De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

de pelgrimsweg Brugge-Parijs via Moorslede

kaart met de pelgrimsroutes vanuit het huidige West-Vlaanderen
kaart met de pelgrimsroutes vanuit het huidige West-Vlaanderen:
de "Artesische Weg" via Moorslede en Arras is rood gekleurd.

Langs welke weg(en) gingen de bedevaarders, die voorbij het laat-middeleeuwse Gasthuis ten Bunderen passeerden, naar Santiago de Compostela? Om een antwoord te vinden op deze vraag kunnen we terugvallen op bewaard gebleven geschreven en (vanaf de 16de eeuw gedrukte) pelgrimsgidsen, reisverslagen en wegbeschrijvingen ("itineraria") uit die tijd. De meest waardevolle schriftelijke bron is ongetwijfeld de zogeheten Mercatel-codex, aan het eind van de 15de eeuw besteld door de toenmalige abt Mercatello van de Sint-Bavoabdij in Gent. Dit manuscript bevat een belangrijk hoofdstuk "Distantiae locorum mundi" (fol. 54r-60v) gewoonlijk "Itinerarium Brugense" of "Brugse Wegwijzer" genoemd. Dit handschrift, samengesteld tussen 1360 en 1380, is eigenlijk een overzicht van allerlei wegen vanuit Brugge, zowel commerciële routes voor handelslui als pelgrimsroutes voor pelgrims.

een pagina uit de Itinerarium Brugense. Gent, Rijksuniversiteit Bibliotheek, ms. nr 13.
een pagina uit de "Itinerarium Brugense".
Gent, Rijksuniversiteit Bibliotheek, ms. nr 13

Het repertorium was zeer praktisch voor de toenmalige reizigers want het vermeldde bij elke reisweg de etappeplaatsen en afstanden uitgedrukt in mijlen (1 mijl = ca 5,5 km) vanuit Brugge, "de navel van de wereld". Gespreid over 22 pagina's, met elk 3 kolommen, worden 29 wegen voor reizigers en pelgrims opgesomd, zowel over zee als of over land, naar de belangrijkste havens, handelsteden en bedevaartplaatsen in Europa (met uitzondering van Engeland en Portugal), het Nabije Oosten en Noord-Afrika, bijv. Parijs, Bourges, Troyes, Avignon, Montpellier, Venetië, Constantinopel, Lübeck, Krakow, Bazel en de toen bekende pelgrimsoorden zoals Rome, Jeruzalem, Rocamadour, Le Puy en uiteraard ook Santiago de Compostela.


Met name de gedetailleerde wegen (inclusief de etappeplaatsen) vanuit Brugge naar Parijs, zoals ze worden beschreven in de "Brugse Wegwijzer" ("Itinerarium Brugense"), zijn hier voor ons belangrijk. Ze geven vrij gedetailleerd het gebruikelijk traject dat de pelgrims toen volgden doorheen (West-)Vlaanderen en Noord-Frankrijk om vervolgens via de 2 fameuze Jacobswegen, de "Via Turonensis" in Frankrijk en vervolgens de "Camino francés" in Spanje, naar hun eindbestemming Compostela te reizen. De volledige afstand Brugge-Compostela, via Parijs en Tours, werd in 1400 door "de Brugse Wegwijzer" gesteld op omgerekend ruim 2.200 km.

Volgens het "Itenerarium Brugense" was Brugge een belangrijk vertrekpunt van 2 vaste trajecten (die allebei één variant hadden) naar Parijs.

  1. De "Artesische Weg" ("Arrasche baene") via Moorslede en Arras naar Parijs. Deze interesseert ons het meest omdat die voorbij het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede liep. Die komt op deze pagina dan ook uitbebreid aan bod.
  2. De "Henegouwse Weg" ("Doorniksche baene") vanuit Brugge via Doornik en Valenciennes naar Parijs. Die wordt op een aparte pagina van deze website gedetailleerd beschreven.

I. De Artesische weg vanuit Brugge via Arras naar Parijs

Brugge

    de St. Jakobskerk in Brugge
    de St. Jakobskerk in Brugge

  • De St. Jakobskerk. Zeker al in 1180 was er in Brugge een St.-Jakobskapel, afhankelijk van de St.-Salvatorparochie. Door de snelle toename van de bevolking kreeg de kapel in 1239 een zelfstandige parochie. Het jaar daarna werd de kapel vervangen door een éénbeukige vroeggotische kruiskerk. Al snel bleek deze te klein en tussen 1457 en 1518 werd de kerk tot de huidige hallenkerk (= met 3 beuken van gelijke hoogte in het schip). Tijdens de Franse Revolutie werd de St.-Jakobskerk leeggeroofd en de inhoud ervan werd overgebracht naar Frankrijk (nu te bekijken in het "Musée des Augustins" in Toulouse).

    zilveren relieksarcofaag van St. Jakob. 1791.
    zilveren relieksarcofaag van St. Jakob. 1791.

