|
Klaslokaal van het 2de leerjaar van de landbouwhuishoudschool (1935)
waarom een landbouwhuishoudschool?Na Wereldoorlog I, op 9 oktober 1923, gaan de Zusters van Ten Bunderen door met het geven van algemeen middelbaar onderwijs (lagere cyclus) aan de meisjes van het pensionaat in de gloednieuwe kloostergebouwen aan de Stationsstraat. Daarnaast organiseren ze voortaan, en dat gedurende 45 jaar, ook middelbaar landbouwhuishoudonderwijs. Op dat moment zijn er over het hele land slechts 26 scholen, waarvan 3 in West-Vlaanderen, die deze studierichting met volledig leerplan aanbieden. Dit initiatief van Ten Bunderen kan enige verbazing wekken maar is niet verwonderlijk in zijn bredere historische contekst.dorsmachine aangedreven door een stoommachine (ets, 1890) Moorslede ligt midden in een agragrisch gebied. Op het einde van de 19de eeuw verkeert de landbouw in een zware crisis. De massale invoer, vanaf 1880, van goedkope granen uit Amerika en uit Oekraïne keldert de prijzen en doet het inkomen van de boeren fors dalen. Tienduizenden (vooral kleine) landbouwers houden ermee op, trekken naar de stad om te werken in de industrie, ofwel wijken ze uit naar Noord-Frankrijk en naar de VS en Canada, om daar hun geluk te beproeven. Vele boeren houden taai vol, kopen nieuwe machines aan om de productie te verhogen, en/of schakelen over van akkerbouw naar veeteelt en tuinbouw, 2 sectoren waarin de boerin ook een belangrijke rol speelt. Landschap met koeien (schilderij van Adriaan-Jozef Heymans, late 19de eeuw) Om de landbouw uit de crisis te halen schakelen Ministerie van Landbouw en ook de in 1890 gestichte Boerenbond welbewust de (toekomstige) boerinnen in als instrumenten, als "propagandisten" zeg maar, om het plattelandsleven in het algemeen en de boerenstiel in het bijzonder opnieuw aantrekkelijk te maken. De "Boerinnenbond", gestart in 1911, richt zich zelfs exclusief op deze doelgroep.
De nodige kennis en vaardigheden worden bijgebracht via een brede waaier van vorming en scholing: het maandblad "De Boerin" en het fameuze "Ons kookboek" van "De Boerinnenbond", het uitsturen van landbouw- en zuivelconsulenten door het Ministerie, publieke voordrachten, avondlessen, rondreizende melkerijscholen, deeltijds onderricht in lagere en gewestelijke landbouwhuishoudafdelingen. Het Ministerie van Landbouw vaardigt in 1890 een organieke Wet betreffende het Landbouwonderwijs uit die de subsidiëring van vrije landbouwhuishoudscholen mogelijk maakt. Er gaat een brochure naar alle vrije meisjesinstituten en pensionaten om hen ertoe aan te zetten voltijds middelbaar landbouwonderwijs uit te bouwen. de lagere huishoudafdeling (1895-1903)Klas van het 1ste leerjaar, juli 1929 Reeds vóór de Eerste Wereldoorlog (1914-18), vanaf 1895, was er aan de school van de Zusters in Moorslede een lagere deeltijdse landbouwhuishoudafdeling verbonden voor 14-jarige boerendochters, die de 4de graad van het lager onderwijs hadden gevolgd. Meisjes, die onvoldoende tijd hadden om deel te nemen aan het voltijds onderwijs, kregen zo toch de kans om - deeltijds - een middelbare opleiding landbouwhuishoudkunde te volgen. 