|
Jezus zendt zijn apostel Jakobus naar Spanje om er het evangelie te prediken. Miniatuur, 16de eeuw. Chantilly, Musée Condée Al eeuwenlang gaan talloze pelgrims naar Santiago de Compostela, in het Noord-Westen van Spanje, om er te bidden bij het graf van St.-Jakob, een van de apostelen van Jezus. Daarbij rijzen meteen enkele vragen: hoe kwam St.-Jakob's lichaam in Galicië terecht? Hoe is H. Jacobus de nationale heilige van Spanje geworden? Waarom kwamen pelgrims vanuit de hélé christelijke wereld zijn stoffelijk overschot vereren? Waar vinden die bedevaarten hun oorsprong? Het ontstaan van de cultus voor de H. Jacobus in Santiago de Compostela blijft nog steeds in nevelen gehuld en is gebaseerd op een aantal middeleeuwse legenden. Het is voor wetenschapslui moeilijk om objectief het onderscheid te maken tussen "Wahrheit und Dichtung", tussen datgene wat waar en historisch gegrond is en datgene wat berust op mooie maar helaas verzonnen verhalen. Jacobus in het Nieuwe Testamentde apostel Jacobus de Meerdere. Albrecht Dürer, 1516 In de bijbel zijn de gegevens over Jacobus schaars. In de evangelieën lezen we dat hij een van de 12 apostelen was van Jezus. Samen met zijn broer Johannes de Evangelist behoorde hij tot de eerste discipelen, na Petrus en Andreas. Jacobus werd geboren in Bethsaida, in Galilea en was een visser van beroep op het meer van Genesaret, zoals zijn vader Zebedeus (Mt. 4, 21-22; Mc. 1, 19-20). Waarschijnlijk was zijn moeder Salomé, een van de H. Vrouwen die Jezus begroeven (Matt. 27,56; Marcus 15,35). de zending van de apostelen. 3de van rechts: "Jacobus-Spania". Miniatuur, 975. ("Gerona Beatus". Gerona, O.L.Vrouw-kathedraal) Jacobus was een van de 3 uitverkoren leerlingen van Jezus, samen met zijn broer Johannes, en onmiddellijk volgend op Petrus. Daarom werd hij "Jacobus de Meerdere" genoemd, om hem te onderscheiden van zijn naamgenoot Jacobus, zoon van Alfeüs, die veel later werd toegevoegd aan "de twaalf", en die "Jacobus de Mindere" werd genoemd. Dat Petrus, Jacobus en Johannes een bevoorrechte plaats innamen binnen de groep van 12 apostelen, mag o.m. blijken uit het feit dat het trio aanwezig was bij enkele uitzonderlijke gebeurtenissen, zoals Jezus' Gedaanteverandering op de berg Tabor, en Jezus' doodstrijd in de Hof van Olijven op de avond van zijn lijden. de marteldood van Jacobus. Linz, Oberösterreichisches Landesmuseum, 1500 Na Jezus' kruisdood en hemelvaart verkondigde de apostel Jacobus, zoals een apocriefe bron vermeldt, het evangelie in Palestina, met name in Judea en Samaria. Volgens de Handelingen der Apostelen werd hij, omstreeks het Joodse paasfeest van het jaar 44, op bevel van koning Herodes Agrippa, in Jeruzalem gevangen genomen gemarteld en met het zwaard onthoofd (Hand. 12, 1-2). Zo werd hij de 1ste martelaar onder de apostelen en - na de diaken Stefanus - de 2de van het christendom. Volgens de meeste exegeten en historici werd Jacobus hoogst waarschijnlijk begraven op de Olijfberg, buiten de stadsmuren van Jeruzalem. Ze steunen daarbij op een aantal geschriften en pelgrimskronieken (6de - 9de eeuw), die de begraafplaats van Jacobus op de Olijfberg situeerden. Deze schaarse bijbel-historische gegevens omtrent de apostel Jacobus werden vooral vanaf de 8ste eeuw aangevuld met tal van legenden, die sterk tot de verbeelding spraken van de Middeleeuwse gelovigen en pelgrims. De ene legende was al betrouwbaarder dan de andere. Enkele legenden lagen aan de oorsporng van de verering van St. Jakob in Spanje. Jacobus' prediking in Spanjeprediking van de H. Jacobus in Spanje. Paolo de San Leocadio, 16de eeuw. Villareal de los Infantes, St. Jakobskerk. Volgens de overlevering zou de apostel Jacobus, onmiddelijk na Jezus' opstanding, in de 1ste