    In het barokke interieur zijn meerdere afbeeldingen van zijn patroonheilige en zijn pelgrimsattributen: in het koorgestoelte (1671-1674), bovenop het marmeren hoofdaltaar (1665-1671), een stenen beeld van Jacobus met 2 aanbiddende pelgrims (16de eeuw) en een relieksarcofaag met borstbeeld van Jacobus in verguld hout (18de eeuw). In de zuidelijke zijbeuk hangen 13 schilderijen met taferelen uit het leven van St. Jakob (D. Nollet, 1694), de meest complete geschilderde cyclus in ons land.

    binnenkoer van het S. Janshospitaal in Brugge
    binnenkoer van het S. Janshospitaal in Brugge

  • Het St. Janshospitaal. Het werd gesticht in het midden van de 12de eeuw. Men nam er niet enkel zieken op maar verleende ook gastvrijheid aan behoeftige pelgrims. In de late Middeleeuwen werden in het hospitaal verscheidene heiligen vereerd, zoals de H. Ursula (voor wie Hans Memling in 1489 het nieuwe reliekschrijn beschilderde) en vooral de H. Cornelius (een 3de-eeuwse paus en martelaar), patroonheilige van het hospitaal, aanroepen als beschermheilige van het hoornvee. De verering voor de St. Cornelius kwam er op gang in de 14de eeuw en zijn beeld in de aan hem toegewijde kapel dateert nog van die tijd. Zijn relieken worden er bewaard in een reliekhouder (in de vorm van een ivoren hoorn), samen met die van de H. Ghislenus (7de-eeuwse abt van de St. Ghislainabdij bij Bergen). Beide heiligen werden aanroepen tegen epilepsie en geestesziekten.

    St. Jakobsbeeld in verguld hout. 1391. Brugge, St. Salvatorkathedraal
    St. Jakobsbeeld in verguld hout. 1391. Brugge, St. Salvatorkathedraal

  • De Sint-Salvatorkathedraal. De Sint-Jakobskapel erin werd destijds gebruikt als onthaal- en gebedsruimte voor de pelgrims. Er zijn muurschilderingen blootgelegd, die naar Jakobus verwijzen.

    de H. Bloedbasiliek in Brugge
    de H. Bloedbasiliek in Brugge

  • De H. Bloedkapel. Pelgrims werden van heinde en verre aangetrokken door de beroemde reliek van Jezus' bloed in de H. Bloedkapel, een dubbelkapel, gebouwd in romaanse stijl (1134-1157) door graaf Diederik van de Elzas, op de Burg (het oudste gedeelte van Brugge). De gaaf bewaard gebleven sobere romaanse benedenkapel was de huiskapel van de graaf en zijn familie. De eigenlijke H. Bloedkapel bevond zich op de bovenverdieping en werd in de 15e eeuw herbouwd in gotische stijl. Tijdens de Franse Revolutie werd ze grotendeels verwoest en in de 19de eeuw ingrijpend gerestaureerd in neogotische stijl.

    de relikwie van het H. Bloed
    de relikwie van het H. Bloed

    In deze bovenkapel werd en wordt de beroemde reliek bewaard en vereerd van het H. Bloed van Christus. Volgens een oude overlevering bracht Diederik van de Elzas, graaf van Vlaanderen, na de 2de kruistocht, rond 1150, deze relikwie (enkele druppels van het bloed, door Jezus vergoten aan het kruis, en opgevangen door Jozef van Arimathea) mee uit het H. Land. Maar in werkelijkheid kwam de reliek pas in het begin van de 13de eeuw naar Brugge, vermoedelijk vanuit Constantinopel.

    O.L.V. Ter Potterie
    O.L.V. Ter Potterie

  • O.L.V. Ter Potterie (nu een museum), aan de Potterierei, was in de Middeleeuwen een bekend pelgrims- en armenhospitaal. Het werd opgericht in het midden van de 13de eeuw. Vanaf het einde van diezelfde eeuw werd er een miraculeus Mariabeeld vereerd, dat aanvankelijk tegen de buitengevel van de kapel stond en later in de kloosterkapel.

De Zwinstreek

kaart van de Zwinstreek. W. en J. Blaeu, 1635, Flandriae Teutonicae Pars Orientalior.
kaart van de Zwinstreek. W. en J. Blaeu, 1635, Flandriae Teutonicae Pars Orientalior (fragment).

In de handelsstad Brugge verzamelden zich vele Jacobuspelgrims, die vanuit verschillende richtingen (Engeland, de Noordelijke Nederlanden, Noordwest-Duitsland, Scandinavië en het gebied rond de Oostzee) per schip waren gereisd naar een van de voorhavens aan de zeearm van het Zwin: Sluis, Aardenburg, Sint Anna ter Muiden, Hoeke, Lissewege en Damme. Vandaar zetten ze hun tocht te voet verder over land. Precies omdat daar vele pelgrimsschepen aanmeerden was er in de hele Zwinstreek een grote verering voor Sint Jacobus, schutspatroon van de schippers en de bootreizigers.

    plattegrond van Sluis. Jacobus van Deventer, circa 1565
    plattegrond van Sluis. Jacobus van Deventer, circa 1565

  • Sluis (nu een stad vlak over de grens, in Zeeuw-Vlaanderen, in de Nederlandse provincie Zeeland). De zeearm van het Zwin, die in 1134 was ontstaan na een stormvloed en een 6 km brede mondig aan de Noordzee had, verzandde vanaf de 12de eeuw langzamerhand. Als gevolg van die verzanding en ook van aanslibbing werden de reien van Brugge onbereikbaar voor zeeschepen. Van het vroegere kanaal tussen Brugge en Sluis bleef uiteindelijk niet veel meer over dan een smalle strandgeul in de polders. Er moesten zeewaarts voorhavens worden aangelegd, eerst in Damme, dan Hoeke en tenslotte in Aardenburg, Sint Anna ter Muiden en vooral Sluis.

    plattegrond van Aardenburg. Jacobus van Deventer, circa 1565
    plattegrond van Aardenburg. Jacobus van Deventer, circa 1565

