|
de missiepost van Basankusu in de beginperiode
1908Petrus van den Besselaar, stichter van de missiepost in Basankusu 12 juni - Overste Jan Oomen vraagt in een brief aan Albert Lantonnois, de vice-gouverneur-generaal van Congo, om een missiepost te mogen bouwen in Basankusu. Lantonnois schrijft naar Oomen dat de vraag voor de bouw van de missie en de aanwerving van 70 arbeiders is voorgelegd aan het Ministerie van Koloniën in Brussel. De missionarissen moeten nu wachten op een officiële goedkeuring, die behoorlijk lang zal uitblijven. Jan Oomen is ervan overtuigd dat de dichtbevolkte stad Basankusu, door zijn gunstige geografische ligging aan de samenvloeiing van 2 grote rivieren, dé aangewezen plaats is om snel uit te groeien tot hoofdpost van het Mill Hill-missiegebied. De vele soldaten, werklui, zieken en gevangenen in de stad vormen immers een aanzienlijk aantal potentiële christenen. zicht op Basankusu, met de plaats van de 1ste missiepost (rode stip), en die van het huidige St.-Jozef missiehuis van Mill Hill (blauwe stip). Bron: Collin Maxine (Panoramio.com) Overste Oomen zendt alvast Petrus van den Besselaar vanuit Bokakata naar Basankusu om er de nieuwe missiepost te openen. Deze krijgt de beschikking over een stuk grond aan de rand van de stad, vestigt zich voorlopig in een kleine hut en gebruikt een loods als kerk en school. Deze allereerste post ligt aan de oever van de Lulonga-rivier, ongeveer op het einde van de huidige startbaan van het vliegveld van Basankusu. De keuze van Basankusu is een schot in de roos. Van meetaf aan komen honderden catechumenen (= zij die godsdienstonderricht ontvangen, maar nog niet gedoopt zijn) zich aanbieden. In 3 jaar tijd zijn er bijna 800 doopsels (volwassenen en kinderen), dat is de helft van het aantal gedoopten in de 4 andere missieposten samen. Maar Fr. van den Besselaar moet hard vechten om een plek te veroveren in Basankusu. De plaatselijke militaire commandant Samuel Hagström, die alles onderneemt om de rubberproductie in het district Maringa-Lopori weer tot bloei te brengen, is op zijn hoede voor pottenkijkers en moedigt allerminst een nieuwe vestiging van missionarissen aan. Het bezoek van de Internationale Onderzoekscommissie ligt nog te vers in het geheugen. tekst in het Staatsblad, waarin Leopold II Congo afstaat als kolonie aan België 28 november - Congo Vrijstaat wordt door Leopold II overgedragen aan de Staat, en wordt daarmee de kolonie Belgisch Congo. 1909het eerste woonhuis van de MillHillers in de hoofdpost Basankusu mei - In Basankusu verneemt men dat de Minister van Koloniën, Jules Renkin, al in maart de toelating heeft gegeven aan Mill Hill om een kleine post (bakstenen huis plus school) op te richten, met het karakter van een aalmoezenierspost, om protest te vermijden van de protestantse zendelingen in het naburige Ikau. Van den Besselaar en Oomen herinneren de plaatselijke administratie eraan dat, krachtens de overeeenkomst tussen Congo Vrijstaat en Mill Hill (1905), de Staat de bouw van deze aalmoezenierspost op zich moet nemen en, in afwachting dat de bouwwerken klaar zijn, kost en inwoon moet geven aan de missionarissen. Colin stelt een woonst en een terrein van ruim 3 ha ter beschikking midden. De flamboyante en ondernemende Petrus van den Besselaar blijft maandenlang ongeduldig wachten op een officiële bouwvergunning voor de missiepost. Hij voelt zich langs alle kanten tegengewerkt en komt zwaar in aanvaring met het Leon Colin, hoofd van de zone Lopori-Maringa, met het posthoofd Adémar Laurent, met de politie-commandant Samuel Hagström en met de protestantse missiepost van Ikau. Minister van Koloniën Jules Renkin (Bron: ars-moriendi.be) 27 november - Jules Renkin, Minister van Koloniën, teruggekeerd in Brussel van een lange rondreis in Congo, stuurt een brief naar de generale overste van Mill Hill in Londen, waarin hij schrijft dat de missionarissen zélf hun missiepost in Basankusu kunnen bouwen, met bijstand van de plaatselijke autoriteiten, én met een buitengewone staatstoelage van 25.000 fr. Maar die brief zal ongeopend liggen tot september 1910, wanneer de generale overste in Londen terugkeert van een langdurige visitatiereis in het Verre Oosten. 