|
kaart met de pelgrimsroutes vanuit het huidige West-Vlaanderen: de "Via Yprensis" ("Ieperse Weg") vanuit Nieuwpoort is zwart gekleurd. In de late Middeleeuwen vertrokken er in het huidige West-Vlaanderen drie pelgrimsroutes. Twee vanuit Brugge: de zogeheten "Artesische Weg", (die langs het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede passeerde) en de "Henegouwse Weg" (die liep langs Kortrijk en Doornik) en één vanuit de havenstad Nieuwpoort, ook wel "Via Yprensis" (Ieperse Weg) geheten. Gasthuis (aangeduid met blauwe stip) op kaart van Nieuwpoort. A. Sanderus, Flandria Illustrata, 1641. De "Via Yprensis" liep vanuit Nieuwpoort via St. Jacobskapelle naar Ieper, en vandaar uit naar een van de etappeplaatsen van de "Artesische Weg": ofwel Menen, ofwel - via Wervik - Tourcoing, ofwel - via Mesen - Roubaix of Rijsel. Er is bijkomend historisch onderzoek vereist om de aansluitingsmogelijkheden in Noord-Frankrijk uit te tekenen van deze pelgrimsweg, die nu vanaf Ieper een beetje "doodloopt". De "Via Yprensis" werd gevolgd door de Engelse bedevaarders, die per schip het Kanaal hadden overgestoken, en vandaar te voet over land verder trokken naar Santiago de Compostela. Hier volgen de belangrijkste haltes van de route in Vlaanderen. NieuwpoortNieuwpoort. Ets. L. Jordaens, 1660. Nieuwpoort was in de Middeleeuwen de belangrijkste vissershaven aan de Vlaamse kust. Reeds in geschriften uit 1150 sprak men van "Isera Portus" (= Haven aan de Ijzer), later van "Novum Oppidum" (= Nieuwe stad) en van "Novus Portus" (= Nieuwe Haven), waarvan de huidige naam van deze badplaats is afgeleid. de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Nieuwpoort. In de 12de eeuw werd in Nieuwpoort een driebeukige gotische Onze-Lieve-Vrouwkerk gebouwd. In de 17de eeuw werd begonnen met de constructie van een renaissance-klokketoren die pas in 1735 werd voltooid. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-18) werd het gebouw compleet verwoest en in 1922 (behalve de toren) wederopgebouwd naar de oorspronkelijke plannen. In 1940 werd de kerk, waarschijnlijk door Engelse kanonnen, in brand geschoten en in 1946 heropgetrokken als driebeukige hallenkerk. De neogotische toren, die los staat van de kerk, werd er in 1952 aan toegevoegd. Sint-Jacobs-KapelleSint-Jacobs-Kapelle. Sint-Jacobs-Kapelle (nu een deelgemeente van Diksmuide) is genoemd naar een kapel die daar tussen 1123 en 1138 werd gebouwd. Vanaf 1247 geeft de bisschop van Terwaan om er een parochiekerk van te maken. In een document (1282 àf 1296) van het Brugse Sint-Donaaskapittel staat de oudst bekende schriftelijke melding van de parochie "Saint Jackeme Capielle". Net zoals Ieper en Diksmuide bezat Sint-Jacobs-Kapelle tot halfweg de 14de eeuw een bloeiende lakenindustrie. In 1420 werd de kapel van Sint-Jacobs-Kapelle vergroot door ridder Jacobus de Visch, heer van Nieuwkapelle. De bestaande kapelruimte functioneerde als koor met rechte afsluiting en de nieuwgebouwde ruimte werd het eenbeukig schip van het kerkje. de parochiekerk van Sint-Jacobs-Kapelle. Het dorp werd helemaal niet gespaard door de roerselen van de tijd. In 1565-1566 werd het kerkje van Sint-Jacobs-Kapelle, net zoals in de meeste dorpen in de