|
|
De bedevaartroutes naar het H. Land |
kaart met de reisroutes over land en in de Middellandse Zee naar het H. Land
De Vlaamse pelgrims die in de Middeleeuwen naar Jeruzalem en andere Heilige Plaatsen in Palestina trokken konden dat doen op 3 manieren:
- helemaal over land. Dat was het langste traject: een voettocht naar Jeruzalem kon makkelijk 3 jaar duren! De reis liep via Hongarije, de Balkan, Constantinopel, Anatolië tot in Antiochië, en van daaruit zuidwaarts naar Jeruzalem. Deze landweg werd vooral bewandeld vanaf de 10de eeuw, omdat, door de bekering van koning Stefanus I (die regeerde van 977 tot 1038), de doortocht van Hongarije niet langer moeilijkheden opleverde én omdat de Middellandse Zee oversteken een zéér riskante onderneming was. Maar vanaf het einde van de 12de eeuw werd de route over land zo onveilig dat de H. Landreizen (ook die van de kruisvaarders) helemaal of gedeeltelijk per schip verliepen.
Laden van een schip. Vlaamse miniatuur. 15de eeuw. (Oxford, Bodleian Library).
- helemaal over zee. In de 13de eeuw was er, vanuit de Hanze-steden aan de Noord- en Oostzee, een goed georganiseerd handelsverkeer over zee naar de havens in de Levant (West-Azië) in het oostbekken van de Middellandse Zee. In het graafschap Vlaanderen waren er verscheidene inscheep- of vetrekhavens voor Jeruzalem-bedevaarders: Duinkerken, Nieuwpoort, Brugge, Damme, Hoeke en Sluis. Later, met de verzanding van het Zwin, werd de haven van Antwerpen de belangrijkste uitvalsbasis. De schepen "ter lange omvaart" volgden een maritieme route langs de Atlantische kust van Frankrijk en het Iberisch schiereiland tot aan de Straat van Gibraltar, waar ze de Middellandse Zee binnenzeilden.
De Noord-Italiaanse havenstad Genua. Braun & Hogenberg, 1572.
Daar waren allerlei tussenstops mogelijk in de havens van Zuid-Frankrijk (Narbonne, Arles, Marseille, St.-Gilles), aan de westkust van Italië (Genua, Napels, Lucca, Amalfi enz), op de eilanden Corsica, Sardinië, Sicilië, Korfoe, Kreta, Rhodos en Cyprus.
De haven van Jaffa (nu Haïfa). Henry de Beauvau, 1615.
Luchtfoto van de havenstad Acco, het laatste bolwerk van de kruisvaarders in het H. Land
Caesarea, een van de havens aan de kust van Palestina.
De haven van Sidon. David Roberts, 1839.
Tot slot gingen ze aan land in een haven bij het H. Land (Jaffa, Acco, Caesarea, Tyrus, Sidon), en verder te voet te trekken tot Jeruzalem. Zo'n zeereis "ter lange omvaart" kon tot één jaar duren.
havensteden in Italië en Zuid-Frankrijk (met rode bol aangestipt) waar pelgrims voor het H. Land inscheepten
- deels over land, deels over zee. In de late Middeleeuwen maakten de Vlaamse pelgrims het meest gebruik van deze formule. Vanuit onze streken namen ze een van de bestaande grote Noord-Zuid bedevaartswegen over land, zoals de "Via Francigena" (die naar Rome leidde), of een van de Compostela-wegen (tot in Zuid-Franrijk). In Venetië, Genua of Marseille zetten ze de reis naar de overkant van de Middellandse Zee dan verder per boot.
Amalfi in Zuid-Italië, al in de Hoge Middeleeuwen een oversteekhaven naar het H. Land
De haven van het Zuid-Italiaanse Bari. Giambatista Albrizzi, 1761.