3 Mill Hill-paters bij hun vertrek uit Antwerpen (1909): 1ste van links C. van Tongeren (+ 1918), 2de van links P. Theeuwes en B. v.d. Seijp, geheel rechts. Ze worden uitgeleide gedaan door Th. v.d. Linden, 2de van rechts 7 oktober - Het missiewerk vordert uiterst moeizaam. Er zijn nog slechts 6 Mill Hill Fathers, verdeeld over 4 posten. Ze kunnen het vele werk niet aan. Gelukkig vertrekt op 7 oktober vanuit Antwerpen een nieuwe lichting met 3 Nederlandse missionarissen om de rangen te versterken: Cees van Tongeren, Piet Theeuwes en Bertus van der Seijp. Bij hun aankomst vestigen ze zich in de hoofdpost Basankusu. De 3 nieuwkomers en de uit ziekenverlof teruggekeerde Th. van der Linden brengen het totaal aantal missionarissen opnieuw op 10. 1910Begin 1910 ziet alles er vrij veelbelovend uit. De 4 missieposten samen tellen 2226 christenen (1226 in Basankusu, 500 in Bokakata, 300 in Lolanga 200 in Baringa) en 3399 catechumenen. Maar dan slaat het noodlot weer genadeloos toe.Hendrik Verdegaal 3 februari - Pater Hendrik Verdegaal (31 jaar) overlijdt in Baringa. Fr. B. McMahon 8 februari - 5 dagen later verdrinkt pater B. McMahon (29 jaar) in Bokakata voor de ogen van zijn confraters terwijl hij tijdens een boottocht op de Lulonga-rivier, samen met zijn schooljongens, aan het vissen is. Jan Meijers 30 augustus - Jan Meijers (31 jaar) bezwijkt aan de alomverspreide slaapziekte, die vele slachtoffers maakt onder de bevolking tot na WO II. Daarmee zijn 7 MillHillers gestorven, dat is de helft van het totale aantal dat tot nu toe naar Congo is gestuurd. De zwaar beproefde missie beschikt voor de 4 posten samen nog slechts over 7 priesters (allen Nederlanders). september - Na al die rampspoed komt er toch ook positief nieuws. Bij zijn terugkeer in Londen, na een langdurige visitatiereis in Azië, vindt de generale overste Henry de brief (daterend van 27 november 1909!) van de Minister van Koloniën Renkin, waarin deze de oprichting van een nieuwe missiepost in Basankusu aanvaardt en een buitengewone subsidie toekent van 25.000 fr voor de bouwwerken. De post wordt uiteindelijk gebouwd met door de staat geleverde arbeiders, even buiten de staatspost, uitgerekend op de plaats waar de politiepost was gevestigd ten tijde van de ABIR-rubberconcessie, van waaruit jarenlang terreur-operaties werden gevoerd tegen de inlandse bevolking. overste Jan Oomen 30 november - Overste J. Oomen schrijft naar de generale overste dat de missie in Belgisch Congo "zware financiële problemen" heeft door de extra-kosten voor de uitrusting, het meubilair, de reistickets en vooral voor het transport van de laatste lichting van 3 missionarissen (7 okt 1909) op de spoorlijn Matadi-Leopoldstad en op de Congostroom en zijn bijrivieren. "We zijn te arm, we moeten sluiten", zo luidt de sombere conclusie van Oomen, die met aandrang een verhoging van de jaarlijkse subsidie per missionaris vraagt plus gratis transport op de rivierboten. 191122 april - De missie-procurator praat op het Ministerie van Koloniën in Brussel met directeur-generaal Edouard Kervyn over de penibele financiële situatie van Mill Hill in Belgisch Congo. Hij merkt op dat de Staat het riviertransport factureert, tegen alle eerder gemaakte akkoorden in. Kervyn beslist dat dit voortaan gratis is, zoals overigens voor alle andere Belgische misssionerende orden en congregaties. De directeur-generaal trekt tegelijk de globale staatstoelage per jaar voor Mill Hill op van 25.000 naar 29.000 fr.1912
Begin 1912 arriveert een nieuwe lichting van 3 missionarissen: T. Guttherson, de Ier J. Duggan en - kort daarna - J. Geurts. Zij nemen de plaats in van de vorig jaar gestorven confraters. Daarmee zijn ze weer met in totaal 10 missionarissen. Maar nog in datzelfde jaar vallen er 4 paters weg: Father J. Duggan
26 juni - Een van de nieuwkomers, de Ier J. Duggan overlijdt in Baringa. Later keren 3 andere missionarissen terug naar Europa: de overste J. Oomen en van Haeren (wegens gezondheidsproblemen) en, op 22 juli, ook van den Besselaar (door zijn overste teruggeroepen wegens allerlei conflicten in Basankusu, waarover zelfs is geïnterpelleerd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers in Brussel door de socialistische voorman Emile Vandervelde). Gevolg van dat alles: na 7 jaar missiewerk blijven er 6 missionarissen over. J. Geurts bij de in 1912 opgeheven missiepost van Lulanga, aan de Lulonga-rivier Door dit plotse tekort aan manschappen wordt noodgedwogen de missiepost van Lulanga gesloten. Ondanks alle tegenslagen telt de hele missie halfweg het jaar ongeveer 2000 katholieken, 3000 catechumenen en 700 doopsels. Financiële klachten blijven achterwege. Elke missionaris krijgt van de staat een toelage van 2.500 fr per jaar. De behuizing is echter maar zozo. Alleen Baringa beschikt men over missiegebouwen in baksteen.