4 zusters hadden zelfs speciale studies gevolgd om een speciaal diploma te behalen voor wat men "de melkerijschool" noemde. Ook nog op 2 andere plaatsen in West-Vlaanderen, m.n. in Heule en Kortemark, bestond zo'n vorm van deeltijds onderwijs in schoolverband. Die speciale afdeling gaf in totaal 100 uren les aan gemiddeld een 20-tal meisjes. Enkel tijdens de winterperiode (van oktober tot maart), omdat het dan véél kalmer was op de landbouwbedrijven en de meisjes zich makkelijker konden vrij maken. De leerlingen kregen aanvankelijk les in akkerbouw, huishoudkunde en zuivelbereiding (later vervangen door tuinbouw). In 1899 behaalde de Moorsleedse "melkerijschool" op een landbouwtentoonstelling in Gent een diploma en een eremetaal. Maar de school hield er in 1903 mee op. De belangstelling was immers niet zo bijster groot. Vele (vooral minder begoede) ouders beschouwden landbouwscholing toch nog als een overbodige luxe, als te duur en zelfs als tijdverlies, voor jongens... en zeker voor meisjes! Die stopzetting na 7 jaren betekende evenwel niet het einde van de organisatie van het landbouwonderwijs voor meisjes in O.-L.-V.-ten-Bunderen. de middelbare landbouwhuishoudschool (1923-1968)De keukenklas (1928) In 1923 nemen de Zusters de draad weer op van het landbouwhuishoudonderwijs en tillen het op secundair niveau. Dit gebeurt op aansturen van directeur J. Verhelst die, als proost van de Moorsleedse Boerinnengilde, de moeders aanspoort om hun dochter(s) naar de nieuwe afdeling in Moorslede te sturen. De stedelijke vrije middelbare scholen voor meisjes beperken hun aanbod tot algemeen middelbaar, huishoudkunde "Snit en Naad", en hebben allerminst belangstelling voor een specifiek agrarische opleiding. Slechts 3 landelijke scholen in West-Vlaanderen, nl in Moorslede, Anzegem en Kortemark, bieden dit soort voltijds middelbaar landbouwhuishoudkundig onderwijs aan. Klas van het tweede leerjaar, juli 1929 In 1923 duurt de opleiding middelbaar landbouwhuishoudonderwijs slechts één jaar. De leerlingen moeten verblijven in het internaat (de ouders betalen het logies en de maaltijden). Ze krijgen les van directeur Verhelst en van 2 zusters en één leken-leerkracht, die een diploma van landbouwhuishoudregentes in Laken hebben behaald. In 1924 wordt dir. Verhelst bijgestaan door Zr. Anselma (Irma Boeraeve). Vanaf 1926 neemt de opleiding twee jaar in beslag. In 1932 wordt de bevoegdheid over dit onderwijs overgeheveld van het Ministerie van Landbouw naar dat van Openbaar Onderwijs. Twee jaar later wordt de landbouwhuishoudschool van Moorslede erkend bij K.B. onder Cat. C2. In 1940 wordt de landbouwhuishoudschool omgedoopt tot Midddelbare Landelijke Huishoudschool. Het volledig leerprogramma omvat 3 jaar. Maar voor de meisjes, die al de 4de graad van het lager onderwijs (7e en 8ste leerjaar) hebben gevolgd, blijft de opleiding beperkt tot 2 jaar. Dir. J. Verhelst neemt in 1942 ontslag en Zr. Anselma wordt nu officiëel directrice. Maar ze wordt al het jaar daarna, wegens ziekte, opgevolgd door Zr. Archangela (Gilda Goormachtigh).
