon, een kruis, een kandelaar, een reliekhouder, een godslamp, een luster, een kelk, een vaas, een juweel, een beeld, e.d. Die vele gaven waren een vanzelfsprekend een rijke bron van inkomsten voor het heiligdom en de daaraan verbonden geestelijken of monnikengemeenschap. In de loop der eeuwen vormden al die giften het rijke artistieke patrimonium van het heiligdom. graffiti van pelgrims. Jeruzalem, H.Grafkerk, St. Helena-crypte De pelgrims lieten niet enkel offergaven en ex-voto's achter. Om hun aanwezigheid in een heiligdom te vereeuwigen krasten ze op de muren, vooral bij de ingang, inscripties ("graffiti") in de vorm van een eenvoudig kruisje of ander symbool of gewoon hun naam. logiesde dorstigen laven, een van de 7 werken van barmhartigheid. Fragment, schilderij, 1485 De eerste praktische zorg van de pelgrims was het vinden van een onderkomen in de bedevaartplaats. Logies en maaltijden werden hen aangeboden in een gasthuis, hospitaal, klooster of herberg. Het verblijf was meestal van korte duur, 3 à 4 dagen, want de grote toeloop joeg de prijzen voor overnachting de hoogte in. Een uitzondering vormden de Vlaamse strafbedevaarders, die als straf van de rechtbank één jaar of meer verplichte residentie (= verbanning) waren opgelegd in een pelgrimsoord. Om hun overnachting en eten in een van de herbergen te kunnen betalen mochten ze ter plaatse een ambacht uitoefenen. Sommige genezen zieken bleven voor de rest van hun leven in de buurt van het heiligdom wonen, leidden soms een monastiek leven en lieten zich daar begraven, bijv. op de Olijfberg bij Jeruzalem. souvenirsNet zoals de hedendaagse pelgrims of toeristen bezochten de middeleeuwse bedevaarders ook andere kerken, gebouwen en bezienswaardigheden in het bedevaartsoord alvorens terug te keren naar huis. Wanneer het moment van de terugtocht aanbrak waren ze in het bezit van bepaalde voorwerpen, die blijvende herinneringen waren aan hun verblijf.
|