eeuw naar Spanje getrokken zijn om er het evangelie te prediken, zonder veel succes overigens. Daarom keerde hij, na 7 jaar, vergezeld van een 2 (volgens andere bronnen 7) bekeerlingen terug naar Jeruzalem om er met de andere apostelen een concilie bij te wonen in 44, het jaar van zijn marteldood. Maar die traditie bleef lange tijd onbekend. Jakob's prediking in Spanje dook pas voor het eerst op aan het einde van de 7de eeuw, in 2 Latijnse versies van Oosters-Byzantijns apocriefe apostel-geschiedenissen. De eerste vertaling was het "Breviarium Apostolorum", toegeschreven aan de H. Hieronymus. De 2de Latijnse vertaling "De Ortu et Obitu Sanctorum Patrum" was van aartsbisschop Isidorus (600-636) van Sevilla. Kennelijk baanden beide latijnse teksten hun weg want ze raakten algemeen verspreid en aanvaard vanaf de 8ste eeuw. de overbrenging van Jakob's lichaam naar Galiciëoverbrenging van Jakob's lichaam naar Spanje. Compostela, kathedraal, museum Volgens de overlevering werd in in het begin van de 9de eeuw in het Spaanse Galicië een graf ontdekt, dat de stoffelijke resten van de apostel Jacobus zou bevatten. De gelovigen, de pelgrims en de geestelijken en wereldlijke overheden moeten zich ongetwijfeld hebben afgevraagd, hoe Jacobus, die in 44 in Jeruzalem was onthoofd, kon terechtkomen in een graf, op de uiterste N-W uithoek van het Iberisch schiereiland dat zo ver van het H. Land verwijderd lag en plots 8 eeuwen later weer opduikt. De weinig talrijke en niet-gedetailleerde bronnen over het leven van de apostel hadden het er niet over. Die cruciale vraag lokte in de 9de eeuw een onwaarschijnlijk legendarisch verhaal uit, met een aantal latere varianten. Er ontstond een legende over de overbrenging van Jakob's stoffelijke resten (= Translatio Jacobi) na zijn marteldood, om de leemte in de geschiedenis op te vullen. De oudst bewaarde tekst zou dateren uit het begin van de 9de eeuw, allicht samengesteld kort na de ontdekking van Jacobus' graf. de marteldood en translatio van Jacobus. Houten altaarstuk. Winnenden, St. Jakobskerk Het gaat om een apocrief verhaal, gekend onder de naam "Brief van Leo" ("Epistula Leonis"), door sommigen toegeschreven aan paus Leo III (795-816), om het translatie-verhaal geloofwaardiger te maken en te voorzien van pauselijk gezag! Er zijn ook nog 3 latere bewerkingen (daterend uit de 2de helft van de 11de eeuw en uit de 12de eeuw) van die brief bewaard gebleven. Andere verwijzingen naar het transport van Jacobus' relieken naar de verste uithoek van Spanje zijn terug te vinden in enkele 9de-eeuwse martyrologia (= lijsten van martelaren uit de Romeinse kalender, met enkele korte biografische toevoegingen voor elke martelaar). De translatie-legende werd steeds meer aangedikt met allerlei pittige details tot ze uiteindelijk haar vaste vorm kreeg in het 3de deel "Liber de translatione corporis sancti Jacobi ad Compostellam" van het fameuze "Boek van Jaccobus" ("Liber Sancti Jacobi" ofwel "Codex Calixtinus" genoemd), dat dateert uit het midden van de 12de eeuw en waarvan een oorspronelijk handschrift wordt bewaard in het archief van de kathedraal in Compostela. bootje met lichaam van Jacobus, omringd door zijn leerlingen. Zilveren Jacobusaltaar (detail), 1287-1465. Dom van Pistoia (It.) Wat vertelt die legende? Na de marteldood van St.