|
|
Compostela - de middeleeuwse pelgrimswegen |
overzichtskaart van de West-Europese Compostela-pelgrimsroutes
Welke St.-Jakobsweg(en) zuidwaarts volgden de pelgrims, die in de late Middeleeuwen passeerden voorbij het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede, om in het verre Santiago de Compostela te geraken? Het antwoord op deze vraag is niet simpel. De naam St. Jacobsweg zou de indruk kunnen wekken dat het ging om een onveranderlijke en voorgeschreven route, waaraan de pelgrims zich strikt moesten houden. Maar er bestond in de late Middeleeuwen niet zoiets als een specifieke pelgrimsroute Moorslede - Compostela, die de pelgrims slaafs moesten volgen en waarvan ze niet mochten afwijken. Niets is minder waar. Er bestonden géén exlusieve speciale bedevaartstrajecten en er werden al evenmin speciale Jacobswegen aangelegd.
Naast enkele favoriete hoofdwegen zuidwaarts vanuit Vlaanderen was er een veelheid van "secundaire" wegen, waaruit de pelgrims naar believen konden kiezen. Vanaf de 11de en vooral de 12de eeuw was er in héél westelijk Europa, en zeker in het toenmalige Vlaanderen, een fijnmazig net van wegen waarvan niet enkel de bedevaarders, maar reizigers van allerlei slag zoals handelslui, militairen, diplomaten, bouwlieden, postmannen, koeriers, enz. dankbaar gebruik maakten.
het Romeinse heerwegennet in Noord-Gallië en Germania Inferior in de 1ste eeuw na Christus.
- Er was het bestaande min of meer onderhouden netwerk van geplaveide Romeinse heerwegen, die nog tot ver in de Middeleeuwen in hun geheel (of stukken ervan) in gebruik bleven. Dat het Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede langs zo'n eeuwenoude heerweg lag is het beste bewijs dat de pelgrims die heerweg toen, in beide richtingen, bewandelden. Het Gasthuis, gesticht ten behoeve van pelgrims, stond daar echt niet toevallig! Deze eeuwenoude heerweg was vermoedelijk een verbindingsweg Torhout - Menen, tussen enerzijds de grote heerbaan "Via Belgica" (Boulogne-sur-Mer naar Keulen) en anderzijds een aftakking (= diverticulum) ervan, tussen Kassel - Aardenburg (zie bovenstaande kaart).
fragment van een kaart van het bisdom Ieper. Joan Blaeu, 1662
- Bovenop die "snelwegen" van de Romeinen ontstond - door de aangroei van de bevolking en door het toenemend aantal steden en dorpen - over het hélé grondgebied een nieuw en véél dichter netwerk van feodale verbindingswegen tussen steden, dorpen, heerlijkheden, kastelen, abdijen en kloosters.
Bepaalde bedevaarderscategorieën, zoals de straf- en beroepspelgrims, zullen wel steevast de kortste weg(en) hebben uitgekozen om snel ter bestemming te komen. Maar men mag dat niet zomaar veralgemenen tot alle Middeleeuwse bedevaarders. De kortste weg was immers niet altijd de beste, integendeel, hij kon soms in bepaalde streken ronduit gevaarlijk zijn, bijv. in tijdens van oorlog of plaatselijke onlusten. De meerderheid van de pelgrims koos dus niet zozeer voor de kortste, maar voor de veiligste weg, ook al moesten ze hiervoor "het rechte pad" verlaten.
een van de ontelbare landwegjes als alternatief voor de grote pelgrimsroutes
En zelfs als een hoofdroute naar het verre Compostela wél veilig was, stond het de bedevaarders steeds volledig vrij om die te verlaten, een "afrit te nemen" om
- een alternatief of parallel lopend traject te kiezen (bijv. tijdens de terugreis)
- een dwarsweg (verbindingsweg) te nemen om zo "over te stappen" naar een andere hoofdroute
- een ommetje te maken of een zijweg in te slaan om een nabijgelegen of verder verwijderde heiligdom, kathedraal of abdij te bezoeken, om een miraculeus beeld in een kerk of kapel te vereren, om water te drinken of te tappen van een geneeskrachtige bron, of ... om het betalen van tol te vermijden
- een "wegomleiding" te volgen om een ingestorte brug, een overstroomde weg of barre hoogvlakte te omzeilen
Het feit dat er in theorie geen specifieke verplichte pelgrimswegen waren, wil nog niet zeggen dat alle bedevaartroutes in de praktijk gelijkwaardig waren of dat de middeleeuwse reizigers zomaar op de tast dag na dag zuidwaarts trokken. De pelgrims namen niet om het even welke wegen, NIET "alle wegen leidden naar Rome of Compostela". De meerderheid had er, om allerlei praktische redenen, belang bij om bepaalde "platgetreden paden" te benutten, waarlangs de noodzakelijke infrastructuur voorhanden was.
hospitaalridders bouwden deze verzamelplaats voor pelgrims. Augeac nabij Le Puy-en-Velay.