  • Aardenburg (nu een fusiegemeente van Sluis) was een van de oudste stadjes van Vlaanderen, dat tussen 170 en 273 na Christus een Romeinse nederzetting vormde. Het was de vertrekplaats van een belangrijke heerweg naar Kassel, die daar aansloot op de heerbaan Boulogne-Keulen. De O.L.Vrouwkerk van Aardenburg, met haar miraculeus Mariabeeld, was vanaf het laatste kwart van de 13de eeuw een bekend bedevaartsoord. In 1572 werd het wonderbeeld door de watergeuzen kapot geslagen. De kerk werd in 1625 afgebroken. De huidige neogotische Maria Hemelvaartkerk dateert uit de 19e eeuw. Om de pelgrims op te vangen bestond er vanaf 1258 in Sluis een St.-Janshospitaal, gesticht door Margaretha II van Constantinopel, gravin van Vlaanderen.

    de toren van de vroegere H. Annakerk in St. Anna ter Muiden
    de toren van de vroegere H. Annakerk in St. Anna ter Muiden

  • Sint Anna ter Muiden (nu een fusiegemeente van Sluis). Dit klein rustieke dorp ontstond omstreeks 1200 als Mude ("Anna-ter-Mu" in het West-Vlaams) en kreeg reeds in 1242 stadsrechten van de Graaf van Vlaanderen. Tijdens de late Middeleeuwen was Mude een voorhaven van Brugge en een belangrijke handelsstad (één der 17 Vlaamse steden die tot de Londense Hanze behoorden). Na de verzanding van het Zwin en de haven kwijnde de stad in de 14e eeuw weg ten gunste van het naburige Sluis. In diezelfde eeuw werd een gotische kerk gebouwd, toegewijd aan de H. Anna, moeder van Maria en grootmoeder van Jezus. Mude werd een bekend Vlaams bedevaartsoord voor de heilige, vandaar het voorvoegsel Sint-Anna, vanaf de 15e eeuw toegevoegd aan de stadsnaam Muide. Tijdens de opstand in de Nederlanden tegen het Spaans bewind (= de Tachtigjarige Oorlog van 1568 tot 1648) werd het kerkgebouw, behalve de toren, verwoest.

    de Sint-Jacobuskerk in Hoeke
    de schilderachtige Sint-Jacobuskerk in Hoeke

  • Hoeke. Dit klein polderdorpje even ten noordoosten van Damme was ooit een belangrijke voorhaven van Brugge, gelegen bij een inham van het Zwin. Omstreeks het jaar 1250 werd Hoeke een belangrijke overslagplaats voor kooplieden uit de Duitse Hanze-steden Bremen, Hamburg en Lübeck. Rond 1260 betaalde de Westfaalse koopman Hendrik van Koesfeld de bouw van een eenbeukige romaans-vroeggotische Sint-Jacobuskerk, waarvan enkel de kleine vierkante toren en de beuk bewaard zijn gebleven. Vanaf diezelfde 13de eeuw was er een hospitaal voor de opvang van de talrijke bedevaarders en vreemdelingen, en voor de verzorging van zieken en armen.

    het St. Job-drieluik (1507) dat tot 1931 in de kerk van Hoeke hing
    het St. Job-drieluik (1507) dat tot 1931 in de kerk van Hoeke hing

    Maar met de verdere verzanding van het Zwin, kwam in de 15de eeuw het verval van Hoeke, dat een rustig landbouwdorp werd. In de loop der eeuwen werd de kerk meerdere malen beschadigd en heropgebouwd. In de 16de eeuw, tijdens de Beeldenstorm, werd ze door de Geuzen zwaar toegetakeld en in 1640 heropgebouwd. In het koor hangen nog 2 delen van een oorspronkelijk drieluik (begin 16de eeuw), mogelijk afkomstig uit de school van Hugo van der Goes: het middenpaneel "Aanbidding van de herders" en het zijluik "de Besnijdenis". In de kerk bevond zich ook een schilderij uit het atelier van Jeroen Bosch "de Jobtriptiek" (1507), dat sinds 1931 is uitgeleend aan het Brugse Groeningemuseum.

    luchtfoto van Lissewege met de O.L.V.-Bezoekingskerk
    luchtfoto van Lissewege met de O.L.V.-Bezoekingskerk

  • Lissewege. Dit was tijdens de Middeleeuwen één van de meest welvarende dorpen in het Brugse hinterland. In de 13de en 14de eeuw genoot het mee van de bloeiende lakenhandel van Brugge. De opkomst van het dorp was vooral te danken aan de vondst door vissers van een miraculeus Mariabeeld in een kreek. Volgens de legende namen de zeelui het beeld mee naar huis, maar het keerde enkele malen terug naar de vindplaats. Daar werd een romaans kerkje gebouwd dat later werd vervangen door een monumentale vroeggotische O.L.V.-Bezoekingskerk (1225-1275). Zo groeide het dorp uit tot een belangrijk bedevaartsoord. De passerende pelgrims kregen logies en een maaltijd aangeboden in het nog altijd bestaande huis Spaegnen (nu St.-Jakobshuis) met daaraan verbonden een hoeve, het Spaniënhof (1567), dat de plaatselijke St.-Jakobsbroederschap had gekregen van een milde priester.

    de schuur van de verdwenen cisterciënzerabdij Ter Doest in Lissewege
    de schuur van de verdwenen cisterciënzerabdij Ter Doest in Lissewege

