|
Aan de voet van deze berg, bij het Iraanse Esfahan (het vroegere Saveh of Seuwa), werden volgens de legende de 3 Wijzen begraven Volgens de legende stierven de 3 Koningen in het jaar 54, kort na elkaar, met slechts enkele dagen tussentijd, na nog eens samen Kertmis, de geboorte van Jezus te hebben herdacht! Hun lichamen werden gebalsemd en vorstelijk begraven in één graf in de kerk van Seuwa. Toen men het lijk van Gaspar, de jongste koning, wilde bijzetten gingen de lichamen van Melchior en Batlthazar wat uit elkaar liggen om zo plaats te maken voor de derde. Marco Polo. 16de eeuws schilderij. Rome, Galleria Badia Veel later vermeldde de Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo dat hem in 1270 de graven, met de nog intact bewaaarde lichamen van de drie wijzen uit het Oosten, werden getoond in een fraai bouwwerk in de Perziche stad Saba, Saveh of Savah. Dat is het huidige Esfahan, (afgeleid van Seuwa) bij een meer in de woestijn, zo'n 100 km ten zuidwesten van de Iraanse hoofdstad Teheran. Na enige tijd ontstonden er ketterijen en dwaalleren en kwamen verschillende vormen van ongeloof op, ook in de stad Seuwa. De "patriarch Thomas" en de "priester Johannes" waren niet opgewassen tegen de godsdiensttwisten, ketterijen en schisma's. Het ging zover dat de christenen van de "3 Indiën" (Nubië, Godolië en Tarsis) de relieken van hun koning uit het gemeenschappelijk graf in Seuwa weghaalden en apart in hun koninkrijk vereerden. overbrenging naar Constantinopel en MilaanDe H. Helena, die de Driekoningen-relieken naar Constantinopel overbracht Tijdens haar verblijf in Palestina (waar ze in Jeruzalem het H. Kruis had ontdekt), stuurde Helena, de moeder van de eerste christelijke Romeinse keizer Constantijn, omstreeks het jaar 325 gezanten uit naar de 3 koninkrijken in het Oosten en bekwam dat haar de drie lichamen werden geschonken van de koningen Melchior, Balthasar en Caspar (diens relieken wist zij met de Nestorianen te ruilen tegen die van de apostel Thomas). Constantinopel op een kaart van Hartmann Schedel uit 1493. Geel bolletje duidt de Haghia Sophia aan. Helena liet de relieken van de Drie Koningen overbrengen naar Constantinopel, de hoofdstad van het Oostromeinse Rijk en de grootste stad van de wereld van die tijd. De 3 vorsten van het Morgenland kregen er een waardige rustplaats in 3 prachtige graftomben aan de voet van een marmeren ruiterstandbeeld in de Haghia Sophia, de beroemde kerk van de patriarch. Bisschop Eustorgius vervoert de sarkofaag van Constantinopel naar Milaan. Romaans beeldhouwwerk, 12de eeuw. Milaan, Basilica Sant'St-Eustorgio. Hoe het verder ging met de relieken van de 3 Koningen vinden we terug in de "Vita beati Eustorgii Confessoris", een in Keulen samengestelde 12de eeuwse biografie (doorweven met legenden) over H. Eustorgius (344- ca. 350), de 4de eeuwse bisschop van Milaan. Eustorgius, van Griekse afkomst en in Constantinopel geboren, was een afgezant en vriend vertrouweling van keizer Manuel van Constantinopel. Na zijn wijding tot bisschop van Milaan kreeg Eustorgius van de keizer de toestemming om de stoffelijke resten van de 3 Koningen mee te nemen naar zijn Noord-Italiaanse bisschopsstad. Hij bracht in 344 persoonlijk de ostbare relieken over, in een enorme uit één stuk gehouwen marmeren sarkofaag op een kleine kar, getrokken door 2 kleine koeien. De voorgevel van de Basilica Sant'St-Eustorgio in Milaan nu Bisschop Eustorgius liet een kerk (later Basilica Sant'Eustorgio genoemd) bouwen buiten de romeinse stadswallen van Milaan, waarin de lichamen van de 3 Koningen werden bijgezet in een enorme marmeren sarkofaag. Aan een zijkant was een kleine opening ("finestra confessionis" zoals men die vindt in Byzantijnse altaren. Na zijn dood werd Eustorgius begraven onder het hoofdaltaar van de kerk, die algauw een belangrijk halte werd voor de pelgrims op weg naar Rome of het H. Land. het lege marmeren mausoleum, waarin de stoffelijke resten van de Drie Wijzen eeuwenlang (344-1164) rustten De