Net zoals de hedendaagse toerist, die bijv. met vakantie gaat naar Zuid-Frankrijk, zich geen autoweg kan voorstellen, zonder de nodige infrastructuur onderweg, zoals motels, tankstations, rustplaatsen, e.d. waar men kan eten en drinken, zich opfrissen, reisvooorraden inslaan, de brandstoftank volgooien, eventueel overnachten... Zo ook kwam een weg in de late Middeleeuwen pas in aanmerking als pelgrimsroute naar Compostela of naar een ander verafgelegen heiligdom, in de mate dat die was bezaaid met een toereikend aantal algemene en specifieke infrastructuur-onderdelen en etappeplaatsen, zoals
de romaanse cisterciënzerabdij van Sénanque (Provence), omring door velden met lavendelbloemen
- kerken, kapellen, abdijen, kloosters en priorijen (voorlopers van de hedendaagse toeristische bezienwaardigheden!), die de pelgrims naar eigen keuze, godsvrucht en vermogen bezochten. In ons land zijn er bijv. een 40-tal kerken en 16 kapellen geïnventariseerd (niet alle hebben de roerselen des tijds overleefd), toegewijd aan de H. Jacobus, die uiteraard hoog in aanzien stonden bij alle Compostela-gangers.
- heiligdommen, waar de relieken van een of meer heiligen werden vereerd. Deze categorie van etappeplaatsen viel in de praktijk meestal samen samen met de vorige!
"L'Hospitalet du Sauvage" in Chanaleilles (Auvergne, Frankrijk), een oud-commanderie van de Tempeliers, waar pelgrims een onderkomen vonden
- gasthuizen, St.-Jakobshospitalen, gastenverblijven in abdijen en kloosters voor de opvang, verzorging en ondersteuning van de pelgrims. Omdat de meest pelgrims te voet naar Compostela gingen, moest er ongeveer om de 20 à 30 km een oponthoudsplaats of vaste woonkern zijn langs de weg, om er veilig te eten, de drinken, te slapen en op krachten te komen.
- herbergen voor pelgrims die kapitaalkrachtiger en gesteld waren op méér comfort. Men kon daar ook van paard of ezel te verwisselen of schoenen laten repareren.
Even ten noorden van het Gasthuis ten Bunderen, langs de Oude Heerweg, op het grondgebied van het huidige dorp Beitem, stond een afspanning "De Meerlaan", waar men kon logeren en een paard wisselen.
- wegmarkeringen zoals wegkruisen, kapellen, wijzers, cairns, bronnen, enz.
- bruggen op strategische oversteekplaatsen van rivieren, om geen lange omwegen te moeten maken.
middeleeuwse stenen brug
Omgekeerd kunnen we NU de grote middeleeuwse pelgrimswegen min of meer reconstrueren, rekening houdend met
- de densiteit van de nog overeind gebleven of schriftelijk bewaarde pelgrimsinfrastructuur: etappeplaatsen, gasthuizen, St. Jakobshospitalen, herbergen, enz.;
- de aanwezigheid van heiligdommen en gebedsplaatsen (kerken, kapellen, abdijen, priorijen);
- bepaalde sporen die de pelgrims achterlieten (bijv. graffiti), iconografische afbeeldingen, feesten en cultussen;
- plaatsnamen, bijv, "Quartier Saint-Jacques", "Rue Saint-Jacques", "Jacobspoort" (Bergen op Zoom), "St. Jacobskapelle" (ten zuiden van Diksmuide, verwijzend naar een H. Jacobuskapel aldaar).
- de directe vermelding ervan in historische schriftelijke bronnen.
- plaatselijke en regionale zakelijke documenten waarin, meestal zijdelings, wordt verwezen naar het bestaan van een pelgrimsroute naar Compostela.
"Carta Itineraria Europae". Martin Waldseemuller, 1520. Innsbruck, Tiroler Landesmuseum
- landkaarten, zoals de "Carta Itineraria Europae" (1520) van Martin Waldseemüller, die de "Niederstrasse" tussen Keulen en Parijs uittekent.