Maar tot het midden van de 13de eeuw trokken sommige bedevaarders nog verder te voet, via Rome, tot een van de havensteden in Zuid-Italië, zoals Napels, Brindisi, Amalfi, Messina, Bari, Otranto, enz., om van daaruit pas per schip naar een van de havens van het H. Land te varen. De overtocht aan boord van een schip duurde minstens 6 weken.
vertrekhavens
Een schip wordt geladen met waren en paarden voor het H. Land. Miniatuur (Parijs, Bibl. Nat.).
Tijdens de periode van de kruistochten (van 1099 tot 1271) en de bezetting van Palestina kwam er in de Middellandse Zee geleidelijk een goed georganiseerd maritiem handelsverkeer op gang, met name vanaf het einde van de 12de eeuw. Volgens een getuigenis van de kroniekschrijver Albert van Aken lagen, alléén al in de zomer van 1102, zo'n 220 schepen voor de kusten van het H. Land. Niet enkel kruisvaarders en handelslui maar, in hun kielzog, ook talloze pelgrims stroomden naar Jeruzalem en andere heilige plaatsen.
Middeleeuwse kaart met maritiem verkeer in het Middellandse Zeegebied (Onbekende cartograaf).
Vaak was het voor de bedevaarders moeilijk om een plaats te bemachtigen op een schip, omdat de vraag véél groter was dan het aanbod. Ook na de kruistochten werd het pelgrimsvervoer een belangrijke activiteit voor reders in tal van Zuid-Europese havensteden, die een hele organisatie opzetten voor bedevaarten naar het H. Land. Zelfs na de inname van Constantinopel door de Turken in 1453, bleven Venetiaanse galeien en zeilschepen de geregelde overtochten in de Middellandse Zee verzekeren naar het Oosten.
- In de 12de eeuw gebeurde de overtocht van de Middellandse Zee naar Palestina nog hoofdzakelijk vanuit inscheephavens in Apulië (Zuid-Italië), zoals Bari, Amalfi, Messina, Napels, Brindisi, Ancona, Trani, Bari, Otranto, Taranto, Barletta, Siponto enz.,
De haven van Marseille. Braun & Hogenberg. Kaart "Civitates Orbis Terrarum" (1575)
- Vanaf de 13de eeuw werd het Zuid-Franse Marseille een aantrekkelijker uitvalsbasis voor reizen naar het Oosten, met name voor de pelgrims uit westelijk Europa (inclusief Vlaanderen). Bij hun aankomst in Marseille werden ze, via tussenpersonen, in contact gebracht met de rederijen en kapiteins van de boten. Zeilschepen konden 100 à 400 bedevaarders meenemen. Om de winterstormen te ontwijken werd het anker enkel gelicht tussen begin maart en eind september. Als de windkracht en windrichting wat meezaten stapten de opvarenden al na een maand aan land in een van de kusthavens van Palestina.
De haven van Venetië. Kaart van Braun & Hogenberg, 1572.
- Vanaf de 14de eeuw en vooral 15de eeuw startten de beste en makkelijkste boottochten - ook voor de Vlaamse bedevaarders - voortaan in Venetië, en Marseille verloor aan invloed. Venetië verwierf nagenoeg een monopolie inzake H. Land-cruises, dank zij een goed uitgebouwde opvangstructuur en een gedifferentieerd aanbod. Venetiaanse reders, die een vergunning hadden van de stadsoverheid, konden een winstgevende zaak opzetten door het ontwikkelen van een vloot comfortabele reisschepen. Net zoals de hedendaagse touroperators boden ze de pelgrim, die een reis naar het H. Land boekte", tegen een vast bedrag, een geheel verzorgd en mooi georganiseerde reispakket aan, met inbegrip van het vervoer (met ezels), de maaltijden, onderdak en slaapgelegenheid, de rondleiding met een gids, de plaatselijke belastingen, speciale excursies (zelfs naar de berg Sinaï, als de pelgrim dat wenste én er extra voor betaalde), enz.