lichamen van de 3 Koningen bleven, volgens de overlevering, gedurende 8 eeuwen rusten in hun sarkofaaag. Toen de Gotenkoning in 401 en later de Hunnenkoning Attilla de stad Milaan bestormden werd de sarkofaag verborgen onder de grond van de kerk en verdween zo in de vergetelheid tot halfweg de 12de eeuw. Milaan was intussen een machtige en welvarende stad geworden. Maar omdat de stad overhoop lag met de naburige steden Lodi en Como en bovendien rebelleerde tegen de Duitse keizer Frederik I Barbarossa begonnen de troepen van de keizer van het H. Roomse Rijk in 1158 aan een 3 jaar durend beleg. Rainald von Dassel, aartsbisschop van Keulen en tevens de Duitse rijkskanselier in Italië, stelde zijn hulptroepen ter beschikking. In de klokketoren van deze kerk San Giorgio al Palazzo werden de Driekoningen-relieken verborgen. (Ets van Marc'Antonio Dal Re van ca. 1745) Tijdens de belegering vernielden de Milanezen de hele omgeving van de stad om niets in handen te laten vallen van de vijand. Bij het verwoesten van de oude St. Eustorgiuskerk ontdekten ze onder de ruines, de sarkofaag met de lichamen van de 3 Koningen. De lichamen waren gebalsemd, nog volledig intakt, tot de huid en de haren toe, en hadden ongeveer de leeftijd van 15, 30 en 60 jaar! Dat staat te lezen in een kroniek (ca. 1182) van Robert de Thorigny, abt van de Benedictijnerabdij op de Mont Saint-Michel in Normandië. Volgens de Angelsaksische geschiedschrijver William of Newbury (2de helft 12de eeuw), waren de 3 onaangeroerde lichamen verenigd door een gouden band in hun kist, opdat ze voor immer bij elkaar zouden blijven. De Milanezen brachten de relikwieën binnen de stadsmuren en bewaarden ze op een geheime plaats, nl in de klokkentoren van de San Giorgio al Palazzo. Deze kerk, gesticht in 750, bestaat nog, maar is gemoderniseerd in 17de eeuwse barok-stijl. Keizer Frederik I Barbarossa. Miniatuur, 1188. Handschrift in de Vaticaanse Bibliotheek Op 1 maart 1162 gaven de uitgehongerde Milanezen zich uiteindelijk over. De troepen van keizer Frederik Barbarossa trokken op 26 maart de opstandige stad binnen en lieten, volgens ooggetuigen, haast geen steen meer op de andere staan. Een plaatselijke edelvrouw wees aartsbischop Rainald van Dassel inderhaast de schuilplaats aan van de graftome van de 3 Koningen, omdat haar broer op diens voorspraak gespaard was gebleven. 2 jaar later, op 11 juni 1164, vroeg en kreeg aartsbisschop van Dassel de relieken van de 3 Koningen en het gebeente van de martelaren Nabor en Felix. Keizer Barbarossa beloonde hiermee zijn zijn trouwe vazal, die hem militair had bijgestaan bij de verovering van Milaan. Rainald von Dassel. Fragment van het Driekoningenschrijn in de Dom van Keulen
overbrenging naar KeulenAankomst van aartsbisschop von Dassel in Keulen, met de doodskisten van de 3 Wijzen. Houtsnede, 1480, uit "Die Legende von den Heiligen Drei Königen" (J. von Hildesheim) Aartsbisschop von Dassel vertrok op 10 juli 1164 met zijn kostbare krijgsbuit, 3 zerken met de relieken van de Driekoningen, uit het keizerlijke militaire kamp bij Padua langs een lange omweg naar Duitsland. Om de belagers van zijn schat te misleiden liet hij de muildieren van zijn gespan, volgens de legende, met omgekeerde hoefijzers beslaan. Hij reisde over Vercelli en Turijn, trok bij de Mont Cenis over de Alpen, vervolgens door Boergondië en Lotharingen en volgde tenslotte de Rijn via Bazel. Onderweg boodschapte de bisschop de geestelijkheid en gelovigen van Keulen over de komst van de relieken. De stad moet de Drie Koningen op een grootse wijze hebben ontvangen. Toen het schip met de kostbare lading op 23 juli 1164 in Keulen aankwam, stond de hele bevolking, met haar priesters voorop, aan de oever van de Rijn. In alle kerken van de hele stad rinkelde de beiaard. Aanbidding der Wijzen. 