De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Compostela - de Spaanse kustroute

de 'Ruta Interior' (onderaan) en de 'Ruta de la Costa' (bovenaan)
de kustweg, "Ruta de la Costa" (bovenaan) en de "Camino francés" ofwel "Ruta Interior" (onderaan)

In de late Middeleeuwen (vanaf 13de eeuw) volgde de grote massa van Compostela-gangers vanuit Vlaanderen in Frankrijk de "Via Turonensis" via Rijsel, Parijs, Tours, Poitiers en Bordeaux tot aan de Pyreneeën, en vervolgens in Spanje, vanaf Puente la Reina, de bekende "Camino francés". Maar ook bepaalde alternatieve routes naar het zuiden waren in trek. In Zuid-West- Frankrijk liep er, dwars doorheen de Landes, een kustweg langs de Arlantische Oceaan, de zogeheten "Voie de Soulac". En in het verlengde ervan was er in Noord-Spanje een zeeweg langs de Atlantische kust, tussen Irun (Baskenland) en Arzua (in Galicië, 38 km verwijderd van Compostela). Die kustweg werd "Camino del Norte" of "Camino de la Costa" genoemd, en ook wel "Ruta de la Costa" om hem te onderscheiden van de "Ruta Interior" (= "Camino francés"), waarmee die min of meer parallel liep.

stuk romeinse heerweg op de kustweg tussen Bayonne en Burgos
stuk romeinse heerweg op de kustweg tussen Bayonne en Burgos

Vanaf de ontdekking van het graf van de apostel Jacobus in 820 tot de 11de eeuw was de Noord-Spaanse kustroute zélfs dé pelgrimsweg bij uitstek naar Compostela, en wordt daarom ook de "Camino primitivo" (oude Camino) genoemd. De kustweg vertrok toen vanuit de Baskische kustplaats Hondarribia en eindigde in de haven van Ribadeo in Galicië. Er waren verscheidene redenen voor het succes van die route.

  • Het was veiliger die oude kustweg te volgen omdat de Moren de Spaanse wegen onveilig maakten, behalve in de smalle Noordelijke kuststrook.
  • Zo vermeed men het - in de Middeleeuwen haast onbeklimbare en 300 km lange - bergketen van Calabrië ("Cordillera Cantábrica"), die zich uitstrekt van het oosten van Galicië tot het westen van de Pyreneeën (en deels in Baskenland).
  • Men kon voor een deel dankbaar gebruik maken van de aloude Romeinse heerweg Via Agrippa.

kaart met de kustweg en de landweg in Spanje naar Compostela
kaart met de kustweg en de landweg in Spanje naar Compostela

Pas vanaf de 12de eeuw, nadat de Muzelmannen definitief naar het zuiden waren teruggedrongen, loerden er voor het toenemend aantal pelgrims geen levensbedreigende gevaren meer langs de wegen in het Noord-Spaanse binnenland. De toen heersende christelijke koningen stimuleerden de aanleg en verbetering van wegen, de bouw van stenen bruggen over rivieren, van woonkernen en van vele gasthuizen en herbergen voor de pelgrims. Tegen het begin van de 13de eeuw lag de "Camino francés", de reisweg naar Compostela, zo goed als vast en werd de hoofdroute.

De primitieve kustweg werd voortaan minder gebruikt, temeer omdat die, met zijn vele riviermondingen, inhammen, rotswanden e.d., niet makkelijk bewandelbaar was. Toch bleven tal van bedevaarders, om bepaalde redenen, die kant opgaan.

de haven van Castro Urduales bij Santander, waar Britse bootpelgrims aan land gingen
de haven van Castro Urduales bij Santander, waar vele Britse bootpelgrims aan land gingen

  • bootpelgrims uit Engeland en Skandinavië, die aan wal gingen in een van de haven in de Golf van Biskaje (bijv. Bilbao of Santander), verkozen de kortere kustweg boven die van het binnenland.
  • pelgrims die de heenreis hadden afgelegd via de "Camino francés" kwamen, bij wijze van afwisseling, graag terug langs de kustroute.
  • bedevaarders namen speciaal de kustroute omdat ze per sé de belangrijke cultusplaats Oviedo en haar vele kunstschatten en relieken wilden bezoeken.
  • Sommigen volgden slechts een deel van de kustweg om op een bepaalde plaats, via een verbindingsweg, zuidwaarts af te zwenken af naar een etappeplaats van de parallel lopende "Camino francés". Zo konden ze vanuit Irun, via een tussenliggende secundaire weg, naar Pamplona of naar Burgos gaan. Of vanuit Torrelavega naar Carrion de los Condes. Of vanuit Oviedo naar Palas de Rey.