    De begoede pelgrims vonden onderdak in de cisterciënzerabdij Ter Doest. Aan de oorsprong van de abdij lag de oprichting in de 11de eeuw van een St.-Bartholomeuskapel, in 1106 verheven tot priorij, onder het protectoraat van de benedictijnerabdij van St.-Quentin-en-Vermandois. Omdat deze monniken er geen gebruik van maakten werd de priorij Ter Doest in 1175 de eerste en enige dochterabdij van de cisterciënzerabdij Ten Duinen in Koksijde. De monumentale gotische tiendenschuur (ca. 1275) is het enig overgebleven gebouw van de abdij en getuigt van haar historische economische macht.

    een kopie van het miraculeuze Mariabeeld van Lissewege
    een kopie van het miraculeuze Mariabeeld van Lissewege

    In 1586 werd de kerk van Lissewege door de geuzen geplunderd en in brand gestoken, inclusief het miraculeuze Mariabeeld. In het begin van de 17de eeuw werd de kerk in barokke stijl hersteld door de aartshertogen Albrecht en Isabella. Een kopie (1625) van het oorspronkelijke Mariabeeld staat in de noordelijke kruiskapel. Uit die barokke periode dateert ook het schilderij "de Verering van Sint-Jakob" (1665) van de Brugse schilder Jan Maes. Het was besteld door de Lisseweegse Sint-Jakobsbroederschap voor het altaar van de St.Jacobuskapel in de kerk.

    de gotische O.L.Vrouwkerk van Damme
    de gotische O.L.Vrouwkerk van Damme

  • Damme was in de late Middeleeuwen een bloeiende voorhaven van Brugge, gelegen aan het Zwin. Met de langzame verzanding van deze zeearm, vanaf het einde van de 13de eeuw, verdween echter de economische betekenis van Damme. In de monumentale scheldegotische O.L.Vrouwkerk (gebouwd tussen 1225 en 1250, en in 1340 vergroot met een hallenkoor) werd in de late Middeleeuwen het miraculeuze H. Kruis vereerd door de pelgrims.

    de reliek van het H. Kruis in Damme
    de reliek van het H. Kruis in Damme

    Volgens de legende werd het in 1339 door Damse vissers uit zee opgehaald. Aan het kruis werden tal van mirakelen toegeschreven, en dat trok eeuwenlang talloze pelgrims aan. In 1578 plunderden de Geuzen de O.L.Vrouwkerk en vernielden het mirakelkruis. Enkel een fragment van het oorspronkelijke kruis bleef bewaard en werd als relikwie verwerkt in een nieuw H. Kruis. In 1725 werden de zijbeuken van de O.L.Vrouwkerk gesloopt. De binnenmuren ervan werden nadien verwerkt in de huidige hallenkerk.

    het St. Janshospitaal van Damme
    luchtfoto van het St. Janshospitaal van Damme

    Vóór 1249 werd in Damme een O.L.Vrouwegasthuis gesticht, met de steun van de gravin van Vlaanderen, Margaretha van Constantinopel. Het gasthuis bood aanvankelijk onderdak aan passanten, pelgrims en reizigers in nood. Na een tijd werden er ook zieken opgenomen en groeide het gasthuis uit tot St.-Janshospitaal. De zusters en broeders, die de kloosterregel van St.-Augustinus volgden, stonden in voor de werking ervan.

Torhout

de romaanse toren van de Sint-Pietersbandenkerk in Torhout
de romaanse toren van de Sint-Pietersbandenkerk in Torhout

Er zijn duidelijke archeologische aanwijzingen dat Torhout een belangrijke nederzetting was in de Romeinse tijd. Volgens sommige auteurs vormde Torhout een knooppunt van Gallo-Romeinse wegen hoewel harde argumenten hiervoor ontbreken. Van 1073 tot 1085 werd de eerste romaanse Sint-Pietersbandenkerk gebouwd. Rond 1228-1229 werd, net buiten de oorspronkelijke stadsmuren, een hospitaal gesticht voor de opvang van passanten. In 1566 werd Torhout een eerste keer aangevallen door de Geuzen. In 1578 werden de romaanse kerk en de hele inboedel door brand verwoest tijdens de Beeldenstorm. In 1590 verdween de kloostergemeenschap in het hospitaal en werden de goederen overgedragen aan de bezittingen van de kerk. In het begin van de 17de eeuw werd begonnen met de heropbouw van de Sint-Pietersbandenkerk.

Lichtervelde

de huidige 19de eeuwse St.-Jakobskerk van Lichtervelde
de huidige 19de eeuwse St.-Jakobskerk van Lichtervelde

In de 12de eeuw werd in dit dorp een romaanse St.-Jakobskerk gebouwd (waarvan de fraaie doopvont in Doornikse steen is overgebleven). Deze kerk werd in 1583, tijdens de Geuzenopstand, verwoest en rond 1620 hersteld. In 1879 kwam er een neogotische kerk in de plaats die tijdens Wereldoorlog I (1914-18) zware averij opliep. In het timpaan, boven de ingang van de kerk staat een Christusfiguur, met aan de rechterkant knielende St.-Jakob-pelgrims en aan de rechterkant de knielende H. Margaretha.

beeld van St. Jakobus in de preekstoel
beeld van St. Jakobus in de preekstoel

(Deze 3de-eeuwse heilige en martelares werd in Lichtervelde van oudsher speciaal aanroepen tegen onvruchtbaarheid, barensweeën, krampen en borstkwalen). Op de monumentale neo-barokke preekstoel (1863) in de kerk is een zittende St.-Jakob als bisschop gesculpteerd. In het koor en in de rechterzijbeuk is een glasraam met een afbeelding van dezelfde heilige.