Een gezellige drukte aan de havensteiger bij het San Marcoplein in Venetië. Houtsnede, P. Schöffer, uit "Peregrinatio in terram sanctam". B. von Breydenbach, 1486
De reis vanuit Venetië naar het H. Land was strak geregeld. Ambtenaren waren verantwoordelijk voor de opvang en accomodatie van de pelgrims. Ze traden op als tolken, als bemiddelaars met de scheepseigenaars, als geldwisselaars en als aankopers van de noodzakelijke reisbenodigdheden. Opzieners controleerden de zeewaardigheid van de vaartuigen, hielden in de gaten dat het aantal beschikbare plaatsen niet werd overschreden, dat de prijs niet te hoog was, dat er voldoende voedselvoorraden aan boord waren, dat de pelgrims een goede slaapplek kregen aangewezen op het schip, enz. Voldeed een reder niet aan de wettelijke eisen, dan werd hij op de vingers getikt of werd zelfs zijn vergunning voor pelgrimstransport ingetrokken.
In Venetië waren gespecialiseerde winkeltjes waar alle benodigdheden voor een pelgrimage te koop of zelfs te huur waren. Een matras bijvoorbeeld kon na terugkomst uit het H. Land weer ingeleverd worden in de winkel. Tijdens de bootreis konden de pelgrims wandelen aan dek maar mochten het werk van de matrozen niet hinderen. Hoewel er in Palestina al eens onvoorziene uitgaven en (flinke) fooien nodig waren, werden de pelgrims over het algemeen wettelijk goed beschermd en konden ze zich volledig richten op het geestelijke doel van hun reis.
De overtocht vanuit Venetië
De reizigers (pelgrims en kooplui) konden in Venetië kiezen tussen twee soorten boten, die elk op hun manier de Middelllandse Zee overstaken
Galeischip in de haven van Venetië. Francesco Guardi, 1775 (Parijs, Louvre)
- Een galeischip, "galeye van de pelgrims", dat gelijkenis vertoonde met die van de antieke Romeinen en Feniciërs. Het ging ofwel om een bireem (= met 2 rijen roeiriem) ofwel een trireem (= met 3 rijen roeiriemen), met in de romp aan beide kanten 60 zitbanken. Dit lang en traag vaartuig bood niet zoveel zitplaatsen en zitruimte per opvarende aan, maar het was wél veilig: het volgde, van haven tot haven, zo dicht mogelijk de kustlijn (om stormweer of entering door kapers te vermijden), gooide elke avond het anker ergens uit en sloeg nieuwe drank- en eetvoorraden in.
Vanuit Venetië leidde de zeeweg van een galeischip in de Adriatische Zee langs de havensteden Rovigno en Zara (nu Zadar), allebei aan de Kroatische kust, naar Durazzo (nu Düres, aan de kust van Albanië), en verder naar het Griekse eiland Korfu, en zo naar Patras, Modon (Methoni) en Koroni, drie haven in de Peleponesos (zuidwest-Griekenland). Vervolgens deed men Korinthe aan, het eiland Negroponte (nu Euboea) in de Egeïsche Zee, om zo uit te komen voor de westkust van Klein-Azië.
Een galeiboot met pelgrims werpt het anker in de haven van Jaffa. Uit "Peregrinatio in Terram Sanctam", Bernhard von Breydenbach, 1486
De galeischepen maakten er tussenstops in de havens van Smyrna (nu Izmir) en Ephese in Turkije. Dan kwamen de Griekse eilanden Samos en Rhodos aan de beurt. De volgende haltes waren Myra en Antalia (ten zuid-westen van Turkije), vervolgens het eiland Cyprus, de havens van Tripoli en Tyrus aan de kust van Libanon, om eindelijk aan te komen voor de kust van Palestina en er het anker te werpen in de haven van Jaffa (nu Haïfa), ofwel Acco (waar ook bij slecht weer kan worden aangemeerd) ofwel een enkele keer in Caesarea. Vandaar trekken de pelgrims te voet verder naar Jeruzalem.