Westhoek, zwaar beschadigd door de Beeldenstormers en de Geuzen. Schotse huursoldaten vernielden o.m. 2 kerkklokken. In 1594 wordt uit de brokstukken een nieuwe klok gesmolten (tot op heden bewaard) met het opschrift: "Ic heete Jacob 1594". Het kerkje en de rest van het dorp werden in 1650 aangevallen en geplunderd door ronddwalende Franse soldatenbenden. interieur van de parochiekerk van Sint-Jacobs-Kapelle. In het begin van de 18de eeuw kreeg de eenbeukige kerk er 2 lage en smalle zijbeuken en een aangebouwde sacristie bij. Maar tijdens de Franse Revolutie werd de gebedsruimte alweer beschadigd en tijdens Wereldoorlog I, op 4 december 1914, door de Duitsers vrijwel helemaal in puin geschoten. De archieven en de kerkschatten konden tijdig in veiligheid worden gebracht. modern beeld van St. Jacobus-de-Meerdere (2007) in de dorpskern. De maker is Edward Malet afkomstig uit Moorslede. In 1919 werd het puin van de kerk geruimd door enkele teruggekeerde vluchtelingen en in 1925 werd op dezelfde grondvesten een nieuwe kerk gebouwd, die stilistisch heel wat wijzigingen vertoont ten opzichte van het vooroorlogse bouwwerk. Met zin voor historisch-architecturale juistheid werd niet gekozen voor gotische ramen met spitsboog, maar voor gekoppelde korfboogramen. Binnen in een nis staat een neogotisch altaar met relieken van o.m. de H. Jacobus de Meerdere. We vinden de heilige ook terug in een glasraam van de koorafsluiting. In 1974 vormen het Sint-Jacobskerkje en het omringende kerkhof, omgeven door paardekastanje- en lindebomen, een beschermd landschap. Ieperde St. Jacobskerk in Ieper. 19de-eeuwse kleurlitho van John David Glennie. Ieper, gelegen aan de Ieperlee, een zijriviertje van de IJzer, was ooit de op 2 (Brugge en Gent) na belangrijkste stad van het graafschap Vlaanderen. Vanaf de 12de eeuw was het een zeer welvarend en vermaard centrum van handel en lakennijverheid. De voorbijtrekkende Compostelagangers brachten zonder enige twijfel een bezoek aan de St.-Jacobskerk (gelegen aan het huidige G. Gezelleplein). Hoogst waarschijnlijk stond op die plaats omstreeks het jaar 1100 een kapel. Die werd tussen 1123 en 1138 vervangen door een driebeukige romaanse kerk, toegewijd aan de H. Jacobus. Na 1300 kwam er een vroeggotische kruiskerk in de plaats, opgevolgd door een hallenkerk in laatgotische stijl van de kuststreek. In 1365 bouwde men tegen de zijbeuk een afzonderlijke St.-Jakobskapel (die bleef staan tot Wereldoorlog I), bestemd voor de plaatselijke St. Jakobsbroederschap. Tijdens de godsdienstoorlogen, in 1566 en 1578, richtten de geuzen nogal wat schade aan aan de kerk. de laatgotische 3-beukige St. Jacobskerk op een oud stadsplan. Ingekleurde houtsnede. In 1634 werd een laatgotische westertoren gebouwd die aanvankelijk, wegens geldgebrek, onafgewerkt bleef ter hoogte van de galmgaten, met een smalle, stompe spits. Pas in het begin van de 18de eeuw kreeg de toren een 2de en 3de geleding bij met spits in gotische stijl en werd zo tot op 75 meter hoogte gebracht. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-18) werd de Ieperse St. Jakobskerk, met uitzondering van het 14de-eeuws toegangsportaal, helemaal verwoest en tussen 1923 tot 1934 getrouw heropgebouwd.