Gits

de H. Jakobuskerk in Gits
de H. Jakobuskerk in Gits

Gits (een deelgemeente van Hooglede) lag, blijkens archeologische vondsten, eeuwenlang langs een Romeinse secundaire heerweg (= diverticulum). Deze liep waarschijnlijk van Doornik, via Kortrijk, Gits en Torhout (Wijnendale) naar Oudenburg. Zeker vanaf het einde van de 11de eeuw stond er in Gits een (parochie)kerk, toegewijd aan St. Jacobus de Meerdere. In 1581 werd ze door de Geuzen vernield en daarna gerestaureerd. In 1765 werd de kerk uitgebreid, maar uiteindelijk in 1847 vrijwel helemaal afgebroken en vervangen door de huidige hallenkerk. In 1918, aan het einde van Wereldoorlog I (1914-18) werd het gebouw gedeeltelijk vernield (o.m. de toren) en in 1922-23 hersteld. Binnen in de kerk kan men er een schilderij "Jacobus in extase" en een terracottabeeld van Jacobus bekijken, allebei daterend uit de 18de eeuw.

Roeselare

het gasthuis voor pelgrims (P, met rode stip aangeduid). Stadsplan van Sanderus, 1662
het gasthuis voor pelgrims (P, met rode stip aangeduid). Stadsplan van Sanderus, 1662

In Roeselare, aan de kruising van de Zuidstraat en de Mandel, stond ooit een St.-Jansgasthuis voor pelgrims en behoeftige zieken. De stichting ervan wordt toegeschreven aan Margaretha van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, en dateert van vóór 1268, wellicht in 1245. Het hospitaal raakte echter in verval tijdens de godsdienstoorlogen, in het laatste kwart van de 16e eeuw. In 1635 droeg hertog Wolfgang Wilhelm van Pfalz-Neuburg, de toenmalige Heer van Wijnendale en Roeselare, de hospitaalgoederen over aan de Augustijnermonniken in Leuven. Deze laatsten openden er in 1641 een Latijnse school voor internen en externen. Dit "collegium Augustino-Rollariense" was de voorloper van het huidige Klein Seminarie in de Zuidstraat.

Moorslede

zo zag het Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede er ongeveer uit in de middeleeuwen.
Zo zag het Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede er ongeveer uit in de Middeleeuwen

Rond het midden van de 13de eeuw werd in Moorslede het pelgrimsgasthuis ten Bunderen gesticht. Het Gasthuis, op een boogscheut van het huidige dorp Beitem, stond langs de secundaire heerbaan (= diverticulum) Bavai - Rijsel - Menen - Roeselare - Lichtervelde - Torhout - Brugge - Aardenburg. Er woonden 4 lekenzusters, die vanaf 1473 leefden volgens de Regel van de H. Augustinus. Tijdens de Beeldenstorm werden het Gasthuis, het klooster en de bijhorende gebouwen tot tweemaal toe verwoest. De zusters sloegen in 1578 definitief op de vlucht naar Frankrijk. Van het Gasthuis aan de huidige Oude Heirwegstraat is er geen enkel tastbaar overblijfsel meer, maar de Congregatie van de Zusters van O.L.V. Ten Bunderen bestaat nog steeds, en heeft nu haar hoofdklooster in Zonnebeke. De bewogen geschiedenis van het gasthuis 'Ten Bunderen' en de verdere geschiedenis van de Congregatie wordt op deze website uitgebreid beschreven.

De Oude Heerweg op de kaart 'De Casselrie van Ypre' van Joan Blaeu (1662), in A. Sanderus' 'Flandria Illustrata'
het Gasthuis ten Bunderen langs de Oude Heerweg. Kaart van Joan Blaeu.
A. Sanderus, "Flandria Illustrata", 1662.

Vanaf het Gasthuis ten Bunderen volgden de pelgrims de "Oude Heirweg", die verder zuidwaarts kronkelde langs akkervelden tot de gehuchten "Sint Pieter", "De Schouthoek" van Ledegem, "de Hoogte" (Moorsele) en "de Kleppe" (Dadizele). Vandaar liep de weg in een diepere bedding, min of meer parallel met de huidige Meense Steenweg (aangelegd in 1754 onder het Oostenrijks bewind), eerst over de Geluwebeek, dan links bergop over de Kezelberg tot de Bruggestraat in Menen.

Menen

Menen in 1649. Het hospitaal is met rode stip aangeduid. Kaart van Joan Blaeu. A. Sanderus. Verheerlykt Vlaandre
Menen in 1649. Het hospitaal is met rode stip aangeduid.
Kaart van Joan Blaeu. A. Sanderus. Verheerlykt Vlaandre

Menen was al in de Romeinse tijd een belangrijke nederzetting, gelegen aan de Leie en bij het kruispunt van 2 heerwegen: enerzijds de bekende "Via Belgica" tussen Boulogne-sur-Mer (Fr) en Keulen (D.) en anderzijds de "Oude Heerweg", die ook passeerde in Moorslede. Deze tweede heerbaan liep van Noord naar Zuid dwars doorheen Menen, via de huidige Bruggestraat en de Rijselstraat, richting Rijsel. De middeleeuwse stadskern, de zogeheten "Bruel", tussen de huidige markt en de Leie, omvatte het "Saelhof" (de burcht van de Heer van Menen), de parochiekerk van St.-Vedastus (de huidige dateert uit het begin van de 19de eeuw) en een St.-Jorisgasthuis.

het St. Jorishospitaal (links) en de kapel (midden) in Menen, circa 1900
het St. Jorishospitaal (links) en de kapel (midden) in Menen, circa 1900

Het gasthuis voor pelgrims bestond zeker al in 1087 langs de Rijselstraat. Het was bewoond door 4 zusters, die zoals in Moorslede, vanaf 1473 leefden volgden de Augustijnse kloosterregel. In 1566 werd het hospitaal tijdens de Beeldenstorm (1566) volledig geplunderd en verwoest. Tussen 1611 en 1616 werden het klooster en hospitaal heropgebouwd. De zusters boden voortaan niet enkel onderdak aan pelgrims maar verzorgden ook zieken en bejaarde vrouwen en gaven onderwijs. Vanaf het einde van de 18de eeuw werd de opvang van reizigers in het passantentehuis helemaal opgegeven.