- historische kronieken.
- algemene reisliteratuur.
- pelgrimsboekjes, bijv; die van de St.-Jakobsbroederschap van Senlis
- en, last but not least, reisverhalen en -gidsen, wegbeschrijvingen ("itineraria") door en voor pelgrims.
Wat de Zuidelijke Nederlanden betreft zijn er helaas maar weinig laat-middeleeuwse documenten tot ons gekomen. Specifiek voor Compostela-routes in Vlaanderen moeten we het doen met
het Van Hulthem-handschrift (1405-1408). Brussel, Kon. Bibl. Albert I
- het Van Hulthem-handschrift, door een copiïst geschreven op papier tussen 1405 en 1408 in opdracht van een edelman, dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek Albert I (hs. 15. 589-623) in Brussel. Deze omvangrijke codex telt 241 bladen en bevat een verzameling van 221 afzonderlijke teksten van vrijwel alle literatuur-genres uit de 13de en 14de eeuw, zoals kronieken, fabels, gebeden, ridderromans, minneliederen, abele spelen, kluchten, heiligenlevens, en... een routebeschrijving voor pelgrims van Parijs naar Santiago de Compostela, de "wech van Parys tot sente Jacobs in Galissien", zoals hij in het handschrift wordt omschreven.
de Brugse Wegwijzer (1360-1380). Gent, Universiteitsbibliotheek.
- het "Itinerarium Brugense" ("de Brugse Wegwijzer") getiteld "Distantiae locorum mundi". Dit manuscript, samengesteld tussen 1360 en 1380, vormt het 2de hoofdstuk van de zogeheten Mercatel-codex, aan het einde van de 15de eeuw besteld door de toenmalige abt Mercatello van de Sint-Bavoabdij in Gent. Dit verzamelhandschrift berust in de bibliotheek van de Rijksuniversiteit Gent (ms. nr 13). Het "Itinerarium Brugense" biedt een overzicht van allerlei wegen die in de 14de eeuw vertrokken vanuit Brugge, "de navel van de wereld", zowel puur commerciële routes ten behoeve van handelslui als aanbevolen routes voor pelgrims. Gespreid over 22 pagina's, met elk 3 kolommen, worden 29 wegen voor reizigers en pelgrims beschreven, over zee of over land, naar de belangrijkste havens, handelsteden en bedevaartplaatsen in Europa (met uitzondering van Engeland en Portugal), het Nabije Oosten en Noord-Afrika.
De "Brugse Wegwijzer" was zeer praktisch voor de toenmalige bedevaarders want hij stippelde de route uit naar enkele toenmalige bekende pelgrimsoorden zoals Rome, Jeruzalem, Rocamadour, Le Puy, Sainte-Baume, St.-Nicolas de Varangeville, Avignon, Bourges en uiteraard ook Santiago de Compostela. Bij elke pelgrimsroute vermeldt het repertorium de opeenvolgende etappeplaatsen plus de afstanden ertussen, uitgedrukt in mijlen (1 mijl = ca 5,5 km) vanuit Brugge. Voor het traject Brugge-Santiago de Compostela is er een lijst van 388 haltes, gespreid over een afstand van ruim 2000 km!
kaart met de pelgrimsroutes vanuit Brugge.
Met name de "Brugse Wegwijzer" geeft ons de favoriete laat-middeleeuwe pelgrimswegen vanuit het huidige West-Vlaanderen zuidwaarts richting Compostela.
Uiteraard konden de bedevaarders daar op elk moment van afwijken. Maar we moeten ons hier nu eenmaal beperken tot de hoofdwegen, met het voorbehoud voor ogen dat die hoofdwegen niet exclusief waren. Hoe dan ook, een overzicht geven van alle toenmalige secundaire wegen en varianten in Vlaanderen en in Frankrijk zou ons te ver leiden. Volgens het "Itenerarium Brugense" was Brugge het vertrekpunt van 2 belangrijk reistrajecten (die allebei één variant hadden) naar Parijs. Eén ervan, de "Artesische Weg" (de "Arrasche baene") passeerde langs het Gasthuis te Bunderen en liep via Arras naar Parijs. In Parijs begon dan een van de 4 grote Franse Jakobswegen, de "Via Turonensis" die in Spanje uitmondde in de fameuze "Camino francés", de laatste rechte lijn naar de eindbestemming Santiagio de ompostela.
Dit levert volgende grote etappes op van de pelgrimswegen vanuit Brugge naar Compostela, die elk op aparte pagina's zullen worden beschreven :
|