Zeilschip aan de kade in Venetië. Houtsnede, P. Schöffer, uit "Peregrinatio in terram sanctam", B. von Breydenbach, 1486
- Een zeilschip, dat sneller was en meer plaats en ruimte bood voor de reizigers. Het vaartuig maakt een directe overtocht vanuit de Adriatische Zee, zonder tussenstops in de havens of eilanden onderweg, tenzij hiertoe gedwongen door te weinig wind of een verkeerde windrichting. Omdat zo'n overtocht in volle zee een zeilboot niet enkel blootstelde aan noodweer maar ook aan zeerovers, werd het vaak begeleid door een schip van de Venetiaanse oorlogsvloot.
Het Franciskaner-klooster in Iraklion (Kreta), belangrijke halte in de Middellandse Zee. Houtsnede, P. Schöffer, uit 'Peregrinatio in Terram Sanctam', B. von Breydenbach, 1486
De zeilschepen vanuit Venetië volgden niet de kustlijn maar vaarden in volle zee (waar steeds het gevaar om de hoek loerde om overvallen te worden door piraten!) en passeerden de Griekse Peloponesos en daarna het Griekse eiland Kreta. Ter hoogte van Kreta kon het zeilschip kiezen tussen twee routes:
De haven van Famagusta op het eiland Cyprus. Simon Pinargenti, 1573.
- ofwel via het eiland Cyprus, naar een van de havens van Palestina (Jaffa, Acco of Caesarea).
Kaart van de Egyptische havenstad Alexandrië, waar pelgrims aan land gaan die via de Sinai-woestijn naar het H. Land willen gaan. Braun & Hogenberg, 1575.
- ofwel naar de Egyptische havenstad Alexandrië, die na de periode van de kruistochten veiliger was dan Jaffa en waar veel westerlingen verbleven. Vandaar trokken de bedevaarders over land verder via Damiette (Dimjat), het Catharinaklooster in de Sinai-woestijn en Gaza naar Jeruzalem.
Vlaamse reisverhalen naar het H. Land
Uit de late Middeleeuwen zijn er enkele reisverslagen bewaard gebleven van "Jeruzalemsche pelgrims", die vanuit Vlaanderen naar het H. Land pelgrimeerden.
Reistraject van de Brugse edellieden Anselm en Jan Adornes naar het H. Land
- Beroemd is het reisverhaal van de welvarende en invloedrijke Brugse ridder en (laken- en wol)koopman Anselm Adornes (1470 -71), tesamen met enkele vrienden. Het waren zijn grootvader Pieter Adornes en diens broer Jacob die in Brugge de Jeruzalemkapel hadden gesticht. De boottocht bracht hen achtereenvolgens naar de Noord-Italiaanse havenstad Genua (waar de Adornes-voorouders vandaan kwamen), Pavia (waar zijn oudste zoon Jan studeerd en die zich aansloot bij het gezelschap), Rome (waar zij in audiëntie werden ontvangen door de paus), en dan terug naar Genua, waar het gezelschap aan boord ging van een schip. De tocht ging via Corsica en Sardinië naar Carthago en Tunis, en zo verder langs Sicilië en Kreta naar Alexandrie. Over de Nijl vaarden ze tot Cairo. Daar vervolgden ze hun reis met kamelen door de Sinaï-woestijn tot aan het befaamde St.-Catharina-klooster. Na een verblijf van een week begonnen vader en zoon Adornes aan hun laatste etappe en bereikten het H. Land, met de H. Grafkerk in Jeruzalem als hoogtepunt. De terugreis liep over Damascus naar de havenstad Beiroet, en dan verder met een schip via de eilanden Cyprus, Rhodos en Kreta naar Italië. Vanaf de Apulische havenstad Brindisi trok Adornes met zijn gezelschap noordwaarts over land via bedevaartplaatsen zoals de Monte Gargano en Loreto, en verder Napels en Rome. Op 4 april 1471 was Anselmus met zijn gevolg weer thuis in Brugge.
