|
Pelgrims bij St. Niklaas' graf in Bari. Gentile da Fabriano, 1425. (Washington, National Gallery) Tijdens de Middeleeuwen was Rome (het graf van Petrus) in Italië de grootste publiekstrekker. "Tsente Pieters ten hoghen Rome" was, zoals Jeruzalem (het H. Graf) en Santiago de Compostela (graf van de apostel Jacobus de Meerdere) een van de 3 grote pelgrimsoorden, en komt elders op deze site uitgebreid aan bod. Langs de bedevaartsweg naar Rome (de "Via Francigena") waren of ontstonden er, op het Italiaanse traject, tal van secundaire heiligdommen, zoals Lucca, Pavia en Siëna, die eveneens op een aparte pagina op deze webstek aan bod komen. Daarnaast waren er enkele bedevaartsplaatsen waar gestraften vanuit Vlaanderen vanaf 1350 verplicht naartoe werden gestuurd door een kerkelijke of wereldlijke rechtbank, zoals Rome, Bari, Milaan, Venetië en Assisi. En tenslotte kenden de Maria-heiligdommen zoals Pisa en Loreto een groeiend succes in de late Middleeuwen. BariDe voorgevel van de St. Nikolaasbasiliek in Bari. Bari (een havenstad aan de Adriatische Zee, in het Zuid-Italiaanse Apulië) was tijdens de Middeleeuwen in héél Europa immens populair, omdat daar de stoffelijke resten werden bewaard van St. Nikolaas (280-352), die bisschop was van Myra (de toenmalige hoofdplaats van Lycië in Klein-Azië, nu aan de Zuid-Westkust van het huidige Turkije). "Sente Claus ten Oestenbaren" was ook in Vlaanderen een populaire reisbestemming. Nikolaas was en is ook een grote heilige in de Oosters-Orthodoxe Kerken. Hij is niet enkel de uitverkoren schutspatroon van de kinderen, maar ook van pelgrims, zeelui, koopmannen, brouwers, kaarsgieters en kuipers. St. Nikolaas. Russische icoon. De relieken van bisschop Nikolaas werden in 1087 door zeelui gestolen in het door de Saracenen ingenomen Myra en naar Bari overgebracht. Kort daarop liet de plaatselijke Benedictijnerabdij een romaanse St. Nikolaaskerk (nu basiliek) bouwen, met eronder een ruime crypte (1089) voor het grafmonument van de heilige Nikolaas, die werd ingewijd in 1197. De graftombe van St. Nikolaas in de crypte onder de basiliek van Bari. Er kwam ook een gasthuis voor de opvang van de pelgrims. Die brachten uit Bari een ampul mee (= kleine beschilderd flesje), gevuld met water en met wat vloeistof ("Santa Manna"), die op onverklaarbare wijze drupte uit de graftombe van St. Niklaas. MilaanDe voorgevel van de romaanse Sant'Ambrogiobasiliek in Milaan. Milaan (hoofdplaats van het Noord-Italiaanse Lombardije) kreeg in de Middeleeuwen veel pelgrims op bezoek, die in de eeuwenoude Sant'Ambrogiobasiliek het graf kwamen groeten van de H. Ambrosius, kerkvader en bisschop van de stad (374-397), die mede aan de basis lag van de bekering van die andere beroemde heilige kerkvader en bisschop Augustinus van Hippo. Het was ook H. Ambrosius die tussen 379 en 386 een kerk, een zogeheten "Basilica Martyrum", liet bouwen. Op het einde van de 11de eeuw werd de kerk in romaanse stijl herbouwd met de 2 typische klokketorens en met vooraan een binnenkoer (atrium), voobehouden voor de catechumenen tijdens de Mis. VenetiëDe voorgevel van de San Marcobasiliek in Venetië. Venetië, in het Noord-Oosten van Italië aan de Adriatische Zee, was voor de middeleeuwse pelgrims een alombekende plek, niet enkel omwille van de beroemde kanalen, maar omdat ze hier konden inschepen om de oversteek te maken van de Middellandse Zee richting H. Land. Voor een behouden zeereis gingen de pelgrims in Venetië ongetwijfeld bidden bij de reliek van de schedel van de apostel Jacobus de Meerdere (andere steden Italiaanse steden, zoals Verona en Pistoia, beweerden ook een exemplaar ervan te bezitten!) maar ook en vooral bij het graf van de evangelist Marcus. Zowel in de Orthodoxe als in de Koptische Kerk ging men ervan uit dat de evangelist Marcus, vanaf het jaar 43 tot 63, de eerste patriarch van Alexandrie was en daar de marteldood stierf. De sarcofaag van St. Marcus onder het hoofdaltaar van de basiliek Volgens de overlevering werd het stoffelijk overschot van Marcus in 828 in Alexandrië geroofd door 2 Venetiaanse zeelieden en naar hun thuisstad overgebracht. Boven het graf van Marcus werd voorlopig een San Marcokapel gebouwd in het paleis van de Doge, de Venetiaanse heerser. In 832 verrees er een aparte San Marcokerk naast het Dogenpaleis, die in 976 in vlammen opging tijdens een opstand en 2 jaar later werd heropgebouwd. Gouden altaarstuk (Pala d'Oro, 976) buitgemaakt in Byzantium tijdens de kruistochten. Tussen 1063 en 1094 kwam de huidige San Marcobasiliek aan het grote San Marcoplein in de plaats. Het is een van de best bewaarde voorbeelden van Byzantijnse bouwkunst in heel West-Europa. In de 1ste helft van de 13de eeuw waren er nog aanpassingen in gotische stijl, om de basiliek meer in overeenstemming te brengen met de architectuur van het Dogenpaleis. In de schakamer van de San Marcobasiliek worden o.m. reliekhouders met botten van Sint Marcus tentoongesteld. AssisiDe beneden- en bovenkerk van de basiliek in Assisi. Assisi, een stadje in het Midden-Italiaanse Umbrië met heuvelachtige, smalle straatjes en pittoreske huizen, is sinds de late Middeleeuwen een beroemde bedevaartplaats, omdat daar de heilige Franciscus (1181-1226), de stichter van de orde van de Minderbroeders (Franciscanen), heeft geleefd. Vanuit Vlaanderen werden strafpelgrims er vanaf 1350 naartoe gestuurd. Daags na zijn dood werd Franciscus van Assisi begraven in de kerk van San Giorgio (de huidige basiliek van de H. Clara), en 2 jaar later heilig verklaard. Aanbidding van het H. kruis door de H. Franciscus. Fresco. Giotto, 1295 Op verzoek van de paus bouwden de Minderbroeders in de 13de eeuw naast hun klooster (Sacro Convento) een kerk, bestaande uit 2 delen: een romaanse benedenkerk (1228-1230) uitgehouwen in de rots met een los staande klokkentoren, én een vroeggotische bovenkerk (1230-1253). Het interieur van de beneden- en bovenkerk werd getooid met fresco's van de bekende schilders Cimabue, Giotto en Lorenzetti. Het graf van St. Fanciscus in de crypte onder de basiliek van Assisi. In 1230 werd het lichaam van Sint-Franciscus zo goed begraven in de crypte dat het pas in 1818 opnieuw werd ontdekt onder de vloer van de benedenkerk. In 1474 werd op het plein voor de kerk (Piazza del Loge) omgeven door een zuilengalerij, waaronder de vele pelgrims konden schuilen en de nacht doorbrengen. In 1754 werd de kerk verheven tot pauselijke basiliek. In de 19de eeuw werd onder de benedenkerk een crypte uitgehouwen voor het graf van de H. Franciscus. SalernoHet voorhof en de voorgevel van de kathedraal van Salerno. Salerno (een stad in Campanië, aan de Zuid-Italiaanse Amalfi-kust) bezit sinds 1080 het lichaam van de heilige apostel en evangelist Mattheus. De pelgrims trokken massal naar de romaanse kathedraal (1080-85) met haar 56 meter hoge massieve klokkentoren (midden 12de eeuw) en fraai voorhof omgeven door 28 antieke zuilen. De bronzen ingangsdeur (1099) kwam uit Constantinopel, met erboven een mozaïek (1260) die de evangelist afbeeldt. Mattheus zou, na Jezus' dood en opstanding, eerst deel hebben uitgemaakt van de christen-gemeente in Jeruzalem en later hebben gepredikt in Ethiopië of Macedonië, waar hij een natuurlijke dood zou gestorven zijn. Hoe zijn stoffelijk overschot in Salerno terechtkwam is niet te achterhalen. De crypte met de graftombe van de apostel en evangelist Matteus. Het gebeente van de evangelist rust in een marmeren graftombe binnen een crypte, herbouwd in barokke stijl in 1608, in opdracht van koning Karel III. Boven de graftombe (enkel zichtbaar via een rond venstertje) staat een bronzen standbeeld van de evangelist (1605). Aan de voet ervan staat een koperen doos waarin, tot 1830, een olieachtige geurloze vloeistof, het zogeheten "Manna van St. Mattheus" werd opgevangen. De pelgrims brachten enkele druppels van die vloeistof in een ampoule mee naar huis, omdat er miraculeuze krachten aan werden toeschreven. Monte GarganoDe voorgevel van de San Michele-kerk in Monte Gargano. Monte Gargano (nu Monte Sant'Angelo sul Gargano), op het uiteinde van een schiereiland aan de Adriatische Zee, in het Zuid-Italiaanse Apulië, behoorde in de Middeleeuwen tot de bekendste bedevaartsplaatsen van het hele Westen. De gunstige ligging, tussen de 2 grote oorden Rome en Jeruzalem droeg in niet geringe mate toe bij tot die faam. Volgens de "Legenda Aurea" (1260-75) van Jacobus de Varagine zou de aartsengel Michael hier in 492 driemaal zijn verschenen aan de bisschop van Sipontum (nu Manfredonia). Paus Gelasius I liet prompt een "hemelse basiliek" (Basilica di San Giovanni in Tumba) bouwen in een grot op een flank van de Gargan-berg. De ondergrondse crypte waarin de aartsengel Michael driemaal verscheen in 492. De bedevaarten kwamen vanaf de 6de eeuw goed op gang rond de grot en haar bron met genezend water. Michael werd de patroon van alle wapendragers (ridders, soldaten, politiemannen enz.) nadat hij in 663 met een vlammend zwaard was verschenen, vlak voor de overwinning van de Lombarden op de troepen van de Byzantijnse keizer. Tussen 1081 en 1103 werd de Monte Gargano bezet door een Normandische graaf en vazal van het Byzantijnse Rijk. Hij liet ingrijpende wijzigingen aanbrengen aan het heiligdom, o.m. de mooi gesculpteerde bronzen toegangspoort (1076). Maar de pogingen om het heiligdom vast te hechten aan het Oosters christendom oogsten maar weinig succes. De H. Michael doorboort de draak met zijn lans. Bisschopstroon (1040) in de kerk. Vanaf het einde van de 11de eeuw (tijdens de periode van de 1ste Kruistocht) kwam het heiligdom van Monte Gargano onder de invloedsfeer van de Benediktijnermonniken van Monte-Cassino. In 1281 liet Karel van Anjou, koning van Sicilië, de huidige San Michele-kerk met haar imposante achthoekige klokketoren optrekken. Vanuit een portaal van de kerk (Portale del Toro) kon men langs een 89 treden tellende trap afdalen naar het ondergrondse heiligdom (Santuario di San Michele). Pisade H. Maria-Hemelvaartkathedraal in Pisa, met rechts de beroemde scheve klokketoren. Pisa is een kuststad in Toscane die met zijn "scheve toren" wereldberoemd is. Die klokketoren hoort eigenlijk bij de H. Maria-Hemelvaartkathedraal (Duomo Santa Maria Assunta), die tijdens de Middeleeuwen een internationaal bekend bedevaartsheiligdom was. De vijfbeukige romaanse kathedraal, met haar voorgevel van grijs marmer en witte steen, werd gebouwd in 1063. Beroemd is de bronzen ingangsdeur van de Portale di San Ranieri, rond 1190 gemaakt door Bonanno Pisano. Het interieur is bekleed met zwart en wit marmer en met een indrukwekkende mozaïek in het hoogkoor die Christus als Majesteit voorstelt, in 1302 gemaakt door Cimabue. Maria en Kind. Giovanni Pisano. Pisa, 2de helft 13de eeuw. Nog een blikvanger is de witmarmeren preekstoel (1302-1310), een meesterwerk van de beeldhouwer Giovanni Pisano. Tussen het schip en de zijbeuk staan imposante granieten Corinthische zuilen, die in 1063 door de Pisanen werden meegebracht uit de veroverde moskee van Palermo. Na een brand in 1595 werd de basiliek opnieuw gedecoreerd, o.m. met een fresco van de Hemelvaart van Maria in de koepel boven de viering. LoretoDe voorgevel van de basiliek van het H. Huis in Loreto. De stad Loreto was vanaf de 14de eeuw een bloeiend katholiek pelgrimssoord, vooral in de tijd van de Reformatie, door de aanwezigheid van het H. Huis van Maria in Nazareth, waarin de Maagd Maria met haar ouders St. Anna en St. Joachim opgroeide en later erin woonde met de H. Jozef haar maagdelijk geboren kind Jezus. In het jaar 336 was er boven dat huisje in Nazareth een basiliek gebouwd op last van de H. Helena, moeder van de 1ste christelijke keizer Constantijn. Volgens een legende zou die basiliek in 1294 zijn bedreigd door de oprukkende Saracenen. Bovenop een wolk brachten engelen het heilig huisje vanuit Nazareth, via de Kroatische steden Tarsatica en Fiume en de Italiaanse havenstad Ancona, over naar Loreto. (Om die reden werd O.L.Vrouw van Loreto later de patrones van de piloten!!). Volgens sommige documenten zou in werkelijkheid een Byzantijnse prins een typisch Palestijns huisje volledig hebben gedemonteerd en het per schip hebben getransporteerd naar Loreto. Het H. Huis in de basiliek van Loreto Later archeologisch onderzoek van de stenen van de Heilige Huis bevestigde dat ze werden bewerkt volgens een techniek die gangbaar was bij de Nabateeërs, die in de vroege Oudheid een koninkrijk vormden in het Midden-Oosten, o.m. in het noordelijk deel van Palestina. Het stenen Huisje van Nazareth (Santa Casa di Loreto) meet 8,5 bij 3,8 meter, is 4 meter hoog en heeft een dunne marmeren deklaag gebeeldhouwd door de vermaarde Renaissance-kunstenaar Donato Bramante. Het staat al eeuwenlang in de Basilica della Casa Santa (1468-1587), waarvan de oorspronkelijke voorgevel werd gebouwd door Bramante. Vanaf 1480 was er in Loreto een gasthuis om de talloze pelgrims een onderkomen te bieden. In Loreto werd vanaf de 14de eeuw een miraculeus houten Mariabeeldje vereerd, een Zware Madonna met een donker gezicht zoals ook in Montserrat (Spanje), Le Puy (Frankrijk) en Czestochowa (Polen). Het beeldje ging in 1921 verloren tijdens een brand. Het is nu vervangen door een getrouwe replica in cederhout rijkelijk versierd met juwelen, en staat in een nis van het H. Huisje. Een copie van dit beeld staat in de St. Martinus parochiekerk van Moorslede PaduaDe voorgevel van de basiliek van de H. Antonius in Padua. De aloude Noord-Italiaanse stad Padua was in de late Middeleeuwen een trekpleister voor ontelbare pelgrims, omdat zich daar het graf bevindt van de geliefde heilige Minderbroeder en kerkleraar Antonius van Padua (geboren in Lissabon in 1195 en gestorven in 1231 in Arcella, nu een wijk van Padua). De heilige werd aanroepen voor het terugvinden van verloren voorwerpen en tegen schipbreuk, onvruchtbaarheid, pest en koorts. Hij was de schutspatroon van (alleenstaande) vrouwen en kinderen, reizigers, pelgrims, bakkers, mijnwerkers, gevangenen, gehuwden en verliefden. Antonius wordt vaak voorgesteld als Francianermonnik met het kind Jezus en een evangelieboek of een lelie of een vlammend hart in de hand. St. Antonius met kind Jezus op een evangelieboek in de hand. Na missioneringswerk in Marokko, Frankrijk en Italië doceerde hij tot kort voor zijn dood aan de universiteit van Bologna theologie aan zijn medebroeders. Antonius werd begraven in een klein kerkje Sancta Maria Mater Domini (daterend van het einde van de 12de eeuw). 11 maanden later al werd hij heilig verklaard, een absoluut record in de kerkgeschiedenis!! Later werd het kerkje geïntegreerd als kapel van het Zwarte Madonnabeeld (1396) in de huidige imposante Basilica di Sant'Antonio, opgetrokken tussen 1235 en 1310 in Romaanse-gotische stijl, later bedekt met 7 Byzantijns-Venetiaans ogende koepels en 2 minaretvormige klokkentorens. Altaar met het graf van de H. Antonius van Padua. In 1350 werd het schrijn met Antonius' gebeente geplaatst in een gotische zijkapel van de kruisbeuk. Tot het midden van de 15de eeuw volgden nog andere verbouwingen aan de basiliek. In 1691 werd er achter het hoofdaltaar een barokke schatkamer aan toegevoegd, waarin zich 3 reliekhouders (met de tong, de onderkaak en kraakbeen) van St. Antonius bevinden. De bekende Renaissance-beeldhouwer Donatello (1444-1450) sculpteerde voor het hoofdaltaar een kruisbeeld, een bronzen Madonna met Kind, 6 beelden van de patroonheiligen van Padua en 4 wondermooie taferelen uit het leven van Antonius in bas-relief.
|