|
|
Oplegging van St.-Augustinus' Regel (1473) |
Begintekst van St.-Augustinus' regel (vertaling in het Middelnederlands), voor het Gasthuis ten Bunderen (1473)
Op 20 mei 1473, 3 maanden voor zijn dood, legde Willem Fillastre, bisschop van Doornik (1460-1473), de Regel van St.-Augustinus en bijhorende kloosterstatuten op aan de "Hospitaliere Zusters" van Ten Bunderen in Moorslede, en tegelijk aan het St.-Jorishospitaal van Menen en het St.-Jansgasthuis van Wervik. De originele Latijnse versie van de Regel en Statuten van Moorslede is verloren gegaan. Wel is een vertaling in het Middelnederlands - met gotische letters op perkament (van de hand van de Zonnebeekse Augustijner-monnik D. Muelenare), die dagtekent van 22 mei, 2 dagen later dus - bewaard gebleven.
In de loop der eeuwen zijn verscheidene kloosterregels naast elkaar overgeleverd, die werden toegeschreven aan St.-Augustinus. Het ging daarbij vooral om 3 Latijnse basisversies, met niet minder dan 9 varianten hierop.
- De "brief 211" ("Obiurgatio" = bezwering), door Augustinus geschreven, na 411, aan een grondig verdeelde vrouwen-communauteit. Daarin probeert de kerkvader de gemoederen tot bedaren te brengen n.a.v. de keuze van een nieuwe abdis.
- De zogeheten "regula secunda", ("Ordo Monasterii" = Reglement voor een klooster). Wordt toegeschreven aan Alypius, de rechterhand van Augustinus in Thagaste. Enkel de begintekst ("Ante omnia...") en het einde is van de hand van Augustinus zélf. Er bestond grammaticaal een mannelijke en een vrouwelijke (die soms begint met de woorden: "Primum igitur...") versie van.
- De zogeheten "regula tertia", met de beginwoorden: "Haec sunt quae...". Er bestaat grammaticaal een mannelijke en een vrouwelijke versie. Grondig onderzoek (L. Verheijen en T.J. Van Bavel) heeft uitgewezen dat slechts die voor mannen, de zgn. "Praeceptum" (= Regel) teruggaat op Augustinus zélf, en die werd geschreven ca. 397. De vrouwelijke versie wordt ook "Regularis informatio" genoemd.
Een latere variant van de "regula tertia" is de zogeheten "regula recepta". Deze tekst vervangt enkel de aanvangszin "Haec sunt quae..." van de "regula tertia" door "Ante omnia...", de beginzin van de "regula secunda". De Regel, die in 1473 werd gegeven aan het Gasthuis ten Bunderen, leunt helemaal aan bij deze "regula recepta".
|
De Doornikse bisschop Willem Fillastre. Rogier Van der Weyden, 1440. (Londen, The Courtauld Gallery)
Door de aanvaarding van de Regel van St.-Augustinus (en van de bijhorende bisschoppelijke statuten) werden de gasthuis-vrouwen officiëel door de Kerk aanvaard als kloosterlingen, hoewel in de praktijk wellicht niet zoveel veranderde, en dat ze gewoon voortdeden wat ze feitelijk al lang naleefden. Tijdens de 13de eeuw, op de concilies van Parijs (1212), Rouen (1214) en vooral Lateranen (1215), waren de semi-religieuze communauteiten van lekenbroeders en zuster in de gasthuizen en hospitalen, door de hiërarchie ertoe gedwongen om te gaan leven volgens een bestaande kloosterregel.
St.-Augustinus overhandigt zijn regel aan augustijnen en augustinessen (Jan van Scorel, 1520. Fragment van Augustinus-altaarstuk. Jeruzalem, Stefanuskerk)
Waarom grepen de gemeenschappen van lekenbroeders- en zusters zo vanzelfsprekend naar de kloosterregel van de H. Augustinus? Voor deze spontane voorkeur zijn volgende redenen aan te geven:
- De H. Augustinus, die zélf zijn hele leven sukkelde met een wankele gezondheid, volgde van zeer nabij de ontwikkelingen van de medische wetenschap in zijn tijd. Het was Augustinus die, als eerste, een "xenodochium" oprichtte, een gasthuis "avant la lettre" met broeders en zusters die zich bekommerden om passanten, reizigers en zieken.
- Zijn kloosterregel, die bol staat van geneeskundige woorden en overwegingen, is het gemakkelijkst toepasbaar op de zorg voor zieken en armen. In tegenstelling tot de regel van de Benedictijnen (Cluny) of van de Cisterciënzers (Ter Duinen, Koksijde) is die van Augustinus uiterst begaan met de problemen van de (arme) zieken.
De barmhartige Samaritaan (V. Van Gogh)
- Augustinus geeft slechts algemene richtlijnen (maar alles behalve inhoudsloos!), met weinig concrete en uitgesponnen voorschriften. Precies door zijn algemeenheid oefende de regel van Augustinus een grote aantrekkingskracht uit op het verplegend personeel in de zorgsector. Hij liet voldoende marge om hun vele praktische taken te volbrengen: sommige getijden werden overgslagen en de bestaande duurden niet al te lang. Elk afzonderlijk gasthuis kon gemakkelijk zijn eigen klemtonen leggen, zich soepel aanpassen aan de plaatselijke behoeften, aan de maatschappelijke omstandigheden en aan de specifieke caritatieve doelstellingen van de betreffende kloostercommunauteit.
