De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Het vertrek van de pelgrim


een bisschop zegent de staf en de reistas van 2 vertrekkende pelgrims.
Miniatuur uit een 15de eeuws Pontificale (Lyon, Bibliothèque Municipale).

toestemming vragen

In de Middeleeuwen moeten degenen die het voornemen koesteren om een bedevaart te ondernemen naar een verre bestemming, hiervoor de officiële toestemming vragen aan en krijgen van de kerkelijke autoriteiten, d.w.z. de plaatselijke bisschop, een kloosterabt of parochiepriester. In de late Middeleeuwen is het gebruikelijk dat ook wereldlijke gezagsdragers (de graaf, hertog of plaatselijke landheer) ermee moeten instemmen dat iemand op pelgrimstocht vertrekt. De aanvrager moet plechtig beloven dat hij/zij de hele reis zal afmaken. Er wordt nagegaan of de achterblijvende huwelijkspartner het hiermee eens is. Voor religieuzen is het voorafgaandelijk onderzoek nog strenger omdat men wil vermijden dat de bedevaart enkel een voorwendsel is om "een stapje in de wereld te zetten".

aanbevelingsbrieven

vraag om toestemming en vrijgeleide aan de landheer. 12de eeuwse miniatuur. Perpignan, Archives Départementales
kandidaat-pelgrim vraagt toestemming en vrijgeleide aan zijn landheer. Miniatuur, 12de eeuw.
(Perpignan, Archives Départementales)

De toestemming wordt bekrachtigd door het overhandigen van een officiële vrijgeleide, die de pelgrim tijdens de hele tocht als een soort paspoort op zak moet hebben. Deze bewijsbrief van de kerkelijke en/of wereldlijke overheid verleent de drager ervan onderweg speciale bescherming en allerlei andere wettelijke voorrechten, zoals de ontheffing van bepaalde tolgelden. Op vertoon ervan kan de pelgrim gebruik maken van de diensten van gasthuizen en andere voorzieningen. In de geleidebrief worden alle bisschoppen, abten, priesters en christenen onderweg gevraagd om de betrokken pelgrim te ontvangen, om onderdak en eten te geven, uit liefde voor Christus. Maar dat officieel attest is vooral belangrijk om de echte pelgrims langs de bedevaartroutes te onderscheiden van nep-pelgrims ("coquillards"), struikrovers, bedelaars, landlopers, balllingen, spionnen, enz. Ook zogeheten "strafbedevaarders" krijgen zo'n vrijgeleide mee van de gerechtelijke autoriteiten, die hen tot deze reis hebben veroordeeld

praktische voorbereidselen

St.-Heraldus ontvangt de 'palster ende scerpe' (fresco, einde 11de eeuw. Novalesa, abdijkerk)
St.-Heraldus ontvangt de "palster ende scerpe". Fresco, einde 11de eeuw.
(Novalesa, abdijkerk, Heralduskapel)

Alvorens te vertrekken regelt de pelgrim allerlei dingen op zakelijk en privé-gebied. Hij is immers voor lange tijd van huis weg. Bovendien onderneemt hij een risicovolle tocht door onveilige en vijandige gebieden en houdt hij er dus ernstig rekening mee dat hij misschien nooit levend terugkeert.

  • geld bijeenzamelen. Een kandidaat-pelgrim moet al héél lang op voorhand voldoende geld bij elkaar sprokkelen voor eten en onderdak onderweg, om in het bedevaartsoord offergaven en herinneringen te kopen, en... om zijn gezinsgenoten, tijdens zijn afwezigheid, een appeltje voor de dorst te geven. De omvang van het "zakgeld" is afhankelijk van de reisomstandigheden, de afstand én de reisduur. Een pelgrim te voet is algauw maandenlang van huis: een voetreis naar Rome, heen en terug, kan 3 à 6 maanden duren! Sommige vermogende pelgrims vragen een extra-bijdrage van hun boeren, leggen een hypotheek op hun onroerende goederen of maken een deel van hun landerijen over aan een klooster of landeigenaar, in ruil voor baar geld. Arme pelgrims verzamelen aalmoezen bij elkaar of kloppen aan bij hun ambachtsgilde of bij de plaatselijke pelgrimsbroederschap (als die er is), want de leden zijn verplicht om financiëel bij te springen. Maar echt vrome pelgrims nemen geen geld mee, in de overtuiging dat God wel zal instaan voor hun levensonderhoud. Als ze toch geld meenemen is het om onderweg als aalmoes te geven aan armen en bedelaars.