-Jakob in Jeruzalem gingen 7 (vanaf de 2de helft van de 11de eeuw was er sprake van 2) leerlingen, 's nachts het lijk van de apostel weghalen en brachten het in veiligheid naar de havenplaats Jaffa. Daar troffen ze een volledig uitgerust bootje aan, maar zonder roer of zeil, legden het lichaam erin en gingen zélf ook aan boord. Geleid door een engel en door een gunstige wind dreef het vaartuig in 7 dagen van Palestina naar de kust van Galicië, in Noorwest-Spanje, vaarde de rivier de Ulla en vervolgens de bijrievier de Sar op en bereikte vanzelf de Romeinse garnizoenstad Iria Flavia (het huidige El Padron), waar Jacobus, volgens de legende, tijdens zijn leven nog had gepredikt! Het schuitje kwam daar tegen een steen tot stilstand. het bootje met Jacobus' lijk strandt tegen een steen in Padron. Meister von Raigern, 1425. Wenen, Kunsthistorisches Museum De leerlingen droegen het stoffelijk overschot van hun meester aan wal en legden het op een grote steen ("el pedron", waarvan de naam El Padron is afgeleid), die spontaan begon te smelten en het lijk omsloot als een soort van sarcofaag. Met een ossewagen werd de stenen kist landinwaarts vervoerd, tot de plek waar vandaag de kathedraal van Santiago staat. De leerlingen bouwden er op een heuvel een klein overwelfd heiligdom, waarin ze de stenen graftombe met het lijk van Jacobus in begroeven. Daarna gingen de leerlingen evangeliseren in Spanje. Behalve 2, Athanasius en Theodorus, die de rest van hun leven de wacht hielden bij het graf. Na hun dood werden ze, naar hun wens, ter linker- en rechterzijde van het graf van hun meester bijgezet. Jakob's lichaam op de steen die zijn vorm aanneemt. Meester van Astorga, 16de eeuw. (Madrid, Mus. Lazaro Gardiano) De kleine christengemeenschap, die rond de begraafplaats van de heilige ontstaan zou zijn, kende echter een onfortuinlijk einde door de vervolgingen door de Romeinse keizer Diocletianus, de verovering door de Visigoten in de 4de eeuw én de bezetting van vrijwel héél Spanje door de islamitische Moren, in het begin van de 8ste eeuw. Zo belandden de graftomben, met de lichamen van de H. Jakob en zijn 2 gezellen, in de totale vergetelheid. 7,5 eeuwen gingen voorbij en niemand kende nog hun preciese plaats. de ontdekking van Jacobus' grafbisschop Theodemir van Iria Flavia bij Jakob's graf. Miniatuur, 12de of 13de eeuw. (Santiago de Compostela, archief van de kathedraal) Vanaf de 9de eeuw wordt in sommige geschriften terloops melding gemaakt van het graf van de apostel Jacobus in Galicië. Maar een verslag over de omstandigheden, die leidden tot de vondst ervan, kwam er pas in het jaar... 1077! Het relaas vinden we terug in de zogeheten "Concordia De Antealtares", een overeenkomst uit 1077 tussen bisschop Diego Pelaez en het Antealtares-klooster, over de bouw van de huidige romaanse basiliek van Compostela. Dit verhaal over de spectaculaire ontdekking is een mengeling van historische feiten verweven met allerlei legendarische details, zoals zo vaak in de Middeleeuwen. Tussen 818 en 834 woonde er op de berg Pedroso nabij de kerk van San Felix de Solvio, niet ver van Iria Flavia (het huidige Padron), een kluizenaar Pelayo (Pelagius). Op een zekere avond openbaarden engelen hem de plaats van het graf van Jakobus in de buurt. In het nachtelijk duister waren boven de tombe vreemde lichtverschijnselen te zien, o.m. een schitterende ster. 2 engelen bij het graf van Jacobus en zijn 2 leerlingen. Altaarbeeld. Compostela, kathedraal, hoofdkapel De vrome eremiet bracht meteen bisschop Theodemir (+ 847) van Iria Flavia op de hoogte. Deze begaf zich ter plaatse en vond in het struikgewas inderdaad een graf waarin zich 3 sarcofagen bevonden, met een klein altaar op de middelste. Na een onderzoek van het gebeente erin verklaarde de bisschop dat het hier ging om de laaste rustplaats van de apostel Jacobus en zijn 2 leerlingen, van wie men de herinnering gedurende eeuwen verloren was. Alfons II de Kuise (789-842), de toenmalige koning van Asturië en Galicië, werd ingelicht over deze mirakuleuze ontdekking. Hij riep Jacobus ogenblikkelijk uit tot zijn beschermheilige en liet terstond een kapel oprichten boven de graftombe.
