|
|
De kledij van de middeleeuwse pelgrims |
Biddende pelgrims. De vrouwen dragen een witte sluiter. Tapijtfragment, 15de eeuw. (Neuviller-lès-Saverne, St. Petrus- en Pauluskerk)
Welke kledij droegen de pelgims in de Middeleeuwen? Hoe zag hij/zij eruit en hoe onderscheidde hij/zij zich van andere reizigers? Om dat te achterhalen zijn we aangewezen op verscheidene bronnen:
- pelgrimskleren van die tijd zijn ternauwernood tot op heden bewaard gebleven.
Schoudermantel. 16de eeuw. St.-Paulien, Château de la Rochelambert (privé-coll.)
- in graven. Het was een wijdverbreid gebruik in Noord-west-Europa om pelgrims in hun bedevaartskledij te begraven. Dit gold uiteraard voor degenen die tijdens hun tocht overleden en dus ver van huis ter aarde werden besteld, maar ook voor bedevaarders die wél veilig thuiskwamen van hun verre tocht, en pas jaren later stierven. Bij oudheidkundig bodemonderzoek in graven zijn echter hoogst zelden restanten van kleren teruggevonden, omdat deze nu eenmaal moeilijk de tand des tijds doorstaan.
In het stedelijk Museum Vander Kelen-Mertens in Leuven worden 2 stukken bruine stof met ingeweven geometrisch patroon tentoongesteld, die in 1953 werden aangetroffen in een graf in de crypte van de St. Pieterskerk aldaar.
- Een van die schaarse bewaard gebleven complete pelgrimskostuums is dat van de 16de-eeuwse Duitse edelman Stephan III Praun, maar dit pak is echter niet representatief voor de doorsnee pelgrimskledij. In een Franse private collectie wordt een 16de eeuwse schoudermantel bewaard, bezaaid met schelpen, pelgrimsstafjes en andere pelgrimsinsignes.
St. Jakob. Eind 17de eeuw. Tienen, klooster Grauwzusters.
- de iconografische uitbeelding van de H. Jacobus in de christelijke beeldenden kunsten, zoals die uitgebreid aan bod komt op een aparte pagina van deze website. In de vroege Middeleeuwen werd hij getoond als apostel, maar vanaf het einde van de 13de eeuw was hij eerst gedeeltelijk en later helemaal getooid als pelgrim, met de bijhorende uitrusting en typische attributen. Uit de vele afbeeldingen van Jacobus als pelgrim kan men vrij makkelijk de historische evolutie van het kostuum, de uitrusting en de attibuten van de middeleeuwse pelgrim afleiden.
- afbeeldingen van eenvoudige reizigers in het algemeen. In de vroege Middeleeuwen droegen ze min of meer dezelfde aangepaste stevige kledij als de pelgrims van die tijd, om de ontberingen aan te kunnen tijdens de zware en dikwijls verre (voet)tocht.
- voorstellingen van pelgrims in het bijzonder. In de late Middeleeuwen, vanaf de 15de eeuw, evolueerden bepaalde onderdelen van het kostuum. Zo werden de pelgrims (die een eigen statuut en bepaalde voorrechten hadden onder de reizigers) gaandeweg duidelijk herkenbaar door hun typische bedevvaartskledij .
tot en met de 14de eeuw
14de-eeuwse pelgrims. Andrea Bonaiuto, 1366. Firenze, Santa Maria Novella
Meester van Elsloo. St. Renildis als pelgrim. Gelre (1520-30) eikenhout. Neeroeteren (Maaseik), St. Lambertuskerk.
In de vroege en hoge Middeleeuwen (tot het einde van de 14de eeuw) waren de pelgrims qua kledij niet of nauwelijks te onderscheiden van andere reizigers of van schaapherders. In het straatbeeld vielen de bedevaarders dus niet zozeer op door hun reiskleren, als wel door hun specifieke attributen. Ze waren gehuld in een kostuum met volgende onderdelen:
- Een eenvoudig onderkleed, een soort van tuniek met lange mouwen en samengebonden in de lenden. Dit onderkleed was altijd lang bij de vrouwen. Bij de mannen varieerde de lengte: aanvankelijk (tot de 12de eeuw) reikte het onderkleed tot aan de knieën, later (vanaf de 13de eeuw) tot aan de kuiten en uiteindelijk tot aan de enkels.
St. Renildis. 1520. Maaseik. |
St. Jakob. 16de e. Le Roeulx, OCMW |
- Een bovenkleed. Het ging hier om een wat ruimer uitvallend bruin of grauw kledingstuk, geweven van ruwe wol. Soms was het even lang, maar meestal korter dan het onderkleed, soms zo kort dat enkel het bovenlichaam werd bedekt. Het bovenkleed had ofwel géén mouwen, ofwel brede overhangende mouwen die de (boven)armen helemaal beschermden. Over het algemeen bevond zich een split aan de voorzijde of aan beide zijkanten. Zo kon het overkleed worden opengevouwen om het stappen te vergemakkelijken.
- Een kaproen (= een lange, spits uitlopende monnikskap) als hoofdeksel, verlengd met een kort halsstuk dat over de schouders viel. Bovenop die kaproen droegen de pelgrims dikwijls een vilten of lederen hoed met een platte bol en met een vrij brede rand, als bescherming tegen zon en regen. Die hoed had al dan niet een stormband om aan te trekken onder de kin of om hem op de rug te laten bengelen.
- Sandalen aan de voeten.
vanaf de 15de eeuw
Pelgrimsgroep. Gebr. Van Eyck, 1432. "Het Lam Gods" (detail). Gent, St. Baafskathedraal.
In de late Middeleeuwen, vanaf de 15de eeuw, onderging het pelgrimspak een aantal wijzigingen.
- het onderkleed werd korter, reikte nog tot aan de knieën en werd om het middel opgehouden door een stevige gordelriem, waaraan o.m. een veldfles of documentendoos konden worden vastgehecht.
- het bovenkleed werd eveneens korter en later langzamerhand ingeruild voor een ruimvallende wijde kapmantel, van ongeveer gelijke lengte als het onderkleed. Deze bovenmantel werd een dermate typisch kledingstuk van de pelgrim, dat hij naar hem werd genoemd met het Franse woord "pèlerine").
Pelgrim knielend voor Jacobus. Miniatuur, getijdenboek, ca. 1485.
- een korte schoudermantel, die tot aan de ellebogen kon reiken en waarop schelpen en andere pelgrimsinsignes konden werden vastgehecht. Deze brede pelgrimskraag was meestal uitgevoerd in leder of vaste stof, en moest de drager ervan beschermen tegen regen en sneeuw.
- een breedgerande vilten ronde hoed met erg brede rand, waarvan de voorzijde naar omhoog was geklapt en zo heel geschikt was om er een of meer pelgrimstekens op vast te spelden.
- een broek.
- een paar lage schoenen of stevige hoge rijglaarzen aan de voeten.
de kledij van vrouwelijke pelgrims
Vrouwelijke en mannelijke pelgrim in gebedshouding
Vrouwelijke pelgrims waren in de Middeleeuwen ondervertegenwoordigd. Ze worden ook veel minder vaak afgebeeld dan mannen in de beeldende kunsten. Hun kledij vertoont in grote trekken dezelfde evolutie en geldende modetrends als die van mannen.
- een eenvoudig onderkleed (dat altijd tot op de voeten viel omdat de benen volledig bedekt moesten blijven), terwijl dat van mannen in lengte varieerde. Soms was het anders van kleur (bijv. blauw of maagdelijk wit)
- een lang wijd bovenkleed dat eveneens tot aan de voeten reikte. In de late Middeleeuwen werd die vervangen door de meer modieuze kapmantel (pèlerine)
- een schoudermantel of borstmantel, die vanaf de 17de eeuw het bovenkleed vervangt.
- een witlinnen sluier rond het hoofd en de hals gewikkeld vormt een essentieel verschil met de mannen. Eronder of erboven wordt een muts, een vrouwenkap of soms een stereotiepe pelgrimshoed gedragen.
- stevig schoeisel aan de voeten.
|