|
het klooster in puin na 4 jaren oorlog 1918 - Bij de Wapenstilstand van 11 november 1918, blijft er, na 4 jaar oorlog, van Moorslede haast niets meer overeind. Door het zware en aanhoudende artillerievuur van de Engelsen, vanaf de tweede helft van 1917, is de hele gemeentekom, met inbegrip van het klooster, nagenoeg compleet verwoest. Temidden van een onbeschrijfelijke puinhoop staan enkel nog 2 stukken muur van de kloosterkapel overeind. Het witmarmeren wijwatervat van de kapel wordt nog ongeschonden van onder de brokstukken gehaald. Het hangt later bij de ingang van de nieuwe kloosterkapel, en sinds 2004 in het nieuwe hoofdklooster van Zonnebeke. de kloosterkapel stond in 1917 nog gedeeltelijk overeind (foto van een Duitse militair) 1919 - Directeur J. Verhelst bezoekt de 51 zusters, die verspreid leven in het buitenland (Frankrijk en Groot-Britannië), en brengt hen op de hoogte van de complete ravage, die de oorlog in Moorslede en omgeving heeft aangericht. Hij vraagt de zusters om er voorlopig op post te blijven, omdat het voor hen én voor de 30 weeskinderen gewoon onmogelijk is om naar West-Vlaanderen terug te keren, temeer omdat ook verscheidene filialen en scholen zware of lichte oorlogsschade hebben opgelopen, onbewoonbaar zijn of zelfs helemaal in puin geschoten. Ook de zusters, die zijn uitgeweken naar elders in het binnenland, zoals Jette of de enkele gespaard gebleven filialen, kunnen evenmin terugkeren naar hun vertrouwde omgeving.
het noodhuis "'t Kasteeltje"in Ardooie In maart wordt een oud herenhuis aan in de Kaaistraat, 71 in Ardooie aangekocht, ook wel "'t Kasteeltje" of "Fransch Klooster" genoemd. Het was eigendom van Franse zusters, in 1903 uit hun land verdreven tengevolge van de felle anti-clericale wet-Combes. De villa doet dienst als noodwoning, waarin Moeder Veronica, 15 zusters en directeur Verhelst een voorlopig onderkomen vinden. Vanuit Ardooie kunnen de algemene overste Veronica Forman, directeur Jules Verhelst en de overste van Ardooie, Zr Marie-Elisabeth Inion, eindelijk een eerste bezoek brengen aan de frontstreek, o.m. aan Moorslede. Zr Marie-Elisabeth Inion schrijft nadien volgende impressies:
Op 3 oktober worden in het voorlopig hoofdklooster van Ardooie de eerste 7 postulanten aanvaard. Op het gelijkvloers bevindt zich het nood-noviciaat, geleid door Zr Marie-Berchmans De Jaegher. Op de bovenverdieping zijn de slaapkamers van de zusters, een studiezaal en een slaapzaal voor de novicen en postulanten. Wanneer in 1923 de nieuwe kloostergebouwen in Moorslede gebruiksklaar zullen zijn, zal het huis worden overgemaakt aan de Parochiale Werken van de dekenij Roeselare, en als school worden ingericht van de Broeders Maristen. Het altaar in Ardooie krijgt een plaats in de nieuwe kloosterkapel van Moorslede tot in 1934. leerlingen van de meisjesschool samen met hun zuster voor de schoolbarak Vanaf het voorjaar van 1919 wordt - letterlijk vanaf de onderste steen! - moeizaam begonnen met de wederopbouw van Moorslede, dank zij oorlogsschade-premies van de overheid, die hiertoe een "Dienst der Verwoeste Gewesten" opricht. Zo is héél de gemeente - tot halfweg de jaren twintig! - herschapen in één grote bouwwerf. Vóór het uitbreken van de oorlog telde Moorslede 7.800 inwoners, medio 1919 zijn nog maar 1.200 van hen teruggekeerd. Ze krijgen een toelage van de overheid voor de bouw van een voorlopig onderkomen: een houten of stenen barak. barakken in de Roeselarestraat voor het gemeentehuis (links), de kerk (midden) en de pastorie. De kerkbarak werd ook gebruikt als noodschool In de Roeselarestraat worden, temidden van de puinen en verwoestingen, afgedankte houten legerbarakken neergezet. Een ervan doet dienst als kerk én tevens als school, die in 1921 al ruim 300 kinderen zal tellen. Een deel van de scholieren kan per 1 oktober 1920 worden opgevangen in een barak op de speelplaats van de "H. Familieschool" op de wijk "'t Kruiske". Drie Bunder-zusters geven les in de barakken in uiterst primitieve omstandigheden... zonder het minste schoolgerief. de schoolkolonie in Wulveringem/Vinkem (schets door een van de zusters) Een deel van de uitgeweken zusters kan in mei 1919 terugkeren naar Vlaanderen. De Belgische regering heeft de Congregatie namelijk "veel zusters" gevraagd om onderwijs te geven en te werken in de "School van de Koningin", een schoolkolonie in Wulveringem/Vinkem, zo'n 12 km gelegen achter het front, in 1915 gesticht onder impuls van koningin Elisabeth, voor ruim 600 kinderen uit de frontstreek. Vanaf mei 1919 wordt de infrastructuur van de schoolkolonie overgenomen door het "Nationaal Werk voor Kinderwelzijn" als gratis opvangplaats voor kinderen van de "Verwoeste Gewesten". Op 13 juni worden in totaal 33 zusters ter beschikking gesteld. Iedereen woont en slaapt in militaire barakken. In het midden van de kolonie staat een ruime kapel met een noodwoning voor de aalmoezenier. Aan weerszijden bevinden zich uitgestrekte barakken-complexen: Het intussen uitgebreide centrale bakstenen gebouw voor de allerkleinsten van de schoolkolonie in de Lobbestraat in Wulveringem. Vooraan links staat een gedenksteen.
1922 - Sinds hun bezoek aan Moorslede werken moeder Forman en directeur Verhelst ijverig aan de plannen voor de wederopbouw van het verwoeste hoofdklooster. Moeder Veronica wil niet meer terug naar de vóór-oorlogse grond bij de kerk en kijkt uit naar een geschiktere bouwplaats. Haar oog valt op een rechthoekige strook grond (waar vóór de oorlog, vanaf 1908, de wielerbaan stond), gelegen aan de St.-Achariushoek, tussen de Stationsstraat en de Ieperstraat. Het perceel is niet enkel uitgestrekter (bijna 4,5 ha) maar bovendien dichtbij het station, dus beter gelegen voor het transport van de leerlingen. Directeur Verhelst trekt herhaaldelijk naar Parijs om er te onderhandelen met graaf Hervé d'Hunolstein, Heer van Dadizele en Moorslede, over een ruil van de grond van het vooroorlogs klooster bij het kerkplein met het beoogde perceel aan de St.-Achariushoek. Uiteindelijk, op 24 juni 1922, stemt de graaf in met de grondruil en gaat het klooster akkoord met de door hem gestelde voorwaarden.