de legende van Karel de Grote en ridder RoelandVoorpagina van de Kroniek van de Pseudo-Turpijn. Miniatuur, 12de eeuw. In het beroemde 12de eeuwse monumentale "Boek van de H. Jacobus" ("Liber Sancti Jacobi", ook wel "Codex Calixtinus" genoemd) is, als 4de deel, de "Kroniek van de Pseudo-Turpijn" opgenomen. Deze kroniek, getiteld "Historia Caroli Magni et Rotholandi", werd lange tijd toegeschreven aan de 8ste-eeuwse aartsbisschop Turpijn van Reims. Maar later historisch onderzoek toont aan dat de kroniek pas omstreeks 1140 werd samengesteld door een onbekende monnik. Deze schetst de krijgsverrichtingen van Karel de Grote (742-814) in Spanje tegen de Muzelmaanse overheersers. De "Kroniek van de Pseudo-Turpijn" steld Karel de Grote voor als de grote beschermer van Compostela en schreef daarrond enkele epische legenden, die in de Middeleeuwen zeer populair waren, ook onder de pelgrims. de droom van Karel de Grote. Miniatuur, 14de eeuw. Toulouse, Bibliothèque Karel de Grote in Aken had een droom, waarin de H. Jacobus hem aanspoorde om met een groot leger de bedevaartsweg naar het graf van de apostel in het verre Galicië te bevrijden van de vijanden van het christelijk geloof, de Saracenen. De keizer keek naar de nachtelijke hemel en ontwaarde de route die hij moest volgen, namelijk de met sterren bezaaide melkweg, die vanuit het noorden recht naar Galicië wees. Daarom werd de pelgrimsweg in de volksverbeelding en in de Middeleeuwse gedichten gezangen, liederen en epossen de aardse weerkaatsing van de melkweg, de "weg van zilver en parelmoer". Karel de Grote met zijn leger op weg naar Compostela. Miniatuur, 12de e.. Compostela, Liber Jacobi. En zo geschiedde. Karel de Grote bracht een groot leger op de been, leidde het naar Compostela en bevrijdde weldra het hele Iberisch schiereiland van de Muzelmannen. Volgens de Kroniek van Pseudo-Turpijn liet Karel de Grote de basiliek van Santiago oprichten en versierde ze rijkelijk met buit veroverd op de Saracenen. Daarna keerde hij terug naar Frankrijk en liet onderweg verscheidene kerken bouwen, toegewijd aan St.- Jakob. Maar algauw werd Spanje opnieuw vanuit Afrika veroverd door de Muzelmannen. de dood van Roeland bij de slag van Roncesvalles. Jean Fouquet, miniatuur, 1455 Keizer Karel ondernam een 2de weinig succesrijke veldtocht tegen de Moren (= Islamitische Arabieren en Noord-Afrikaanse Berbers). Hij kon enkel een gebied veroveren, net ten zuiden van de Pyreneeën, dat als verdedigingsgordel moest dienen om de oprukkende Mohamedanen buiten zijn uitgestrekte Frankische Rijk te houden. Toen Karel zich in 778 met zijn leger uit Spanje terugtrok gebeurde het drama van zijn neef, ridder Roeland, de bevelhebber van de achterhoede. de hoorn van Roeland. Aken, kathedraalschat. In de Pyreneeën, in het dal van Roncevaux (het huidige Roncesvalles in Spanje) werden de troepen van Roeland in een hinderlaag gelokt (niet door een heel leger Sarracenen maar door Baskische bergbewoners!) en in de pan gehakt. Pas op het allerlaatste moment blies Roeland op zijn legendarische hoorn "Olifant" en sloeg hij zijn zwaard "Durendal" stuk op een rots. Karel de Grote hoorde het wanhopig hoorngeschal maar zijn hulp kwam (net) te laat: hij trof de ontzielde lichamen aan van Roeland en zijn heldhaftige krijgers. pagina uit het beroemde middeleeuwse "Chanson de Roland". Miniatuur, 1125. Parijs, Bibl. Nat. Met zijn tragische dood verwierf Roeland wel blijvende faam en was hij een onuitputtelijke inspiratiebron voor tal van romans, legenden en liederen, uiteindelijk samengevoegd in het legendarische "Chanson de Roland" (Roelandslied). Daarin is het groepje Basken vervangen door een leger van enkele honderdduizenden Saracenen! Op de top van de pas van Roncesvalles zou Karel de Grote een ijzeren kruis hebben geplant en in