Praalgraf van Anselm Adornes (+ 1483) en zijn vrouw Margareta van der Banck. Brugge, Jeruzalemkerk.
Na zijn terugkeer schreef zoon Jan Adornes een verslagboek in het Latijn van de bedevaart op zee, getiteld "Itinerarium in Asiam et Africam". Dit oorspronkelijke relaas ging verloren maar er zijn kopieën van bewaard gebleven, o.m. in de stadsbibliotheek van Rijsel.
Reisverslag in het Latijn van Jan Adornes naar het H. Land. 15de eeuwse kopie. Rijsel, stadsbibliotheek.
"Tvoyage" van Jan Adornes, vertaald door Rombout de Doppere, 1491. Aankomst in Jeruzalem. Brugge, OCMW-archief
In 1491 maakte de Brugse priester en apostolische notaris Rombout de Doppere een sterk ingekorte vertaling van het "Itinerarium" van Jan Adornes in het Middelnederlands: "Tvoyage ghedaen te Synay ende te Jherusalem by mer Ancelms Adournes" (het handschrift berust in het archief van het OCMW in Brugge). Het was onderdeel van een soort "vademecum" voor Rome- en Jeruzalembedevaarders, dat gedetailleerde informatie bevatte over de bezochte landen en steden en over de te verdienen aflaten. In bijlage staat het "Reglement" voor de Jeruzalemvaarders op de galeien tussen Venetië en Jaffa. Het levert een schat aan informatie en praktische raadgevingen over de maaltijden, uitrusting, proviand, wijngebruik, enz.
"Tvoyage" van Joos van Ghistele. A. Zeebout, 1572. Kortrijk, Stadsbibliotheek.
- Bekend is ook het reisverhaal "Tvoyage" van de Gentse ridder Joos van Ghistele, die van 1481 tot 1485 het hele Nabije Oosten doorliep (1481-85) en o.m. Jeruzalem en andere H. Plaatsen in Palestina bezocht. Het werd geschreven door Ambrosius Zeebout en uitgegeven in Gent in 1572. Het gaat om een van de beste stukken middeleeuwse reisliteratuur over het Oosten. Maar het is minder populair dan het in 1486 in Mainz verschenen Latijnse reisboek "Peregrinatio in Terram Sanctam" van zijn Duitse tijdgenoot Bernhard von Breidenbach, dat ook in Nederlands werd vertaald.
- Jan van Doornik, een koopman en leerlooier uit Valenciennes, ondernam in 1488 en '89 eveneens naar het H.Land, Rome en Compostela. Hij was vergezeld van Heer Willem, een priester uit Douai. Van zijn kleurrijk reisverslag is een kopie uit 1549 bewaard gebleven, die zich bevindt in de stadsbibliotheek van Valenciennes.
Kogge voor een zeereis naar Jeruzalem. Konrad von Grünenberg. 1486 (Karlsruhe, Badische Landesbibliothek)
- Ook lezenswaard is het reisrelaas van ridder Jan Taccoen, Heer van Zillebeke (1514), en Grootbaljuw van Komen. Hij ondernam tot driemaal toe een reis naar het H. Land. De 1ste keer (1500) kwam hij niet verder dan Venetië. De 2de zeereis bracht hem niet verder dan Rome (1509). In 1514 lukte het hem wél. In Nieuwpoort ging hij aan boord van een schip, dat een tussenstop van 3 dagen maakt in Compostela, en dan koers zette naar Sardinie, Sicilie en Syrië, en van daar uit naar Jeruzalem. De terugreis liep over Jaffa, Rhodos, Sicilïe en Lombardije. In 1515 kwam hij aan in Gent. Taccoen schreef zijn dagboek aanvankelijk in het Diets, en vertaalde het na zijn terugkeer in het Frans, met de titel "Livre de Voeiages" (Het handschrift is bewaard in de stadsbibliotheek van Douai).
Tempeliers-schip waarmee duizenden pelgrims werden getransporteerd naar het H. Land
|