|
feestmaal ("agapè") bij het graf van een overledene (een martelaar?). Fresco, 3de eeuw. (Rome, Via Labicana, Catacombe van de HH. Marcellinus en Petrus)
het beginAl vlug na Jezus' dood en verrijzenis begonnen de pelgrimstochten naar heilige plaatsen, en de daarmee gepaard gaande verering van heiligen en hun relieken. Van de 1ste tot de 4de eeuw kwamen de christenen in Rome samen bij de graven van degenen die bekend waren om hun heiligheid, of die omwille van hun geloof waren vervolgd en de marteldood stierven (bijv. de apostelen Petrus en Paulus). De zware onderdukking van christenen, met name onder het bewind van de Romeinse keizers Nero (37-68) en Diocletianus (284-305), leverde een aanhoudende stroom van martelaren op. Deze werden begraven in de catacomben, dat waren ondergrondse labyrinten van gangen en kamers, vooral rondom de invalswegen van Rome. Een 40-tal catacomben zijn opgegraven, o.m. die van San Callisto en van San Sebastiano, aan de Via Appia.het tijdperk van keizer Constantijnkeizer Constantijn de Grote. Bronzen buste, 4de eeuw. Rome, Musei Capitolini In 313 bekeerde Constantijn de Grote, de keizer van het Romeinse Rijk, zich tot het christendom. Hij liet bovenop het graf van Petrus op de Vaticaanse heuvel een basiliek bouwen. Het aantal pelgrims dat een bezoek bracht aan de catacomben en de talloze graven erin werd in de loop van de 4de eeuw steeds groter. Maar onder de heerschappij van Constantijn en zijn opvolgers werd evenwel het H. Land de populairste bestemming van de pelgrims. Dit was in belangrijke mate te danken aan Constantijns moeder, de H. Helena, die in 326 naar Jeruzalem reisde en er Jezus' graf liet opgraven en het ware Kruishout ontdekte, waaraan Jezus werd gekruisigd. oudst bekende plattegrond van de H. Grafkerk in Jeruzalem. Arculfus, De Locis Sanctis, 690 Op tal van heilige plaatsen in Palestina, waar Jezus ter wereld kwam, leefde, werkte, leed, stierf en verrees, lieten Helena en haar zoon Constantijn heiligdommen bouwen. De belangrijkste, die tot op heden de meeste aantrekkingskracht uitoefent op pelgrims, was de basiliek van het H. Graf in Jeruzalem. De bedevaarders uit westelijk Europa reisden erheen, over land doorheen de Balkan naar Constantinopel, en dan zuidwaarts door het hedendaagse Turkije en Syrie. Over zee verliep de boottocht vanuit een Italiaanse of zuid-Franse haven naar Alexandrië (Egypte) of Jaffa (Palestina). de donkere middeleeuwende Grote Volksverhuizing die leidde tot de val van het West-Romeinse Rijk Vooral vanaf de 5de eeuw drongen allerlei "barbaarse" Germaanse stammen (Franken, Ostrogoten, Visigoten, Saksen, Angelen, Hunnen, Vandalen, enz.) vanuit oostelijk Europa het West-Romeinse keizerrrijk en N. Afrika binnen en stichtten overal eigen koninkrijken. In 476 werd de laatste west-romeinse keizer Romulus Augustulus afgezet door de germaanse leider van het Romeins leger. Rome viel ten prooi aan de legers van de Visigoten en de Lombarden. De onbeschermde catacomben, buiten de Romeinse stadsmuren, werden minder aantrekkelijk als bedevaartsoord, werden geplunderd en vielen langzaam maar zeker in verval. Vanaf 758 lieten paus Paulus I en zijn directe opvolgers de heilige beenderen van de martelaren naar de stad overbrengen. ruïne van een 5de-eeuws klooster met Keltisch kruis in het Ierse Monasterboice Vanaf de 6de eeuw begonnen de zogenoemde Donkere Middeleeuwen. Het christendom kwam tot bloei in kloosters in Ierland en later in Brittannië. In de 7de eeuw en 8ste eeuw maakte een groot aantal Ierse en Engelse monniken