Roncesvalles liet hij een gedachteniskapel bouwen. Volgens de overlevering werd Roeland begraven in Blaye, maar het graf werd tijdens de Franse Revolutie verwoest. Zijn hoorn Olifant zou in Bordeaux begraven zijn, zijn zwaard Durendal (of een kopie ervan) bevond zich in het Maria-bedevaartsoord van Rocamadour. de legende van Slag van ClavijoDe Slag van Clavijo. Timpaan in de kathedraal van Santiago de Compostela, ca 1230 Op het moment van de ontdekking van Jacobus' graf, in het begin van de 9de eeuw, was het grootste deel van het huidige Spanje al een eeuw lang bezet door de Moren. Enkel Galicië vormde een christelijke enclave in de uiterste NW-hoek van het land, waar koning Alfonso II zich kon handhaven. De vondst van het graf was dan ook voor de christelijke vorst een waar godsgeschenk. Hij benoemde Jacobus tot zijn persoonlijke patroonheilige en van héél zijn koninkrijk Asturië, Galicië, Leon en later Castilië. de ruïnes van het 10de-eeuwse kasteel van Clavijo In het "Boek der Wonderen", dat het 2de boek vormt van het beroemde 12de eeuwse "Boek van St.-Jacobus", staat de legende van de slag van Clavijo, omstreeks 844. De apostel verscheen er plots als een vurige ruiter, gezeten op een wit paard en zwaaiend met een zwaard in de ene hand en met een witte vlag in de andere hand, en streed aan de zijde van het leger van de christelijke koning Ramiro I tegen de Mohammedanen, die ondanks een overweldigende getalsterkte het onderspit moesten delven. Zo vrijwaarde St.-Jakob het Asturische koninkrijk van heidense overheersing en kreeg hij sindsdien de bijnaam "Matamoros" (Morendoder). St. Jakob als Matamoros. Miniatuur, 12de eeuw. Boek van St.-Jacobus. Compostela, kathedraal, archief Die voorstelling van Jacobus werd later vrij populair in de beeldende kunsten. De apostel werd uitgeroepen tot patroonheilige van héél Spanje en tot de "machtige beschermer" van de geleidelijke christelijke herovering ("Reconquista") van de rest van Spanje op de ongelovigen, de Muzelmannen, die eindigde met de verovering van Cordoba (1237) door koning Ferdinand III van Castilië en Leon. Het "Boek der Wonderen" bevat niet enkel de legende over de mirakuleuze verschijning van Sint Jakob als ruiter tijdens de beslissende slag van Clavijo. Het rapporteert ook nog meer dan 20 andere mirakelen, die aan de heilige apostel werden toegeschreven. Vele daarvan worden herdacht in Compostela of in de heiligdommen langs de middeleeuwse pelgrimswegen er naartoe. Sommige wonderen zijn een geliefd thema in de iconografische afbeeldingen van Jacobus tijdens zijn leven en zijn dood. middeleeuwse legenden-collectiesOpeningspagina van het Boek van Jacobus. Miniatuur. 12de eeuw. Compostela, kathedraal, bibliotheek Alle middeleeuwse legenden (tot halfweg de 12de eeuw) omtrent de apostel Jacobus kregen uiteindelijk hun definitieve vorm in het munumentale "Boek van Jacobus" ("Liber Sancti Jacobi"). Dit boek wordt ook vaak de "Codex Calixtinus" genoemd. De inleidende apokriefe brief van het Boek wordt ten onrechte toegeschreven aan paus Calixtus II (1119-1124). Een van de 2 bewaard gebleven exemplaren van het handschrift wordt bewaard in de bibliotheek van het kapittel van de kathedraal van Santiago de Compostela, het ander overgebleven manuscript (van Ripoll) berust in een archief in Barcelona. Volgens de historicus M.C. Diaz y Diaz was het Boek oorspronkelijk bedoeld als een propagandawerk voor de verering van Jacobus en voor de Compostela-bedevaarten. Het blijft dan ook onbetwistbaar de belangrijkste literaire bron van de Spaanse Jacobus-cultus. Maar deze Jacobus-legenden kwamen niet alleen terecht in het Boek van Sint Jacobus. Vanaf de 12de eeuw raakten ze in het héle Avondland algemeen verspreid door een aantal andere liturgische en verhalende geschriften. We doen er een greep uit.