    De kandidaat-pelgrim brengt zijn financiële zaakjes in orde. Schilderij, M. van Reymerswaele, 1540. (Londen, National Gallery)
    De kandidaat-pelgrim brengt zijn financiële zaakjes in orde.
    M. van Reymerswaele, 1540. (Londen, National Gallery)

  • Omwille van de gevaren, van mogelijke ziekte en dood - die overal op de loer ligt - maken pelgrims uit hogere kringen vooraf, uit voorzorg, een testament. Of ze doen andere schriftelijke transacties, zoals hun roerende bezittingen (geld, juwelen enz) aan een vertrouwenspersoon geven en het beheer over hun onroerende eigendommen toevertrouwen aan de ouders of de oudste zoon.

  • In de geest van de ware pelgrimage brengt de bedevaarder zijn geweten in orde: hij geeft onrechtmatig verkregen goederen en geld terug en verzoent zich met degenen, waarmee hij in onmin leeft.

  • Informatie verzamelen. De geletterde reiziger leest vooraf bepaalde reisverslagen en raadpleegt reisgidsen voor het concreet uitstippelen van de bedevaart. De kandidaat-pelgrim kan eventueel terecht bij de ex-pelgrims van de plaatselijke broederschap voor nuttige en praktische documentatie over de af te leggen reisroute, de faciliteiten voor overnachting, de andere talen en culturen, de gevaren onderweg, enz.

  • Het is in de Middeleeuwen hoogst gevaarlijk om alléén op pelgrimstocht te gaan naar een verafgelegen bestemming. Daarom gaat de toekomstige bedevaarder op zoek naar tenminste één of, zo mogelijk, meerdere reisgezellen. Sommige rijken, bisschoppen of abten beschouwen het als een teken van hun waardigheid om een groot gevolg (van soms honderden mensen) met zich mee te nemen.

    Een pelgrim met zijn hele uitrusting. Ets van Albrecht Dürer (begin 16de eeuw).
    pelgrim in zijn volle uitrusting. Albrecht Dürer, ets, begin 16de eeuw.

  • Tenslotte is er nog de technische voorbereidng. De aanstaande pelgrim schaft zich de gebruikelijke pelgrimsuitrusting aan: een lange dikke mantel, die ook als deken kon worden gebruikt; een hoed met brede rand als bescherming tegen zon en regen; een paar goede wandelschoenen of laarzen; een ransel ofwel een kleine leren tas waarin hij zijn etensvoorraad, papieren, geld, e.d. bewaart; een drinkfles; een stevige staf om op te steunen bij het beklimmen van de bergen of het oversteken van riviertjes, om als wapen te hanteren tegen struikrovers of rondlopende honden en wolven. De hoofdbekommernis van zieke en gebrekkige pelgrims is het vinden van een transportmiddel (kar, draagberrie, paard, een mensenrug...) om behouden bij het heiligdom aan te komen.

de zegening van de pelgrims

In de Middeleeuwen gaat het eigenlijke vertrek gepaard met een symbolisch zéér geladen liturgische plechtigheid: "Palster ende scerpe nemen". Vanaf de 13de tot het begin van de 16de eeuw is dit de geijkte middelnederlandse uitdrukking voor de speciale zegening van de afscheidnemende bedevaarders en hun attributen bij uitstek (staf en reistas). De kerkelijke ceremonie zélf bestaat in onze streken zeker al vanaf de 10de eeuw en - blijkens allerlei liturgische teksten, liederen, kronieken en romans - houdt ze stand tot in de 16de eeuw. Ze heeft plaats in een parochiekerk, vaak voor verscheidene pelgrims tegelijk uit één bepaalde stad of streek. Voor de rijken kan dat ritueel ook gebeuren in een privé- of kloosterkapel. De plechtigheid in de parochiekerk verloopt volgens een min of meer vastgelegd stramien:

biecht en penitentiegebed van de vertrekkende pelgrim. Miniatuur Gerard Horenbout. ca 1520. (Rome, Bibliotheca Apostolica Vaticana)
biecht en penitentiegebed van de vertrekkende pelgrim. Miniatuur
Gerard Horenbout. ca 1520. (Rome, Vaticaanse Bibliotheek)

  • eerst gaan de pelgrims afzonderlijk hun zonden biechten en krijgen ze de absolutie en een penitentie.
  • daarop wonen ze een speciaal voor hen opgedragen mis bij. Een aantal bewaard gebleven middeleeuwse missaals en ceremonieboeken bevatten een speciale "missa pro fratribus in viam dirigendis".
  • na de mis leggen de bedevaarders hun staf ("palster") en tas ("scerpe") op het altaar. Sinds de Karolingische tijd zijn dit immers de 2 karakteristieke pelgrims-attributen. Waarom? Volgens sommigen omdat de Egyptische monniken al in de eerste eeuwen van het christendom deze gebruikten bij hun reizen. Volgens anderen omdat de Ierse monniken ze in de hoge Middeleeuwen droegen tijdens hun kerstening van het Europese vasteland.
  • vervolgens knielen de pelgrims neer of liggen languit op de vloer voor het altaar, terwijl liederen, boete-psalmen en een litanie worden zingen.