I. de Zuid-Franse zeeweg ("Voie de Soulac")


Saintes

de monding van de Gironde
de monding van de Gironde

Vanuit Saintes liep de normale "Via Turonensis" verder zuidwaarts via Pons, Blaye, Bordeaux, Belin-Béliet, Vieux-Richet en Dax naar Ostabat, aan de voet van de Pyreneeën. Maar een deel van de pelgrims koos in Saintes voor een alternatieve weg langs de Aquitaanse kust, dwars doorheen de Landes tot het Baskische kustplaatsje Irun. Ook de Bretoense bedevaarders maakten er gebruik van. Die weg boog westwaarts af naar

Mortagne-sur-Gironde

de Falaises de Mortagne in Mortagne-sur-Gironde
de "falaises de Mortagne", de krijtrotsen in Mortagne-sur-Gironde waarin kluizenaars woonden

Daar brachten de pelgrims een bezoek aan grotten in de steile kustwand, waarin al sinds de 2de eeuw eremieten woonden. De monniken hadden er een veerdienst om de bedevaarders over te varen naar de kust van de Médoc.

Talmont-sur-Gironde

de St.-Radegondekerk in Talmont-sur-Gironde
de St.-Radegondekerk in Talmont-sur-Gironde

In de 11de eeuw bouwden Benedictijnermonniken in dit mooie dorp de romaanse Sainte-Radegondekerk. Na een bezoek aan het heiligdom namen de Compostelagangers een veerpont om de monding van de Gironde over te steken. Aan de overkant trokken ze dan verder naar

Soulac-sur-Mer

interieur van de abdijkerk Notre-Dame-de-la-Fin-des-Terres in Soulac
interieur van de abdijkerk Notre-Dame-de-la-Fin-des-Terres in Soulac

Hier begint de zogeheten "Voie de Soulac", die loopt langs de Aquitaanse kust, doorheen de Landes, tot het Baskische kustplaatsje Irun (Spanje). In de romaanse abdijkerk Notre-Dame-de-la-Fin-des-Terres, gebouwd door de Benedictijnen in 1079, gingen de pelgrims bidden bij het graf van de H. Veronica, de vrouw die Jezus' gelaat afdroogde op Zijn weg naar Golgotha. Volgens de overlevering zouden Veronica en haar man St. Amadour per boot zijn weggevlucht uit Palestina en hier zijn gestrand. Terwijl Amadour als kluizenaar ging leven op de plaats die nu - naar zijn naam - Rocamadour heet, bleef Veronica in Soulac wonen en werd er begraven. In Soulac begon dan de vermoeiende en avontuurlijke tocht langs de kustweg van de Landes, die vanaf de 14de eeuw stilaan onder de duinen bedolven geraakte. De pelgrims passeerden

Carcans

de kerk St.-Martin in Carcans
de St.-Martinkerk in Carcans

Dit was een belangrijke halte voor de middeleeuwse pelgrims. In de kloosterkerk St.-Martin werd een Byzantijns stenen beeld uit de 6de eeuw vereerd, dat het hoofd van St. Jan de Doper voorstelde. In de huidige 19de-eeuwse kerk is nog een beeld van de H. Jacobus als pelgrim bewaard.

Mimizan

de klokketoren van de vroegere priorij Ste.-Marie in Mimizan
de klokketoren van de vroegere priorij Ste.-Marie in Mimizan

Mimizan was de belangrijkste pleisterplaats van de Franse kustroute. Van de imposante 11de-eeuwse H. Maria-priorij (heropgebouwd rond 1300) zijn enkel het romaanse westportaal en de massieve vierkante klokketoren van de kerk overgebleven. Die zijn nu als museum ingericht en bevatten laatmiddeleeuwse fresco's en gepolychromeerde stenen beelden uit de verdwenen kerk, o.m. de oudst gekende voorstelling in Frankrijk van de H. Jacobus als pelgrim. Hier is men nog 1000 km verwijderd van Compostela.