In de kerk bevindt zich een 17de-eeuws chrismatorium met een gegraveerde voorstelling van de apostel en een zilveren reliekhouder van St. Jacobus uit de 18de eeuw. de St. Maartenskerk van Ieper Nog in Ieper bezochten de bedevaarders de 11de-eeuwse romaanse St. Maartenskerk, die in de 13de eeuw werd vervangen door een vroeggotische kerk en later een 102 meter hoge klokketoren vervolledigd. Toen Ieper in 1561 een eigen bisschopszetel kreeg werd de kerk tot kathedraal verheven. Deze werd tijdens Wereldoorlog I (1914-18) helemaal vernield en nadien (1922-1930) heropgebouwd. de St. Pieterskerk in Ieper. De bedevaarders konden ook terecht in de laat-romaanse St. Pieterskerk (12de-13e eeuw), die vanaf de 15de eeuw werd omgebouwd in laatgotische stijl. De kerk werd nagenoeg volledig verwoest tijdens Wereldoorlog I en nadien gereconstrueerd. Van het oorspronkelijke romaanse bouwwerk zijn de westelijke ijzerzandstenen toren en de onderste geleding van de viering (= waar het schip, het koor en de dwarsbeuk mekaar kruisen) overgebleven. Het O.L.V.-Gasthuis, vóór de verwoesting in WO I. Rond 1187 stond er aan de Grote Markt van Ieper een gasthuis voor pelgrims. Vanaf 1208 deed het dienst als "hospitale infirmorum" om zieken te verplegen, en groeide stilaan uit uit tot het O.-L.-Vrouwgasthuis, dat in de Eerste Wereldoorlog (1914-18) werd verwoest. Daarna werd op die plaats het huidige Gerechtshof opgetrokken. Het Belle-godshuis in de Rijselstraat Elders in Ieper waren er zogeheten godshuizen, dat waren hospitalen die arme passanten, inclusief pelgrims, onderdak gaven: het Belle-godshuis (1276), nu de zetel van het O.C.M.W. met museum; het St.-Catharina-godshuis (1225) en het St.-Jansgodshuis (1270-1272). Naderhand verzorgden die godshuizen ook en vooral zieken, melaatsen, armen, bejaarden, vondelingen en wezen. Vanuit Ieper vervolgden de bedevaarders hun weg zuidwaarts om de "Via Brugensis" (de Brugse Weg) te bereiken in Menen. Ofwel gingen de pelgrims richting Wervik. Wervikhet St. Janshospitaal in Wervik (aangeduid met rode stip). 1649. Kaart van Joan Blaeu ("Verheerlijkt Vlaandre" van Sanderus) Op het marktplein "de Steenakker" (waar in de Romeinse periode al een bewonerskern was, aan het kruispunt van de Leie en van de heerbaan Boulogne-Kassel-Kortrijk-Tongeren) bevond zich, zeker al in 1250, het Sint-Janshospitaal. Op de gevel staat nog altijd geschreven: "Ik werd gesticht om de arme pelgrims te herbergen". Bisschop Willem Fillastre van Doornik legde de priorin en de 6 zusters van het "hospitael van Werveke" op 20 mei 1473 de kloosterregel van de H. Augustinus en bijhorende statuten op. Ook het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede en het St. Jorishospitaal in Menen kregen op diezelfde dag dezelfde regel en de ongeveer zelfde kloosterstatuten. het St. Janshospitaal met kapel vóór Wereldoorlog I In het midden van de 17de eeuw raakte het gebouw van het Wervikse gasthuis in verval om vanaf de 18de eeuw opnieuw aan belang te winnen als ziekenhuis. Dit gebouw liep heel wat schade op tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-18), werd in 1922 heropgebouwd en in 1940, bij het begin van de Tweede Wereldoorlog (1940-45) door Duitse brandbommen vernield. In het huidige gebouw (1951-53) is de zetel van het OCMC gevestigd en de vroegere St.-Janskapel is een tentoonstellingsruimte. Vandaar namen de Compostela-gangers de oude handelsweg Wervik-Doornik tot in Toerkonje (het huidige Tourcoing), ofwel wandelden ze naar de nog zuidelijker gelegen etappeplaatsen van "de Brugse Weg": Roubaix, Rijsel of Arras.
|