Tourcoing

klooster en kapel van het vroegere Hospice d'Havré in Tourcoing
gerenoveerde klooster en kapel van het vroegere Hospice d'Havré in Tourcoing

In Tourkonje (het huidige Tourcoing, vlak over de Franse grens), gelegen langs de oude handelsweg Doornik-Wervik, konden de pelgrims een onderkomen vinden voor één nacht in een gasthuis, "hospice d'Havré" geheten. Het werd gesticht in 1260 in een landhuis door een plaatselijke edelvrouw en 2 jaar later erkend door de gravin van Vlaanderen, Margaretha II van Constantinopel. In 1630 werd het gasthuis door de gemeente overgedragen aan de Grijze Zusters (= Franciscanessen) van Komen, die er een klooster "Notre Dame des Anges" bouwden en er in 1719 een kostschool aan toevoegden. In 1792, tijdens de Franse Revolutie, werden het klooster en het pensionaat tijdelijk gesloten. Vanaf 1850 tot 1998 werden er bejaarden in opgevangen en verzorgd. De totaal gerenoveerde gebouwen uit de 17de en 18de eeuw bieden sinds 2004 onderdak aan het cultureel centrum van Tourcoing.

Roubaix

Roubaix. Ets, 1699. hospitaal St. Elisabeth (rode stip) en de St. Martinuskerk (blauwe stip)
Roubaix. Ets, 1699. hospitaal St. Elisabeth (rode stip) en de St. Martinuskerk (blauwe stip)

In Robaais (het huidige Roubaix) was er een St. Elisabeth-hospitaal voor pelgrims. Deze laatsten konden er de 9de eeuwse kerk St.-Martinuskerk bezoeken, die werd verbouwd tussen 1468 en 1521, en ook nog eens rond 1848.

Rijsel

mirakelbeeld van Notre-Dame de la Treille in Rijsel

In Rijsel gingen de bedevaarders een miraculeus Mariabeeld (einde 12de eeuw) vereren in de collegiale kerk St.-Pierre. Deze werd tijdens de Franse Revolutie helemaal verwoest en het Lieve-Vrouwebeeld verdween in de vergetelheid. Het werd gekocht door een priester, die het in 1801 schonk aan de kerk Ste.-Catherine. Halfweg de 19de eeuw werd de huidige neo-gotische kathedraal Notre-Dame de la Treille opgetrokken. Het aloude gerestaureerde beeld van de H. Maagd kreeg er vanaf 1872 een ereplaats. In 1959 werd het beeld gestolen en vervangen door een getrouwe kopie .

De pelgrims konden in de late Middeleeuwen in Rijsel onderdak vinden in verscheidene gasthuizen.

  • Het St.-Jacobshospitaal (1225), gerund door de plaatselijke Broederschap van St.-Jacobus.
  • Het hospitaal Saint-Sauveur (1215).
  • Het hospitaal Gantois, in 1462 gesticht door de liefdadige Gentse handelaar Jean Gantois, ook Jean de la Gambe genoemd.

    achterzijde van het hospitaal Comtesse in Rijsel
    achterzijde van het hospitaal Comtesse in Rijsel

  • Het O.L.Vrouwhospitaal, meestal hospitaal Comtesse geheten, omdat de gravin van Vlaanderen, Johanna van Constantinopel, het in 1236 binnen de muren van haar eigen paleis liet bouwen. De religieuzen van het hospitaal Comtesse kregen in 1245 de regel van Augustinus opgelegd en statuten, die als inspiratiebron dienden voor die van de gasthuizen in Moorslede, Menen en Wervik. Het hospitaal werd in 1468 volledig door brand vernield en later in verscheidene fasen heropgebouwd en vergroot. In 1649 werden de kloostergebouwen door een nieuwe brand geteisterd en het hospitaal verhuisde naar de huidige Rue de la Monnaie, in het oude stadscentrum. De werkzaamheden duurden tot 1724. Vanaf de Franse Revolutie tot 1943 was het hospitaal een weeshuis. In 1943 werden het vroegere kloostergebouw en de kapel ingericht als museum.

Vanuit Rijsel ging het normaal verder zuidwaarts richting Arras. Maar er was ook een alternatieve weg, een soort van dwarsverbindingsweg via Douai naar Cambrai, waar "de Henegouwse weg" passeerde en waar ook de grote Nederlandse route (Utrecht - Breda - Antwerpen - Mechelen - Brussel - Bergen) bij aansloot.