perkament pagina (1472) uit Imago Mundi van H. van Autun
historische conclusiesTijdens de Middeleeuwen kwam stap voor stap de overlevering tot stand dat de apostel Jacobus de Meerdere, na Jezus' Hemelvaart, het christendom ging prediken in Spanje. Hij keerde terug naar Jeruzalem waar hij in 44 werd onthoofd. Volgens de legende brachten zijn leerlingen zijn lichaam per boot over naar Galicië. Daar werd het stoffelijk overschot in een graf gelegd waar nu de kathedraaal van Santiago de Compostela staat. Pas in het begin van de 9de eeuw werd het graf ontdekt en dat was het begin van een eeuwenlange cultus: tal van wonderverhalen werden Jacobus toebedacht en tot op vandaag stroomden er talloze pelgrims vanuit de hele christelijke wereld er naar toe.paus Leo XIII, die Jacobus' relieken in Spanje erkende In de middeleeuwen stond de echtheid van Jacobus’ graf en van zijn lichaam in Compostela boven alle verdenking. Vanaf de periode van het kritisch ingestelde Humanisme begonnen meer en meer twijfels op te komen. Toch aarzelde paus Leo XIII niet om in zijn bul "Deus omnipotens" (1 november 1884) de skeletten, die in 1879 terug opgegraven waren, te bestempelen als het authentieke gebeente van Sint Jakob en diens gezellen Athanasius en Theodorus. Maar daarmee werd het kritisch onderzoek hieromtrent niet stopgezet. borstbeeld in St.-Malo van de Bretoense kanunnik Louis Duchesne, die de Jacobuslegenden wetenschappelijk doorprikte In 1900 werd door de gezaghebbende Franse kerkhistoricus kanunnik Louis Duchesne (1843-1922) het tot dan toe onaantastbaar geloof in het Galicische graf van St. Jacobus, wetenschappelijk ondermijnd. Later sloot de invloedrijke Vlaamse hagiograaf en bollandist Hippolyte Delehaye s.j. (1859-1941) zich hierbij aan. Hun historische kritiek komt hierop neer: de Jacobus-legenden waren gebaseerd op verhalende bronnen, die pas eeuwen later dan het zogenaamde gebeuren werden geschreven. De verering van Jacobus in Compostela berust dus op 2 "feiten", die lange tijd onbekend bleven: van de prediking van Jakobus in Spanje wordt pas aan het einde van de 7de eeuw gewag gemaakt; het bestaan van een graf in Compostela werd pas in de 10de eeuw vermeld en de details over de ontdekking van het graf rond 840 kwamen pas in 1077 aan de oppervlakte! een mirakelverhaal van Jacobus. Glasraam. Tours, kathedraal St.-Gatien De meeste hedendaagse geschiedschrijvers zijn het erover eens dat men in de 9de eeuw in Compostela een marmeren graf van een rijke Romein ontdekte, dat men voor de tombe van Jacobus hield! Het lichaam van de apostel werd op de Olijfberg bij Jeruzalem begraven en is nooit naar Galicië in Noord-West Spanje vergebracht. Toch gingen de Jacobus-legenden tijdens de Middeleeuwen een taai leven leiden. Maar zelfs al zijn de relieken, die onder de kathedraal van Compostela zijn gevonden, niet echt van de apostel Jacobus. Dan nog blijven de wijze woorden gelden van de middeleeuwse Franse benedictijnerabt en theoloog Guibert de Nogent (1055-1124) dat het bij een bedevaart niet zozeer gaat om de "echtheid" van de relieken, maar om de juiste beweegredenen van de devotie. De bedevaarders in zijn tijd konden het graf en het gebeente van Jacobus en van zijn 2 leerlingen niet echt zien. En toch kwamen ze, louter vanuit het geloof DAT hij er lag, en niemand anders. Een pelgrimage naar Compostela was en is heilzaam als de INTENTIE (een zeer katholiek begrip!) maar zuiver is.
|