Het nieuwe hoofdklooster in de steigers. 1923 - Op 19 maart, het feest van St.-Jozef, wordt door directeur Verhelst de eerste steen gelegd van het nieuwe moederklooster. De architect is Alphonse Depauw uit Brugge. Hendrik Verbeure is de aannemer (zijn 2 dochters Marie en Irène zullen enkele jaren later intreden in het Moorsleedse klooster!). Ruim 100 werklieden gaan meteen aan de slag. De werkzaamheden schieten zo snel op dat alle zusters plus 20 novicen en postulanten al op 27 september het noodhuis in Ardooie verlaten en - na 9 jaren ballingschap!- zielsgelukkig hun intrek kunnen nemen in het uit zijn as herrezen kloostergebouw. Tussen 1918 en 1928 treden 41 postulanten in! de sculpturen boven de grote ingangspoort van het klooster in 1923 Onder invloed van vrienden, vooral van Michiel English, historicus en archivaris-bibliothecaris van het bisdom Brugge, wordt de aloude naam "Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen" (na anderhalve eeuw!) in eer hersteld. Boven de grote ingangspoort prijkt het beeld van O.L.-Vrouw (gemaakt door Michel Poppe uit Brugge). Aan beide zijden staat een Latijns chronogram gebeiteld: links "Circa an. Dni MCCLXIX fundari coepi" ("Omstreeks het jaar onzes Heren 1269 begon ik gesticht te worden"), rechts: "beLLI rUInarUM sUCCeDo aCerVIs" ("Ik verrijs uit de puinhopen van de oorlog"). Op de balustrade eronder zien we een zespuntige ster (die van Coninckxdaele in Ieper) met de kenspreuk "Iter Para Tutum" ("Maak de reis voor ons veilig"), afkomstig uit de Maria-hymne "Ave Maris Stella". De 2 vóór-oorlogse wijkscholen "Waterdam" en "Drogenbroodhoek", het "Klein College" voor jongens in de Gentstraat en het weeshuis zijn helaas niet herrezen uit het puin. Het St.-Elisabeth-hospitaal wél, maar wordt overgedragen aan de Zusters van de H. Vincentius in Torhout. de pensionaatsmeisjes aan 't eind van het 1ste schooljaar 1923-24
Reeds op 9 oktober 1923 opent het splinternieuwe (voortaan Nederlandstalig) meisjes-internaat zijn deuren en telt meteen 79 leerlingen. De kern ervan heeft in afwachting het schooljaar 1922-1923 doorgebracht in het klooster van Knokke. In het middelbaar onderwijs is er de keuze tussen het Algemeen Onderwijs (lagere cyclus), geleid door Zr. Marie-Berchmans, en een Landelijke Huishoudschool (aanvankelijk één jaar, vanaf 1926 twee en vanaf 1940 drie leerjaren), met dir. Jozef Verhelst aan het hoofd, het schooljaar daarna opgevolgd door Zr. Anselma Boeraeve. de plechtige inwijding van het nieuwe klooster door kan. Lescouhier in 1924 1924 - Op 7 augustus worden de nieuwe kloostergebouwen, de kapel, het pensionaat en het directeurshuis plechtig ingewijd door kanunnik Dignant, die de zieke bisschop Waffelaert van Brugge vervangt. De vóór-oorlogse directeur kanunnik Lescouhier celebreert een plechtige Mis. De trotse zusters, geestelijken (pastoors van de voor-oorlogse filiaalscholen), notabelen en 150 ex-kostschoolmeisjes na de plechtige inwijding (7/8/1924). 2de van rechts, onderste rij: alg. overste Forman; links van haar: dir. Verhelst; aan haar rechterzijde: minister Van de Vyvere
de gedenksteen van de inwijding in de inkomhal van het nieuwe klooster Nadien wordt in de muur van de inkomhal een gedenksteen onthuld, in aanwezigheid van alle zusters, van de directeur, van ongeveer 150 oud-pensionairen, van de pastoors van alle filialen en van Minister Alois Van de Vijvere en diens dochter. de historische evocatie van het middeleeuws "Gasthuis ten Bunderen" (7/8/1924) Alle genodigden nemen vervolgens deel aan een feestzitting. In woord, beeld en gezang brengen de kostschoolmeisjes vier "schetsen uit de geschiedenis van O.L.V.-ten-Bunderen": een evocatie van 1) het middeleeuwse gasthuis (vanaf de stichting in 1269), 2) van Coninckxdaele in Ieper onder het Oostenrijks Bewind, 3) terug in Moorslede onder het Frans Bewind en 4) na de "Grote Oorlog" 1914-18. handtekeningen van koning Albert I en Min. Moyersoen in het Gulden Boek (1925) 1925 - Tijdens een rondreis in de "Verwoeste Gewesten" van West-Vlaanderen brengt koning Albert I op zaterdag 21 februari een bezoek aan het klooster en verwijlt een korte tijd in de kapel. De vorst, vergezeld van zijn kabinetschef en van de Minister van Economische Zaken Moyersoen, dankt de zusters voor alles wat ze tijdens de oorlog hebben gedaan en plaatst nadien zijn handtekening in het Gulden Boek in de grote spreekplaats.
om de film te starten. Klik er op de 2 rechtsopstaande balkjes om te stoppen.
|