14de eeuwse miniatuur. Chantilly, Musée Condé. Sindsdien wordt jaarlijks op 23 juli in Keulen het grote (translatie)feest gevierd. De relieken van de Drie Koningen werden, samen met die van de martelaren Felix en Nabor, feestelijk en in processie binnengebracht en bijgezet op een altaar in het schip van de stedelijke St. petrusDom, nog gebouwd in 870 onder keizer Karel de Grote, aan de oever van de Rijn, op de plaats waar later de huidige gotische Dom zou worden opgetrokken. Zicht op Keulen aan de oever van de Rijn. Hartmann Schedel, 1493 Deze overbrenging (= translatio) van de Drie Koningen vanuit Milaan naar Keulen in 1164 was voor aartsbisschop Rainald von Dassel niet enkel een religieuze gebeurtenis, maar had ook, en vooral, een grote politieke betekenis. De relieken verhoogden het prestige van zijn aartsbisdom en van de keizer van het H. Roomse Rijk. Hij beschouwde de Drie Koningen als "christelijke vorsten", die als eersten het Jezuskind hadden aanbeden, en verleenden dus een sacrale rechtvaardiging aan de macht van de Duitse keizer en zijn onafhankelijheid tegenover de paus in Rome, waarmee hij voortdurend in conflict was. Ze golden als de rijksrelieken bij uitstek. Het moet dan ook geen verbazing wekken dat elke nieuwe Duitse keizer zich in Aken liet kronen door de aartsbisschop van Keulen en vervolgens pelgrimeerde naar het gebeente van de Driekoningen. Dat alles verklaart waarom Rome helemaal niet gehaast was om de Drie Koningen van Keulen heilig te verklaren! het gouden reliekschrijn van de Drie Koningen in de Dom van Keulen Vanaf 1181 tot 1230 vervaardigde de vermaarde goudsmid Nikolaas van Verdun het wereldberoemde gouden reliekschrijn voor de Driekoningen. Het was de grootste en rijkst gedecoreerde sarkofaag van de hele christelijke wereld. Dat gebeurde in opdracht van de toenmalige aartsbisschop Philipp von Heinsberg (1167–1191). De Petruskerk van Keulen werd algauw een van de belangrijkste pelgrimsoordenoorden in Duitsland en in de rest van Europa. Later verleende Paus Innocentius IV (1243-1254) tal van aflaten aan de aanzwellende stroom van bedevaarders, ook afkomstig uit Vlaanderen. In een aantal Vlaamse steden stond Keulen op de lijst van heiligdommen waar bedevaarders (veroordeeld door een kerkelijke of wereldlijke rechtbank) naartoe moesten trekken, als straf voor een of ander misdrijf. zo zag Keulen eruit in 1531. Houtsnede van Anton Woensam. Aan de rechterkant staat de gedeeltelijk afgewerkte Dom, met links ervan een grote houten hijskraan. De aartsbisschop van Keulen merkte algauw, dat hij met de gebeenten van de Drie Koningen een kostbaar goed bezat, dat nieuwe luister... en bijomende inkomsten gaf aan de stad door het aantrekken van vereerders uit alle windstreken. Hij besefte dat het Driekoningeschrijn een koninklijke grafkerk dubbel en dik waard was, om zich in zijn volle pracht te kunnen tonen. Daarom werd beslist om de Petrus-Dom te vervangen door een nieuw reusachtig kerkgebouw aan de oever van de Rijn, naar het voorbeeld van de Noord-Franse gotische kathedralen van Amiens en Reims. In 1248 begon de constructie en in 1323 kon het oostelijke (koor)gedeelte worden ingewijd. pelgrims in gebed bij het Driekoningen-mausoleum. Gekleurde litho, 1830. Keulen, stadsmuseum Het schrijn werd erin overgebracht en neergezet achter een ijzeren traliewerk. In de 17de eeuw liet keurvorst en aartsbisschop Maximiliaan-Hendrik het verplaatsen in een klein, kegelvormige, sombere en flauwverlichte kapel in marmer, achter het hoofdaltaar. Het getraliede venster werd enkel op feestdagen geopend. Middenbeuk van de Dom van Keulen Het zou nog tot ver in de 19de eeuw duren (1880) vooraleer de machtige Dom, met zijn 157 meter hoge torens, de grootste kathedraal van Duitsland en een van de grootste van Europa, eindelijk voltooid was, na een bouwtijd in fasen (vooral heel intens 40 jaren in de 19de eeuw) van in totaal 632 jaar. Nu heeft het indrukwekkende Driekoningenschrijn een ereplaats gekregen achter het hoofdaltaar in het koor en vormt zo het middelpunt van de bouw. De Dom is toegewijd aan O.L.Vrouw en aan St. Pieter. Maar de 3 Koningen zijn de patroon van de stad Keulen.
(Duur: 4,5 minuten; Commentaar: Duits)
|