Gelukkig vullen 2 nieuwkomers, A. de Nocker en H. Seelen, op het einde van het jaar de opengevallen plaatsen gedeeltelijk aan, en brengen het totale aantal op 8, gespreid over 3 missieposten: Basankusu, Bokakata en Baringa. Begin 1914 zal J. Oomen uit ziekenverlof terugkeren, wat het personeelsbestand op 9 paters brengt. Oomen vraagt om te worden ontheven van zijn functie van overste, om zich helemaal te kunnen wijden aan de opleiding van catechisten in Bokakata. Hij krijgt zelfs een extra-staatssubsidie van 25.000 fr voor de uitbouw van de missiepost aldaar. Vanaf het begin van Wereldoorlog I (1914-18) keert de rust terug. Er heerst een goede verstandhouding tussen de missie en de administratie. Het missiewerk van Mill Hill in Belgisch Congo boekt gestage vooruitgang. Het jaarverslag van 1914 vermeldt de volgende cijfers: 2507 katholieken, 58 catechisten voor 3121 doopleerlingen (catechumenen) en77 kerkelijke huwelijken. de trieste balans van de pionierstijdpalmbos op de missiepost van Bokakata Het pad van de Mill Hill Missionarissen in de Congo-missie liep in de pioniersjaren helemaal niet over rozen. Van de in totaal 17 zijn er 8 (in de leeftijdgroep van 26 tot 31 jaar) gestorven. Het is dan ook niet te verwonderen dat er tal van ouders naar het moederhuis van Mill Hill in Londen schrijven en smeken om hun zoon toch maar niet naar Congo te sturen, dat de lugubere naam "graf voor de blanken" droeg. Welke zijn de oorzaken van al die zware verliescijfers en tegenslagen, en van het weinig succesvolle missiewerk?
géén politieke pionnen van Leopold IILeopold II, wiens politieke strategie met Mill Hill in Congo heeft gefaald Leopold II loodste de missionarissen van Mill Hill met politieke bedoelingen naar zijn Congo Vrijstaat. Hij was namelijk het mikpunt van een felle campagne in de Engelse pers, gevoed door getuigenissen van Engelse protestantse zendelingen ter plaatse. De Belgische koning hoopte, door het inzetten van nietsvermoedende Engelse katholieke missionarissen, de kritiek op zijn Congo-beleid de wind uit de zeilen te nemen. Hij verwachtte dat de Mill Hill Missionarissen, zo nodig, hun stem zouden laten horen in de Engelse kranten en tijdschriften tegen eventuele aantijgingen. Dat was een weinig realistisch idee van Leopold II. Mill Hill had wel zijn hoofdkwartier in Londen, maar de congregatie bestond grotendeel uit niet-Engelsen, vooral Ieren en Nederlanders. Het strekt de missionarissen van Mill Hill tot eer dat ze zich nooit hebben laten misbruiken als pionnen - of "collaborateurs" - in het subtiele politieke spel van Leopold II. Ze schrijven niet één woord in de pers ter verdediging van het politieke en economische beleid in Congo. Ze hebben trouwens genoeg andere katten te geselen. Ondanks alles zijn de MillHillers de moeilijke en tragische pionierstijd in Congo op een heldhaftige wijze doorgekomen. Vanaf WO I, vooral met de komst van de zeer ervaren nieuwe overste G. Brandsma, zal het missiegebied - met basankusu als centrum - langzamerhand tot bloei komen.
|