Douai

de in 1723 afgebroken collegiale kerk Saint-Amé in Douai
de in 1723 afgebroken collegiale kerk Saint-Amé in Douai

De pelgrims die de alternatieve verbindingsweg namen naar Cambrai passeerden in Dowaai (het huidige Douai) waar ze een bezoek brachten aan de collegiale kerk Saint-Amé, die Arnulf I de Grote, graaf van Vlaanderen, rond 950 had laten bouwen voor de relieken van de H. Amatus. Deze kerk zal in 1723 worden afgebroken. De bedevaarders konden ook terecht in een tweede kerk Saint-Pierre, opgericht in romaanse stijl in 1012 door de graaf van Vlaanderen. Het huidig gebouw dateert van halfweg de 18de eeuw. Men kan er 3 schilderijen van Vlaamse Primitieven bewonderen. Er was in Douai ook een gotische S. Jakobskerk (halfweg 13de eeuw), die tijdens de Franse Revolutie met de grond gelijk werd gemaakt. En tenslotte was er de kerk Notre-Dame, gebouwd rond 1175, met tal van wijzigingen in de 15de en 16de eeuw.

Seclin

het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal in Seclin
het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal in Seclin

Degenen die vanuit Rijsel wél de "Arrasche baene" bleven volgen konden in Seclin (het vroegere Sikelijn) eten en slapen in het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal, dat in 1246 werd gesticht door Margaretha II van Constantinopel, gravin van Vlaanderen, en nauw verwant was met het hospitaal Comtesse in Rijsel. Het hospitaal in Seclin werd geleid door hospitaliere broeders en zusters die leefden en werkten volgens de regel van St. Augustinus en in 1251 hun statuten ontvingen van de bisschop. Zij lieten zich in een eerste fase in met het herbergen van pelgrims. Vanaf het einde van de 15de kwam daar ziekenzorg bij. Een eeuw later waren er enkel nog zusters Augustinessen werkzaam. Vanuit Seclin stapten de bedevaarders via Pont-à-Vendin en Lens naar Arras.

Arras

panoramische kaart van Arras. G. Braun; F. Hogenberg, Civitates Orbis Terrarum, 1572
panoramische kaart van Arras. G. Braun; F. Hogenberg, Civitates Orbis Terrarum, 1572

Atrecht (het huidige Arras), de hoofdplaats van Artesië, was een bekend Jacobus-heiligdom. De pelgrims gingen er in de kerk van de vermaarde abdij St.-Vaast bidden bij het reliekschrijn met de schedel van de H. Jakob. De graaf van Vlaanderen, Filips van den Elzas moest in 1172 een Salomonsoordeel vellen in een dispuut tussen het St. Vaastklooster van Atrecht en de collegiale kerk van Aire, die beiden vochten om het bezit van Jacobus' schedel: de schedel werd middendoor gesneden, waarbij het voorste stuk naar het kapittel in Aire ging en het achterste deel naar het H. Vaastklooster in Arras.

de bisschopswijding van de H. Vedastus. Miniatuur, 14de eeuw
de bisschopswijding van de H. Vedastus. Miniatuur, 14de eeuw

De abdij werd genoemd naar Sint Vaast, de 1ste bisschop van Atrecht (500-540) die de Frankische koning Clovis het christendom onderwees. Bisschop Vaast ging vaak bidden bovenop een heuvel bij Arras in een door hem gebouwde kapel, toegewijd aan St. Pieter.

reliekschrijn van de H. Vedastus
reliekschrijn van de H. Vedastus

In 667 liet St. Aubert, de bisschop van Kamerijk, op die plaats een benedictijnerabdij St.-Vaast bouwen en bracht de relieken van de heilige bisschop naar hier over. Al gauw kreeg de abdij het bezoek van vele bedevaarders. De St.-Vaastabdij, die tijdens de Karolingische tijd tot grote bloei kwam, speelde in de Middeleeuwen een belangrijke culturele en geestelijke rol in het zuidelijk deel van de Nederlanden. In de 18de eeuw werd de vervallen St.-Vaastabdij helemaal hersteld. Maar tijdens de Franse Revolutie werd het klooster opgeheven en de gebouwen deden dienst als ziekenhuis en later als kazerne.

luchtfoto van de huidige St. Vaastabdij en kathedraal in Arras
luchtfoto van de huidige St.-Vaastabdij en -kathedraal in Arras

De gedeeltelijk verwoeste abdijkerk werd in 1833 herbouwd en verving voortaan de gotische O.-L.-Vrouwkathedraal, die tijdens de Franse Revolutie was verwoest. 5 jaar later werden de gebouwen van de St.-Vaastabdij ingericht deels als museum en archief van Arras en deels als bisschoppelijke residentie.

In Arras kwamen bedevaartswegen aan, die vertrokken vanuit de Franse havenplaatsen Calais en Dunkerque (waar veel Engelse pelgrims aan land gingen, om de rest van hun Compostelatocht te voet af te leggen) en via St.-Omer en Béthune liepen. Vanuit Arras had de "Artesische Weg" ("Arrasche baene") twee vertakkingen zuidwaarts, om in Parijs weer samen te komen.

1. De vertakking Arras - Senlis - Parijs

Vanuit Arras leidt deze (kortste!) wegvariant naar Parijs via Bapaume, Eclusier-sur-Somme, Soyecourt, Roye, Ressons, Estrées-St-Denis, Pont St.-Maxence, SENLIS, Louvre en Le Bourget.

Senlis

de voorgevel van de kathedraal Notre-Dame in Senlis
de voorgevel van de kathedraal Notre-Dame in Senlis

In Senlis konden de Compostelagangers genieten van de gastvrijheid van het plaatselijk St.-Jakobshospitaal "Hôtel des Coquilles". Ze konden er 3 abdijen en verscheidene kerken bezoeken. De uitschieter was de kathedraal Notre-Dame, gebouwd tussen 1153 en 1191, een van de eerste gotische kerken in Frankrijk. Rond 1240 werd de kerk uitgebreid met o.m. een zuidertoren. Gedeeltelijk getroffen door een brand in 1504 werd de kathedraal tussen 1530-34 in laatgotische stijl gerestaureerd. Het westportaal (1170) met taferelen uit het leven van de H. Maagd is een fraai voorbeeld van vroeggotische beeldhouwkunst.