Bayonne

de gotische kathedraal Sainte-Marie in Bayonne
de gotische kathedraal Sainte-Marie in Bayonne

In de romaanse kathedraal Sainte-Marie brachten de bedevaarders een bezoek aan het reliekschrijn van de H. Leo van Carentan, bisschop van Bayonne, die in de 9de eeuw het Baskenland kerstende. Na een brand kwam er in de 13de en 14de eeuw een gotische kathedraal in de plaats met aan de zijgevel een fraai kloosterpand (1240). In Bayonne konden de pelgrims de kustroute verlaten richting St.-Jean-Pied-de-Port, om opnieuw "Via Turonensis" te bewandelen.

het traject Bayonne - Pamplona via de Port de Velate (links op de kaart, rood gekleurd)
het traject Bayonne - Pamplona via de Port de Velate (links op de kaart, rood gekleurd)

Ofwel namen ze er de zogeheten "Ruta del Baztan" "Camino Baztanés". Die liep via de 847 meter-hoge Port de Velate (of Col de Belate), de laagste van de 3 Pyreneeën-overgangen, waar een hospitaal stond voor pelgrims, tot in Pamplona en zo naar Puente la Reina, vanwaar ze de "Camino francés" volgden om naar Compostela te trekken.

De meesten verkozen de kustweg te blijven volgen en passeerden achtereenvolgens St.-Jean-de-Luz en Hendaye om aan te komen in de Spaanse kustplaats Irun. Hier eindigde de "Voie de Soulac" en begon de Spaanse kustweg, de "Camino del Norte", langs de Atlantische Oceaan.

II. de Spaanse kustweg ("Ruta de la Costa")


De Spaanse "Camino del Norte" startte in Irun en volgde een grillig traject via de Baskische badplaatsen San Sébastian, Zarautz, Ondarrao en Guernica tot Bilbao.

Bilbao

het Engel-portaal van de kathedraal van Bilbao
het "Engel-portaal" van de kathedraal van Bilbao

De pelgrims liepen er ongetwijfeld binnen in de 14de-eeuwse gotische Santiagokathedraal om de H. Jacobus een voorspoedige verdere reis (nog 660 km!) af te smeken. In de loop der eeuwen krasten ze graffiti en tekst op de muren van het kerkgebouw. Via Baracaldo en Santurce (nu Santurtzi) bereikte men de kustweg van Cantabrië, met de opeenvolgende etappe-plaatsen Castro Urdiales, Santander en zo naar

Santillina del Mar

het romaans kloosterpand naast de collegiale kerk van Santillina del Mar
het romaans kloosterpand naast de collegiale kerk van Santillina del Mar

In de zeer mooie 12de-eeuwse romaanse collegiale kerk vereerden de bedevaarders het graf van de H. Juliana, die in 304 werd gemarteld en onthoofd tijdens de vervolgingen van de Romeinse keizer Diocletianus. Ze werd aanroepen tegen koortsen en besmettelijke ziekten. In het aanpalend klooster konden de pelgrims zich vergapen aan de prachtige kapitelen van de zuilen in de kruisgang.

San Vicente de la Barquera

klooster Santo Toribio van Liebana
het klooster Santo Toribio van Liebana

Veel pelgrims maakten daar een ommetje naar het in het binnenland gelegen 8ste-eeuwse klooster Santo Toribio de Liebana. Daar knielden ze in de kerk voor het "Lignum Crucis". Het gaat hier volgens de overlevering om de grootste reliek van het H. Kruis: een stuk van 63,5 cm op 39,3 cm van de linkerkant van de dwarsbalk, met nog een holte erin van de nagel die Jezus' hand doorboorde. Een wetenschappelijk onderzoek in 1958 bracht aan het licht dat het stuk hout minstens 2000 jaar oud is en afkomstig is van een cypres-soort, die veel voorkwam in Palestina rond de tijd van Jezus.

de relikwie van het H. Kruis, Lignum Crucis
de relikwie van het H. Kruis, het "Lignum Crucis"

Daarom was het klooster, naast Jeruzalem, Rome, Compostela, Assisi en Le Puy, een van de weinige heiligdommen waar vanaf 1512 een H. Jaar mocht worden gehouden (met daaraan een volle aflaat verbonden), wanneer het feest (16 april) van de 6de-eeuwse heilige Toribio, bisschop van Astorga, op een zondag valt. Na San Vicente de la Barquera, Torrelavega en Ribadesella bereikten de pelgrims de kust van Asturië. Een eerste belangrijke stopplaats daar was