    Tekst van de zegening van de pelgrims in een 'Rituale Romanum' uit de 15de eeuw (Brugge, Stadsbibliotheek)
    Zegeningstekst van de pelgrims, 15de eeuws "Rituale Romanum".
    (Brugge, Stadsbibliotheek)

  • de priester zalft en zegent plechtig de pelgrimsstaf en de ransel ("benedictio perarum et baculorum"), besprenkelt ze met wijwater en leest een speciale gebedsformule voor uit het "Rituale Pontificale". Dit is het belangrijkste onderdeel van de ceremonie, omdat de pelgrims hierdoor de status verwerven van bevoorrechte reizigers, onder speciale bescherming van de Kerk.
  • de bedevaarders staan daarna recht. De priester overhandigt elk van hen de staf en tas "pro signo peregrinationis" (ten teken van hun pelgrimage) onder het uitspreken van de volgende voorgeschreven aanroeping: "Ontvang deze ransel als teken van je pelgrimstocht, opdat je door de penitentie je zieleheil zou verdienen en tot het einde toe je pelgrimsbelofte zou vervullen. Ontvang deze staf die je bij hinderlagen van de vijand doet overwinnen en je het einddoel doet bereiken".
  • ter afsluiting van de plechtigheid spreekt de priester zijn zegen uit over de bedevaartganger(s) zélf, waarbij hij een speciale gebedsformule "benedictio pro fratribus in viam dirigendis" voorleest uit het kerkelijk rituelenboek.

mis in een parochiekerk. Miniatuur, einde 15de eeuw.
mis in de parochiekerk. Miniatuur, einde 15de eeuw.
(Waddesdon, James A. de Rothschild collection)

het afscheid

Na afloop van de ceremonie in de kerk worden de gezegende pelgrims, onder het zingen van litanieën, uitgeleide gedaan door de priester, de gezinsgenoten, de familieleden, vrienden, buren enz. Eventueel stappen ook de leden van de broederschap (als er een is) en van de ambachtsgilde mee in de processie tot aan de officiële startplaats, even buiten het dorp of de stadspoort, vaak een duidelijk herkenningspunt, bijv. een kapel. Daar ontvangen de bedevaarders een laatste priesterlijke zegen en begeven ze zich op weg, naar het verre onbekende, nagewuifd door een biddende en wenende menigte. Het moet vaak een zeer emotioneel afscheid zijn geweest, want de mogelijkheid dat een pelgrim niet van zijn verre reis terugkomt is verre van denkbeeldig.

zegening van de pelgrim. Handschrift. einde 13de eeuw (Besançon, Bibliothèque Municipale)
zegening van de pelgrim. Handschrift. einde 13de eeuw.
(Besançon, Bibliothèque Municipale)

het moment van vertrek

Vanouds vertrekken de meeste pelgrims bij het begin van de lente (vanaf maart/april) om te profiteren van de lange dagen én om nog vóór de oogsttijd terug te zijn. Een minderheid begint aan de tocht in het najaar, vlak na de oogsttijd, begin september, in de stille hoop om vóór de koudste wintermaanden weer thuis te komen. Dus is er in het winterseizoen weinig beweging op de pelgrimswegen. Midden in de zomer is het evenmin druk, omdat het dan te heet is (vooral in het zuiden) en omdat dit op het thuisfront de periode bij uitstek is voor arbeid op het veld (oogst). De aanbrekende lente en (in mindere mate) het najaar zijn dus het gunstigt om lang van huis weg te gaan.

Maar het moment van de afreis is niet enkel seizoensgebonden. Er spelen ook religieus-kerkelijk-liturgische factoren mee. Compostela-gangers bijv. plannen meestal hun reis zo dat ze het heiligdom van St.-Jakob in het Noord-Westen van Spanje bereiken rond 25 juli, de grote jaarlijkse feestdag van de heilige, zeker als die datum op een zondag valt en er dus een jubeljaar te beleven valt, met de daaraan verbonden feestelijkheden en vele aflaten. Ook de grote kerkelijke feesten (Pasen, Kerstmis en Pinksteren) trekken in alle heiligdommen veel volk aan.

De reiziger (ook wel 'De verloren zoon' genoemd). H. Bosch, rond 1493 (Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen)
De reiziger (ook wel "De verloren zoon" genoemd). H. Bosch, rond 1493.
(Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen)

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: Zuster.rolande@outlook.com