Een zuster in gebed voor St.-Augustinus. Middeleeuwse miniatuur.
Met een strenge kloosterregel, die veel tijd uittrekt voor koorgebed, meditatie en geestelijke lectuur, was dat onmogelijk geweest. Passanten die hulp nodig hadden en zieken die huilden van de pijn konden immers niet wachten tot de gebeden van de metten of de vespers voorbij waren. In tegenstelling tot andere bestaande regels verenigt Augustinus' regel de 2 componenten van het monastieke leven, de contemplatie en de actie, tot een harmonieus geheel. Daarmee vormde hij de aangewezen spirituele leidraad voor de kloosterlingen die een groot belang hechtten aan het apostolaat, aan de zorg voor de noodlijdende medemens.
- In het gedachtengoed en in de regel van Augustinus staat de liefde ("de Coninginne van alle andere deughden") centraal: de liefde tot God en die tot de naaste. De dienst aan de evennaaste is de ENIGE manier om God daadwerkelijk te beminnen. Augustinus verwijst in dat verband naar de parabel over de Barmhartige Samaritaan, die een onbekende reiziger langs de weg opneemt en laat verzorgen.
het laatste Oordeel romaans tympaan, kathedraal van St.-Lazare, Autun (12de eeuw)
- Het verhaal over het Laatste Oordeel in het evangelie van Mattheus, hoofdstuk 25, vers 31-46, is volgens Augustinus de sleutelpassage van het hele Nieuwe Testament. Mattheus schrijft hoe Christus op de Dag des oordeels aan de rechtvaardigen het eeuwig leven schenkt. Wie zijn de rechtvaardigen, die een plaats verdienen aan Gods rechterhand? Degenen die zich bekommeren om het lot van de noodlijdende medemens, naar het voorbeeld van de eerste christengemeenschap in Jeruzalem, waarvan sprake in de Handelingen der Apostelen.
Het Laatste Oordeel. Michelangelo, 1534-1541. Vaticaan, Sixtijnse kapel.
Jezus' uitspraak "Alles wat gij voor één van de minsten der Mijnen hebt gedaan, heb gij voor Mij gedaan" is hét fundament van het christelijk geloof, want "het geloof in God zonder de werken is dood". Welke zijn die werken (van barmhartigheid)? 1) de hongerigen spijzen, 2) de dorstigen laven, 3) de naakten kleden, 4) de vreemdelingen herbergen, 5) de zieken verzorgen, 6) de gevangenen bezoeken en 7) de doden begraven (deze laaste werd in 1207 toegevoegd door paus Innocentius III).
"Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen, Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was gevangen en jullie hebben Me bezocht".
De regel van Augustinus is zodanig uitgewerkt dat hij optimaal ten goede komt aan de armen, behoeftigen en zieken. Daarom beleven de zusters en broeders de drie klassieke kloostergeloften niet in functie van God, maar van de armen.
hospitaalzusters die de werken van barmhartigheid beoefenen
- eensgezind wonen in éénzelfde huis is de hoeksteen. Dat huis is een "Gods-huis", een huis waar God zélf zich aandient in de persoon van de armen, zieken of hulpbehoevenden. De armen zijn hier geen uitgestotenen of paria's zoals de lepralijders, integendeel, ze zijn de echte Heren van het Huis, dat hun eigendom is tijdens hun verblijf. (gelofte van gehoorzaamheid)
- de goederen van het huis behoren toe aan de armen en niet aan de broeders en zusters (gelofte van armoede).
- de broeders en zusters stellen zich helemaal ter beschikking van de armen, zonder financiële zorgen voor de gezinsleden (gelofte van zuiverheid)
- Het is een absolute regel dat de Heren des Huizes, nl. de armen en zieken, altijd éérst worden bediend. Niemand mag vóór hen eten. De zieken moeten overvloedig te eten en te drinken krijgen, zelfs al blijft er maar weinig of niets over voor henzelf.
- Over de zieken moet altijd worden gewaakt, dag en nacht. Nooit mag een zieke - vooral een zwaar zieke - zich in de steek gelaten of alleen voelen.
de Heilige Augustinus
In een overgrote meerderheid van de middeleeuwse gasthuizen leefden de zusters en broeders dus volgens de regel van de H. Augustinus. Ze maakten allemaal deel uit van de Augustijnse familie en hadden de Augustijnse spiritualiteit met mekaar gemeen. MAAR daaruit mag men niet afleiden dat deze bewoners en bewoonsters van die talloze gasthuizen en hospitalen samen één grote religieuze orde vormden, onderworpen aan één gemeenschappelijke overste, zoals bij de reguliere Benedictijnen, Cistercïenzers, Dominicanen of Augustijnen. Er bestond NIET zoiets als één overkoepelende orde. Elk gasthuis, ook dat van Ten Bunderen in Moorslede, vormde een afzonderlijke onafhankelijke gemeenschap, met een op het lijf geschreven geschreven statuten (intern reglement). Alle gasthuizen waren deelgenoten van eenzelfde Augustijnse spiritualiteit en levenswijze, maar tegelijk behielden ze hun autonomie en eigenheid.
|