Villaviciosa

de San Salvador de Valdediós kerk in Villaviciosa
de San Salvador de Valdediós kerk in Villaviciosa

7 km zuidwaarts brachten de pelgrims een bezoek aan de pre-romaanse kerk San Salvador de Valdediós, ook "El Conventín" genoemd. Ze dagtekent van het einde van de 9de eeuw en werd gebouwd in opdracht van de Asturische koning Alfons III de Grote. In Villaviciosa konden de pelgrims langs de kust verder trekken langs Gijon, Aviles en Canero (nu Cudillero). Maar velen gaven er de voorkeur aan om in Villaviciosa de kustweg te verlaten en iets landinwaarts te trekken, via Pola de Siero, naar het bekende bedevaartsoord Oviedo.

Oviedo

de San Salvador kathedraal van Oviedo
de San Salvador kathedraal van Oviedo

De pelgrims betraden er de laatgotische San Salvador kathedraal (gebouwd vanaf het einde van de 13de eeuw tot halfweg de 16de eeuw) en vereerden in de schatkamer ("La Cámara Santa") een indrukwekkende verzameling kunstwerken en relieken.

het Kruis der Engelen. Oviedo, kathedraal, schatkamer
het "Kruis der Engelen". Oviedo, kathedraal, schatkamer

Een blikvanger was het "Cruz de los Angeles ("Kruis der Engelen"), in de vorm van een Grieks kruis, dat volgens de overlevering in 808 door 2 engelen, vermomd als edelsmeden, zou zijn geschonken aan de Asturische koning Alfons II de Kuise.

de Koffer met Agaten. Oviedo, kathedraal, schatkamer
de "Koffer met Agaten". Oviedo, kathedraal, schatkamer

Daar stond ook de "Koffer met Agaten", dat koning Fruela II schonk in het jaar 924, een fraai voorbeeld van Karolingische edelsmeedkunst.

de beroemde Zweetdoek van Oviedo
de beroemde Zweetdoek van Oviedo

Het absolute hoogtepunt van de collectie in de "Cámara Santa" was het zilveren schrijn met de beroemde Zweetdoek ("Sudarium") van Oviedo. Volgens de overlevering werd Jezus' voorhoofd met deze doek bedekt na de kruisdood (Johannes, 20, 6-7). Op de zweetdoek (84 op 53 cm) is geen menselijk gelaat te herkennen, maar hij bevat wel verscheidene menselijke bloedvlekken en andere lichaamsstoffen. Wetenschapslui zijn er vrij zeker van dat de zweetdoek afkomstig is uit de 1ste eeuw na Christus uit de omgeving van Jeruzalem. Zij vermoeden dat de zweetdoek zich tot de 7de eeuw in Palestina bevond, maar kort vóór de Perzische invasie (616) in de Spaanse stad Toledo terecht kwam. Na de invasie van de Moren in Spanje werd de doek in 718 naar Oviedo gebracht waar hij tot op vandaag wordt vereerd. Forensische analyses hebben opvallende overeenkomsten aangetoond tussen deze Zweetdoek van Oviedo en de Lijkwade van Turijn.

de kerk Santa María del Naranco nabij Oviedo
de kerk Santa María del Naranco nabij Oviedo

de kerk Santa Cristina de Lena nabij Oviedo
de kerk Santa Cristina de Lena nabij Oviedo

In de omgeving van Oviedo bezochten de Compostelagangers ook nog een drietal preromaanse heiligdommen: de kerk Santa María del Naranco, de kerk Santa Cristina de Lena en de kerk San Miguel de Lillo.

de kerk San Miguel de Lillo nabij Oviedo
de kerk San Miguel de Lillo nabij Oviedo

De pelgrims gingen vanuit Oviedo ofwel verder zuidwaarts via Tineo en Lugo naar Palas de Rey ofwel wat verder Melide, waar ze de "Camino francés" volgden tot Compostela, ofwel keerden ze noordwaarts terug naar de kustweg, die ze bereikten in Canero (nu Cudillero). Dan ging het verder naar de Galicische kustplaats Luarca, waar de weg zuidwestelijk omboog via Mondoñedo, Vilalba en Sobrado de los Monjes tot in Arzúa, op de "Camino francés". Daar was het nog 38 kilometer om het einddoel Santiago de Compostela te bereiken.

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail