|
fragment van een landmeterskaart (omstreeks 1700)
Ten BunderenHet woord "Bunderen" verwees gewoon naar de naam van een middeleeuwse akkermaat, met allerlei varianten "bunder", "bunre", "buunre", "bundre", "bundere", "tbunderken", "boenre", "boender", "bonder", "bonre", enz. Het woord "bunder" en zijn varianten waren zélf afgeleid van het Germaanse "Bunra", dat op zijn beurt afstamde van de 7de-eeuwse Latijnse woorden "bonnarium" of "bunuarium".Het Latijnse woord "bonnarium" (of "bunuarium") ging vermoedelijk terug op het Gallische woord "bodina" (= grens of grensteken), dat in het Oudfrans (misschien via de Middeleeuws Latijnse termen "bunna" of "bonna") verscheen als "bonne" of "bonnier". De oorspronkelijke betekenis van "bonnarium" is dan "plaats met afgesproken grenzen (of grenstekens)". Volgens sommige etymologen (P.A.F. Van Veen) echter zouden de Middeleeuws Latijnse woorden "bonnarium" of "bunuarium" afgeleid zijn van het Keltisch, vgl. "bonn", dat in het Iers betekent: grond; vgl. "bound" dat in het Engels wil zeggen: grens. In Vlaanderen schommelde de oppervlakte van de landmaat "bunder" tussen 0,81 en 1,43 hectare, naargelang van de streek. In Moorslede (Kasselrij Ieper) bijvoorbeeld omvatte één bunder 1,4 ha (= 14.169,56 m²), en kwam op zijn beurt overeen met 3 "gemeten", ofwel 9 "lijnen" ofwel 900 vierkante "roeden". Het Gasthuis ten Bunderen stond dus op een stuk leengrond met een omvang van ongeveer 1 bunder (ruim 1,4 ha). Pas in 1820 zal een bunder worden gelijkgesteld met 1 ha en door de Ijkwetgeving in 1936 definitie worden afgeschaft als officiële oppervlaktemaat.
GasthuisZusters aan het werk in een gasthuis in Parijs. Ets, 16de eeuw De woorden "gasthuis" of "hospitaal" doen in deze tijd onwillekeurig denken aan een ziekenhuis. Maar in de Middeleeuwen betekende de naam "hospitaal" (afgeleid van de Latijnse woorden "hospitalis", gastvrij, "hospitalitas", gastvrijheid en "hospitium", gastenverblijf) zoveel als: liefdadigdheidsinstelling, oord waar de christelijke deugd van gastvrijheid werd uitgeoefend. Een hospitaal kon een ziekenhuis zijn maar evenzeer een opvangtehuis voor noodlijdenden, waar passanten, dwz. voorbijtrekkende pelgrims, kruisvaarders of hulpbehoevende reizigers, gratis en tijdelijk kost en onderdak kregen aangeboden. Vandaar de veelgebruikte naam "passantenliedengasthuis". kaart met de grote middeleeuwse pelgrimswegen naar Compostela Al op het Concilie van Aken (816) - belegd door de Karolingische keizer Karel de Grote - werd de aanwezige bisschoppen opgelegd om op eigen kosten gasthuizen op te richten langs de grote handelswegen en bedevaartsroutes. Die verplichting gold ook voor de deelnemende bisschoppen uit onze streken, nl die van Doornik, Terwaan en Kamerijk. Deze gasthuizen, ook hospitalen of hospices genoemd, gaven tijdelijk onderkomen en mondvoorraad aan de talrijke arme pelgrims, die in de Middeleeuwen te voet trokken naar het graf van Petrus in Rome, het H. Graf in Jeruzalem, het Duitse Keulen (waar de relieken werden vereerd van de H. Driekoningen) en vooral naar St.-Jacob van Compostela (in Spanje), of naar een van de vele andere bedevaartsoordsoorden waar relieken van populaire heiligen werden bewaard. Zo waren er in onze streken gasthuizen in Moorslede, Roeselare, Menen, Wervik, Kortrijk en Rijsel. Het Gasthuis ten Bunderen was ideaal gelegen langs de Oude Heerweg Menen-Roeselare om als toevluchtsoord te dienen voor passerende pelgrims of uitgeputte reizigers. het "Gasthuys Ten Bundre" op een kaart van Johannes de Ram (1690)
|