de overtocht naar het noordelijk Europese vasteland om er, "als ballingen van Christus", missioneringswerk te verrichten onder de heidenen en om kerken en kloosters te bouwen. De bekendste onder hen waren de H. Columbanus, de H. Willibrord, de H. Bonifacius en de H. Amandus. verbreiding van de islamtische Kalifaten in de landen rond de Middellandse Zee Tegelijk met de kerstening van het Frankische Rijk werd het pelgrimsverkeer grondig verstoord door de verbreiding van de Islam rondom de Middellandse Zee (met de val van Jeruzalem in 638, en de verovering door de Moren van het grootste deel van het Visgotische Spanje). Veel bedevaarders gaven opnieuw de voorkeur aan Rome als reisbestemming. Maar na verloop van tijd herwon het H. Land zijn populariteit grotendeels. De moslimheersers namen over het algemeen een vrij tolerante houding aan tegenover de joden en christenen. Zolang deze hun belasting betaalden mochten ze hun eigen geloof praktiseren. Gewapend met pasjes en voldoende geld voor fooien, konden de westerse pelgrims zonder al te veel problemen, over land of over zee, naar Palestina reizen. heropleving en neergangbronzen ruiterstandbeeldje van Karel de Grote. 9de eeuw. Parijs, Louvre In Gallië hadden de Merovingische koningen de fundamenten gelegd van het Frankisch Rijk, dat met Karel de Grote (768-814) een glorieus hoogtepunt bereikte. Onder diens bewind verbreidde en versterkte het christelijk geloof zich. Zo vaardigde de keizer in 802 een decreet uit waarin stond dat niemand onderdak of water mocht weigeren aan bedevaarders. veroveringstochten en woongebieden van de Vikings Maar de heilige oorden en pelgrimstochten hadden gedurende de 9de en 10de eeuw ernstig te lijden van de invallen van de Noormannen, die voaral de kustgebieden en de grote binnenrivieren van noordelijk en westelijk Europa onveilig maakten. In de eerste helft van de 10de eeuw werd Europa ook opgeschrikt door de Magyaren, een semi-nomadisch volk uit de Aziatische steppen. de invloed van de abdij van Clunyde abdijkerk van Cluny. Emile Sagot, lithografie, 16de eeuw. Parijs, BN Pas naar het einde van de 10de eeuw toe kon Europa opgelucht ademhalen. Er heerste weer rust en vrede op het continent. De christianisering nam een hoge vlucht. De Kerk kreeg nieuw leven ingeblazen. Ze kon zich organiseren, zich verspreiden en een gezaghebbende rol spelen, dank zij de grondige hervorming en culturele uistraling, die uitgingen van de invloedrijke benedictijneradbij van Cluny in Bourgondië (gesticht in 910), via haar honderden dochterkloosters in westelijk Europa). Cluny zorgde ook voor verbeterde reisomstandigheden voor de pelgrims, door de bouw van kloosters, gasthuizen en bruggen op de wegen naar Compostela. de Godsvrede garandeerde de bescherming van o.m. geestelijken en pelgrims. Miniatuur, 15de eeuw. Parijs, BN Cluny stond aan de wieg van de zogeheten Godsvrede-beweging, een kerkelijke campagne tegen het geweld van de feodale heren. Om de veiligheid te verhogen werden gevechtshandelingen verboden tijdens de geheiligde perioden van het jaar (de Advent en de Vasten) en op verscheidene feestdagen. Het verstoren van deze Godsvrede was een zwaar vergrijp. Wie ertegen zondigde moest als penitentie bijv. mee betalen aan de bouw van kerken en gasthuizen langs de bedevaartsroutes, de pelgrims helpen beschermen of zélf op bedevaart gaan. Wie geweld gebruikte tegen een geestelijke of een kerk aanviel, werd geëxcommuniceerd. De lijst van beschermelingen werd later uitgebreid tot vrouwen, kinderen en... pelgrims. de