|
|
De overste (vooraan) en 2 zusters van het Doornikse hospitaal, geknield bij Madonna met Kind. (Miniatuur, 14de eeuw. Doornik, kathedraalschat)
Vanaf de stichting van het Gasthuis ten Bunderen (ca. 1269) droegen de bewoonsters al "haere religieuse kleederen", zo lezen we in de kloosterkroniek "Jaer-boek" van 1781. De snit ervan week niet zoveel af van die van andere vrouwen uit die tijd in onze streken. De schilderijen van de Vlaamse Primitieven zoals Rogier van der Weyden, Hans Memling of Dirk Bouts geven een idee van de volkse klederdracht in de late Middeleeuwen.
De statuten, die in 1473 door de bisschop van Doornik werden uitgevaardigd voor de communauteit, legden wél enkele nieuwe accenten
voor het religieus habijt ("habitum religiosum"):
middeleeuwse miniatuur met augustinessen bij de inwijding van hun priorin
De zusters moesten zedig gekleed zijn: "Haerleden cleederen zullen zuverlic zyn". Ontblote enkels of polsen, loshangende haarlokken werden als erotisch en uitdagend beschouwd.
Mater Dolorosa (in Augustinessenkledij). D. Bouts, 1470. Londen, Nationel Gallery.
Alle luxe en versierselen, alle uitingen van behaagzucht of elegantie moeste worden vermeden, omdat die niet strookten met een leven in totale onthechting, in dienst van de armen. De algemene regel was dus: eenvoudige, sobere, bescheiden, onopvallende kledij, uit wol of linnen, en in natuurlijke kleuren: wit, grijs of zwart. Opzichtige tinten of dure materialen (pels, bont) waren uit den boze.
Gelijkvormigheid was troef: alle zusters moesten zich houden aan dezelfde kleuren, dezelfde stoffen en dezelfde modellen. Het was verboden om kleren te dragen, die door ouders, familie, buren of kennissen waren geschonken. De kledingstukken moesten zo lang mogelijk meegaan en werden pas vervangen als ze versleten waren.
"Het uniform" van de hospitaalnonnen zag er dus uit als volgt:
ledenpop die een middeleeuwse gasthuiszuster voorstelt
- een wit of grijs wollen habijt (bovenkleed) "noch te lanc noch te cort", met een band of gordelriem om het middel.
- een zwart schouderkleed (= schapulier, een strook stof op borst en rug boven het habijt gedragen), als symbool van de religieuze staat. "Zy zullen draghen zwarte scapularissen zonder caproenen".
- een witte hoofddoek: "witte hoofcleederen zonder uutwendicheden".
- een zwarte sluier boven het witte hoofdlinnen, symbool van de maagdelijke levenswandel.
- een lange witte mantel, gedragen boven het habijt tijdens het gemeenschappelijk koorgebed.
- ofwel een lange zwarte mantel met kap, om bij slecht weer buiten het klooster te gaan: "Maer eist bi alzo dat zy in reinachtich of vulen wedere buten hospitale ghinghen met oorlove vander meestresse zo zullen zy mueghen boven draghen zwarte caproenen ende heikin (= kapmantel) om dat zy twit abyt niet oneeren (= bevuilen) en zoeden".
- Zoals in de meeste gasthuizen hadden de zusters aan de voeten een paar stevige schoenen of korte laarsjes, vervaardigd uit bruin leder van runderhuid.
- Voor het werk op de boerderij, in de tuin, in de keuken of in het gastenverblijf of voor het verzorgen van zieken droegen de zusters gewoonlijk een linnen schort of een kiel.
Augustines. (P. della Francesca, 1454. New York, The Frick Collection)
- Wat de onderkleding betreft. De zusters droegen een onderbroek tot aan de knieën en een hemd met mouwen in wol of uit grof linnen: "Zy zullen draghen... wullen of zaerken (= grove stof, half linnen en half wol) himden met linen mauwen". Dat onderhemd deed tijdens de nachtrust dienst als pyjama. Naakt slapen - nochtans algemeen gebruikelijk in de Middeleeuwen - was verboden, behalve in geval van ziekte, mét toestemming van de meesteres.
Augustinessen-overste. Parijs, 17de eeuw.
- bij koud weer mochten de zusters, rond hun bovenlijf, het habijt aan de binnenkant bekleden met een voering van (goedkope!) konijnen- of lamsvacht: "zy mueghen onder draghen pelsen van coninen of lammeren en haerleder beste keerels (= korsages) alleenlic met bollekins (= bolletjes) ghevoedert ende daer boven witte langhe mantels ghevoedert met wammen (= pelsen) van coninen of ander voeringhe van minderen pryse, zy en zullen gheen grauwe noch ghefineirde (= fijne) voeringhe draghen... ".
Modellen van habijten van Augustijnen-zusters
|