In 1940 verblijven er 19 leerlingen in het eerste, 19 in het tweede, en 12 in het derde jaar, in totaal dus 50. Ruim de helft komt van buiten een straal van 10 km rond Moorslede, zelfs uit Noord-Frankrijk, maar vooral van plaatsen in West-Vlaanderen waar een kloosterfiliaal met lagere school bestaat, bijv. Geluwe, Knokke, Pollinkhove, en waar de onderwijzende zusters hun leerlingen sterk aanmanen om in Moorslede verder te studeren. Praktijkles koe melken te velde (1932) Het overgrote deel van de leerlingen bestaat uit boerendochters, overwegend afkomstig uit een groot en rijk landbouwbedrijf. De school is eigenlijk "elitair" en het minst toegankelijk voor degenen die er het meest nood aan hebben. Ook hier liggen de redenen voor de hand: de rijke boeren kunnen de kosten voor verplicht internaat (in 1936 is dat 3.000 fr per trimester), voor het uniform, e.d. makkelijker betalen en zij kunnen zich veroorloven om betaalde landarbeiders in dienst te nemen. Het is verder opvallend dat nogal wat meisjes de opleiding niet volledig afmaken, en dit om uiteenlopende redenen: ofwel omdat ze niet geslaagd zijn, ofwel omdat ze naar een andere (stads)school gaan, ofwel omdat ze - na een toelatingsexamen - overstappen naar het algemeen middelbaar, ofwel omdat ze binnentreden in de Congregatie van Ten Bunderen, maar vooral omdat ze vervroegd moeten bijspringen als extra-hulp op het landbouwbedrijf van hun ouders. De leerlingen van het 1ste leerjaar en hun onderwijzeressen, schooljaar 1938-39
het lessenpakket (tot 1950)Het programma van de huishoudlandbouwschool brengt de nodige kennis en vaardigheden bij, die afgestemd zijn op de feitelijke taken van de boerin:
De bereiding van groenten in de keukenklas (1935) De opleiding van de toekomstige vrouwelijke landbouwers vertaalt zich in drie soorten vakken:
het eindexamenBekwaamheidsdiploma, uitgereikt aan het eind van het schooljaar 1939-40 In de middelbare landbouwhuishoudschool in Moorslede wordt veel aandacht besteed aan het eindexamen, voor het behalen van een erkend bekwaamheidsdiploma. In de eerste decennia worden de leerlingen onderworpen aan zowel theoretische als praktische proeven. Maar geleidelijk neemt het aantal praktische tests af en worden er steeds meer mondelinge examens afgelegd. Na 1950 zijn de examens allemaal schriftelijk (behalve het vak Voordracht). Een provinciaal diploma (schooljaar 1939-40) De bekwaamste leerlingen komen in aanmerking voor het jaarlijks provinciaal Examen ("Examen van de Flinke Boerin"), vanaf 1926 georganiseerd door een speciale Commissie, samengesteld door de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen. Moorsleedse leerlingen slagen er in de loop der jaren meermaals in om de 1ste plaats weg te kapen. Gemiddeld behalen ze jaarlijks - op één vak na - het hoogste aantal punten van alle deelnemende scholen. Een bewijs dat de kwaliteit van het onderwijs in de afdeling van Moorslede continu op een hoog peil staat. Vanaf 1923 belegt de Boerinnenbond elk jaar een Nationale Prijskamp (het "Ere-examen van de Dappere Boerin"), waaraan de leerlingen, die als de besten uit de provinciale voor-selecties komen, mogen deelnemen. Eén keer, in 1927, wordt de overwinningsbeker uitgereikt aan een meisje uit Moorslede! de kentering in de jaren vijftigDe wasklas (1959) Vanaf de jaren vijftig stellen we een opvallende trend vast in de doorstroming: er zitten in het 2ste jaar gemiddeld méér leerlingen dan in het 1ste!. Hoofdreden: een aantal 1ste-jaarsleerlingen van het algemeen middelbaar, dat moeite heeft om te volgen of niet slaagt in de examens, stapt over naar het "gemakkelijkere" 2de jaar van de landbouwhuishoudschool. Al even merkwaardig is dat nu de overgrote meerderheid van de leerlingen afkomstig is van binnen een straal van 10 km, vooral uit Moorslede zelf. Vanaf 1951 bestaat er naast het (betalende) internaat immers ook half-internaat en externaat, waardoor de boerendochters uit de directe omgeving dagelijks met de fiets naar school kunnen komen en zo 's avonds en op vrije dagen een handje kunnen toesteken thuis op de hoeve. De onderhoudsklas (1959) Er tekent zich een grondige mentaliteitswijziging af: de boerin houdt zich steeds minder bezig met agrarisch werk. Van haar wordt vooral verwacht dat ze het huishouden doet en de opvoeding van de kinderen op zich neemt. De dochters uit landbouwersgezinnen worden niet langer in de richting van de landbouwhuishoudschool geduwd maar kunnen, naargelang van hun capaciteiten en voorkeuren, ook andere opleidingen volgen, zoals handel, verpleegkunde, boekhouding enz. Deze mentaliteitsommeslag vertaalt zich algauw in een aanpassing van het lesprogramma, waarbij het zuiver landbouwkundig vakkenpakket (zowel de theoretische als de praktische lessen) stelselmatig terrein verliest (in 1955 nog slechts 11,2 % van de totale leertijd). Na WO II worden nieuwe vakken opgenomen in het programma: Electriciteit, Huisdierkunde, Moestuinteelt en Fruitteelt, ten koste van de theoretische vakken (Bemestingsleer en Hoenderteelt) en van al de praktische vakken op het veld. Van de technische voorzieningen voor landbouwkundige vakken maakt men nog nauwelijks gebruik. De leerlingen en leerkrachten van het 3de jaar van de Technische Landbouwhuishoudschool (schooljaar 1961-62). Rechts bovenaan de directrice, Zr. Columba, onder haar Zr. Marie-Alphonse, links Zr. Ursula, vooraan, 2de van rechts, zit de lerares Esther Willaert, die in 1971 zal intreden ("late roeping"). In 1953 verdwijnt uiteindelijk het agrarisch vakkenpakket helemaal en wordt doorgeschoven naar naschoolse leergangen elders, ingericht door het Ministerie van Landbouw. Het hoofdaccent valt voortaan op algemene en vooral op huishoudkundige vakken. Zo evolueert de landbouwhuishoudschool in Moorslede in de praktijk geruisloos naar een landelijke huishoudschool (3 leerjaren). De leerlingen en leerkrachten van het 3de jaar van de landelijke huishoudschool (schooljaar 1962-63). Vooraan, v.l.n.r. Zr. Marie-Alphonse, Zr. Ursula, de Algemene Overste Zr. Carolina, dir. G. De Clerck, directrice Zr. Columba en Zr. Benitia Automatisch komen er van langs om meer meisjes zonder een agrarische achtergrond, waarvan de ouders een ander beroep uitoefenen, en die zorgen voor een forse toename van de leerlingen-populatie. Bovendien wordt deze studierichting betaalbaar voor dochters van minderbegoede arbeiders, ambachtslui en bedienden: het (dure) internaat is vanaf 1951 niet langer verplicht zodat de 72 leerlingen kunnen kiezen voor half-internaat of externaat. Zr. Columba (Paula Cloet), laatste directrice van de Techische en de Beroepsschool (1960-1982) In het begin van de jaren vijftig, neemt Zr. Ursula definitief de leiding van de Landelijke Huishoudschool over van Zr. Archangela. In 1954 wordt ze vervangen door Zr. Acharia. Deze laatste overlijdt in 1958 en Zr. Wivina komt in haar plaats als directrice. In 1960 neemt Zr. Wivina ontslag en Zr. Columba wordt de nieuwe directrice, die ook de prille Naaischool (vanaf 1958 Beroepsschool) onder haar bevoegdheid krijgt. De leerlingen van het 2de jaar beroepsonderwijs "Snit en Naad" (schooljaar 1964-65), met in het midden Zr. Benitia (Simonne Callewaert)
vervanging door Technische SchoolIn 1969 wordt de Landelijke Huishoudschool definitief opgeheven en vervangen door een "Sociaal-Technische School" (type C2Aa), gespreid over 3 leerjaren, met, naast enkele algemeen vormende vakken, de nadruk op huishoudkundige vakken.In 1982 gaat Zr. Columba met pensioen als directrice van het Technisch en Beroepsonderwijs. Zr. Lutgart (Noëlla Delbeke) wordt de algemene directrice van de Moderne Humaniora, de Sociaal-Technische school en de Beroepsschool. 1989 - Door o.m. de invoering van de opgelegde Eenheidstructuur, de evolutie naar grootschalige scholen en de daling van het aantal leerlingen, moet de hele secundaire school eind augustus 1991 haar deuren sluiten.
|