bloeiperiodede voorgevel van de St. Jakobskathedraal van Santiago de Compostela Met het aanbreken van het nieuw millennium en de periode van de kruistochten (eind 11de en 12de eeuw) bereikten de middeleeuwse bedevaarten een hoogtepunt. Drie pelgrimsoorden sprongen eruit, de "peregrinationes maiores" (grote bedevaarten) genoemd: Jeruzalem (met het H. Graf van Jezus); Rome (met de graven van St. Paulus en vooral van de apostel en eerste paus Petrus) en de nieuwkomer Santiago de Compostela in Galicië, in het Noord-Westen van Spanje (met het graf van de apostel Jakobus de Meerdere). de romaanse St. Magdalenakerk bovenop de "sainte colline" in het Franse Vézelay (Bourgondië), vertrekplaats van een der 4 grote middeleeuwse St. Jakobsroutes in Frankrijk Enkele andere bestemmingen stonden eveneens in hoog aanzien, zoals Keulen, Aken, Trier, Maastricht, Rocamadour, Le Puy, de Mont St. Michel, Vézelay en Bari. In grote delen van Europa ontstonden honderden andere secundaire bedevaartsplekken ("peregrinationes minores"), met regionale of lokale uitstraling, de ene al populairder dan de andere. Zoals de benedictijnermonnik en geschiedschrijver Rodulfus Glaber (980-1046) het uitdrukte was héél het continent bedekt met een "witte mantel van kerken", die allemaal heilige gebeenten of fragmenten ervan in hun bezit hadden. Bedevaarten en de daaraan gekoppelde verering van heiligen en hun relikwieën plus het verdienen van aflaten, waren tijdens de late Middeleeuwen erg in trek en maakten onlosmakelijk deel uit van het volksgeloof. Volgens een zeer ruwe schatting woonden er in de 12de eeuw zo'n 50 miljoen mensen in Europa; daarvan ging elk jaar naar schatting een half miljoen op bedevaart, dichtbij of verweg: dat was maar liefst één procent van de bevolking! Er waren verscheidene oorzaken voor deze hoogbloei van de bedevaarten, vanaf de 11de tot en met de 13de eeuw.
de crisistijdde Zwarte Pest in Doornik. Gilles de Nuisit, miniatuur, 1349 In de "Herfsttij der Middeleeuwen" (ruwweg vanaf het midden van de 14de tot het begin van de 16de eeuw) vonden in de Europese samenleving diepgaande veranderingen plaats, die een ingrijpende invloed hadden op de religieus-kerkelijke opvattingen en praktijken van de gelovigen. Misschien wel de meest dramatische aankondiger van die veranderingen was de pest, de "Zwarte Dood", die tussen 1347 en 1351 op het hele continent de levens van zo'n 20 miljoen mensenlevens eiste (ongeveer een derde van de totale bevolking!) en zo het hele sociaal-maatschappelijk leven ontwrichtte. In de loop van de 14de eeuw nam het aanzien van de Kerk geleidelijk af. Een langdurige strijd aan de top van de kerk, de compromissen en de corruptie lieten diepe sporen na. Onder druk van zijn koning verplaatste de franse paus Clemens V, de pauselijke residentie naar Avignon in 1309, en de H. Stoel keerde in 1377 naar Rome terug. Maar een jaar later vond het grote Schisma plaats met de verkiezing van 2 rivaliserende pausen, één in Rome en één in Avignon. Het conflict werd pas opgelost op het Concilie van Konstanz (1414-18), waar Martinus V tot enige paus werd gekozen en bezit nam van de bisschopszetel van Rome. vernieling van kerkbeelden. Erhard Schön, houtsnede, 1530. Gotha, Schlossmuseum De pelgrimstochten werden gehekeld door de Humanisten, o.m. Erasmus in zijn satirische "Colloquia" (1518). Na hem kwam de ongenadige kritiek van de protestantse hervormers zoals Maarten Luther en Johannes Calvijn, op de onbijbelse rituelen van bedevaarten, op de uitwassen van de heiligen- en