In Senlis kwam deze vertakking van "Arrasche bane" samen met de "Henegouwse bane" (die vanuit Brugge via Kortrijk, Doornik, Valenciennes, St.-Quentin en Compiègne liep).

2. De vertakking Arras - Amiens - St.-Denis - Parijs

Een wat langere alternatieve route liep vanuit Arras westelijker naar Parijs, via achtereenvolgens Pas-en-Artois, Puchevillers, Rainneville, AMIENS, Paillart, St.-Just-en Chaussée, Clermont, Creil, Luzarches, Sarcelles en ST.-DENIS.

Amiens

het duizelingwekkend interieur van de gotische kathedraal van Amiens
het duizelingwekkend interieur van de gotische kathedraal van Amiens

Hier brachten de pelgrims een bezoek aan de schitterende gotische kathedraal Notre-Dame (1220-1269) om er de reliek te vereren van het hoofd van St. Johannes de Doper, die door de kruisvaarders in 1206 vanuit Constantinopel was meegebracht. Ze gingen eveneens bidden voor het altaar, waarop een reliekschrijn stond met de kin van St. Jacob.

de schedelreliek van St. Jan de Doper in de kathedraal van Amiens
de schedelreliek van St. Jan de Doper in de kathedraal van Amiens

Ook andere heiligdommen stonden op het programma. Om te beginnen de kapel van het plaatselijk St. Jakobshospitaal (afgebroken in 1836) waar een reliek met een deel van de arm van Jacobus werd bewaard. Voorts de kerk St.-Germain, waar een reliekhouder met een tand van St.-Jakob werd getoond. En tenslotte 3 kloosters: de augustijnerabdij St.-Marin-aux-Jumeaux (1073), de norbertijnerabdij St.-Jean (eerste helft van de 12de eeuw) en de cistercienserabdij Notre-Dame-du-Paraclet.

Vanuit Amiens stapten de pelgrims verder via Paillart, St.-Just-en Chaussée, Clermont (Clermont-de-l'Oise), Creil, Luzarches en Sarcelles naar St.-Denis.

St.-Denis

de gotische basiliek van Saint-Denis
voorgevel van de gotische basiliek van Saint-Denis

In St.-Denis (nu een voorstad van Parijs) brachten de bedevaarders een bezoek aan de gotische basiliek, toegewijd aan Saint-Denis (Sint Dionysius of Sint Denijs). Samen met 6 andere bisschoppen werd deze heilige rond het jaar 250 door de paus naar Gallië gestuurd om er aan missioneringswerk te doen. Hij stichtte verscheidene kerken, o.m. een op het Seine-eiland van Parijs, waar hij de eerste bisschop zou zijn geweest.

Saint Denis (2de van rechts). Parijs, Notre-Dame, westportaal
Saint Denis (2de van rechts). Parijs, Notre-Dame, westportaal

In 285 werd Sint Denijs onthoofd tijdens de vervolging van de christenen onder de Romeinse keizer Valerianus, op de plaats van het huidige Montmartre (= martelaarsberg). Hij wordt vaak afgebeeld met zijn hoofd in zijn handen, bijvoorbeeld aan het ingangsportaal van de Notre-Dame in Parijs, omdat hij zijn afgehouwen hoofd oppakte en ermee naar de plaats liep waar hij begraven wilde worden, nl. hier in Saint-Denis.

koning Dagobert I bezoekt de bouwwerken van de abdij in St. Denis. Miniatuur van R. Testard, 15de eeuw. Paris, Bibl. Nat.
koning Dagobert I bezoekt de bouwwerken van de abdij in St. Denis.
Miniatuur van R. Testard, 15de eeuw. Paris, Bibl. Nat.

De Merovingische koning Dagobert I, die Parijs tot hoofdstad van zijn rijk maakte, liet rond 630 boven het het graf van de heilige bisschop en martelaar een abdij Sint-Denis bouwen. Dagobert I liet zich in de kerk begraven en vanaf de 10de eeuw tot de Franse Revolutie (1793) zou de kerk de begraafplaats worden van alle (op 3 na) Franse koningen. Onder de Karolingers ontstond een basiliek die, tussen 1135 en 1144, samen met het klooster in romaanse stijl . Nog tot het einde van de 13de eeuw onderging het geheel allerlei wijzigingen in gotische stijl. De abdijkerk was in de late Middeleeuwen beroemd omdat ze een arm-reliek bezat van de H. Jacobus in een kristallen schrijn. Ook één van de spijkers die in het lichaam van Jezus geslagen waren, die echter tijdens een ceremonie in 1232 zoek raakte.

graftombes van Franse koningen in de Saint-Denisbasiliek
graftombes van Franse koningen in de Saint-Denisbasiliek

Tijdens de Franse Revolutie, in 1793, werden de koningsgraven van St.-Denis beschadigd of volledig vernield, én alle stoffelijke resten samen in één grote kuil gedumpt. In 1806 werd de koninklijke necropool door Napoleon Bonaparte heringericht. De graftombes van de koningen en koninginnen werden in een crypte ondergebracht en de niet meer te identificeren collectie gebeenten in een collectief mausoleum geplaatst. De zwaar beschadigde basiliek met haar romaanse westportaal werd gerestaureerd (1813-1879).

Parijs

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: Zuster.rolande@outlook.com