reliekenverering, op de leer over het vagevuur, op de hele aflatenhandel, e.d.. Volgens Luther kon een christen zich niet redden door goede werken, zoals op pelgrimstocht gaan, maar alleen door het geloof in God en diens genade, dus zonder tussenkomst van heilige bemiddelaars. Luther en andere hervormers tastten de pelgrimstochten niet alleen aan door de theoretische grondslagen ervan aan te vallen. Hun aanhangers vernielden ook talloze vereringsplaatsen, kerken, kapellen, relieken, beelden en gasthuizen. Zo werd het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede in 1566 nagenoeg helemaal verwoest door calvinistische Geuzen, tijdens de Beeldenstorm in Vlaanderen . het Concilie van Trente, katholieke repliek op de protestantse Reformatie De bedevaarten verloren hun geestelijke aantrekkingskracht en raakten in verval, vooral in de protestantse landen. Na de kerkelijke hervormingen, afgekondigd op het Concilie van Trente (1545-1563), konden de bedevaarten zich enigszins doorzetten in de landen, waar de Reformatie niet volledig voet aan de grond kreeg, zoals in Frankrijk, Spanje, Italië en de Zuidelijke Nederlanden (Vlaanderen). Door de godsdienstoorlogen, zoals de Opstand van de Noordelijke Nederlanden tegen het katholiek Spaanse bewind (ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, die duurde van 1568 tot 1648) en de aanslepende strijd tussen katholieken en hugenoten in Frankrijk (1562-1598), waagden niet veel bedevaarders zich op de gevaarlijke pelgrimswegen. Jezus sterft aan het kruis: een van de 14 staties van de kruisweg. Houtskooltekening van de Vlaamse expressionist Albert Servaes, 1919 Steeds meer gelovigen ondernamen een spirituele bedevaart, zonder fysiek op reis te gaan. Vermeldenswaard zijn de bekende "Geestelijke oefeningen" (1548) van H. Ignatius van Loyola. Daarin stippelde de stichter van de Jezuïeten-orde, een reis uit "in geest en hart", aan de hand van bepaalde gebeurtenissen en taferelen uit het evangelie. Daarmee verwant is de praktijk van de kruisweg, vanaf de 15de eeuw, waarbij 14 afbeeldingen van de Passie van Christus werden gehangen in alle kerken in heel Europa. Tijdens de kruisweg wordt gebeden en gemediteerd bij deze 14 taferelen, die verwijzen naar specifieke punten (= staties) langs de Via Dolorosa in Jeruzalem, de route die Jezus gevolgd zou hebben vanaf zijn veroordeling door Pilatus tot aan Gogotha, de plaats van zijn kruisdood. de moderne heroplevingde kaarsjesprocessie in Lourdes Sinds de 19de eeuw, maar vooral vanaf het laatste kwart van de vorige eeuw, zijn de bedevaarten als uiting van volkse religiositeit aan een opmerkelijke comeback bezig. Vooral de nieuwe Maria-oorden, zoals Lourdes en Fatima, ontvangen elk jaar miljoenen pelgrims. Ook bij ons trekt O.L.Vrouw in Scherpenheuvel, Oostakker, Halle of Dadizele veel volk. Er zijn tal van religieuze en sociologische redenen aan te geven voor die heropleving van de pelgrimages, precies in een periode dat het gewone kerkbezoek op zondag sterk terugloopt. graf van de zalige Broeder Isidoor. Kortrijk, Passionistenklooster, St. Antoniuskerk, zijkapel Volgens de Vlaamse pastoraaltheoloog Ernest Henau c.p. geven de marginalisering en privatisering van de religie aanleiding tot een "revival" van bedevaarten, die vooral zekerheid en geborgenheid kunnen waarborgen. Ook gaat men, volgens hem, opnieuw allerlei gebruiken uit vroegere tijden koesteren - wat Hermann Lübbe de "musealisering" van de cultuur noemt - als tegengewicht voor de verderschrijdende modernisering van onze maatschappij.
|