|
|
Missionering Congo- de Kapucijnen (1640-1835) |
de koning van Kongo onthaalt de eerste Kapucijner-missionarissen (ets, 1687)
1640 - De evangelisering van het koninkrijk Kongo krijgt een nieuwe impuls wanneer paus Urbanus VIII er op 26 juni een afzonderlijke apostolische prefectuur van maakt en toevertrouwt aan de paters Kapucijnen.
1645 - Een eerste karavaan van 12 paters arriveert in Kongo. Bij hun aankomst werken in héél het koninkrijk slechts 8 seculiere priesters en 2 Jezuïeten (waaronder Michel de la Fuente uit Brussel). De Kapucijnen komen er al gauw in botsing met de seculiere priesters, die hen beschuldigen van laksheid en van een te grote verdraagzaamheid tegenover de traditionele inheemse religieuze opvattingen, riten en gebruiken.
Negerkoppen (Schets in olieverf van een inwoner van het oude Kongo-Rijk). P.P. Rubens, 1613. Brussel, Kon. Musea voor Schone kunsten.
1651 - Een tweede groep van 18 Kapucijnen komt de rangen versterken. Twee van hen zijn Vlamingen: Erasmus van Veurne, die al kort na zijn aankomst overlijdt, en de vermaarde pater Joris van Geel, die 17 maanden later de marteldood zal sterven in Ulolo, een inmiddels verdwenen dorpje dat zich bevindt op het huidig grondgebied van de D.R. Congo (zie tekst in kader hieronder).
Joris van Geel. Schilderij, ca. 1730. Antwerpen, Kapucijnenklooster.
Pater Joris van Geel is de kloosternaam voor Adriaan Willems, die in 1617 werd geboren in een boerengezin in Oevel, een dorp in de Antwerpse Kempen, nu een deelgemeente van Westerlo. Na zijn theologiestudies aan het Antwerps Seminarie werd hij in 1642 priester gewijd in de O.L.Vrouwkathedraal en trad nog datzelfde jaar binnen bij de Kapucijnen in Leuven. Na zijn professie keerde pater Joris terug naar Antwerpen, in het klooster aan de Paardenmarkt.
In 1647 bezochten 2 Kapucijnen, werkzaam in de Kongo-missie, o.m. het klooster in Antwerpen om missionarissen te ronselen. 7 Vlaamse ordegenoten, o.w. Joris van Geel, waren onmiddellijk kandidaat en reisden in 1648 per boot naar de Spaanse havenstad Cadiz. Ze voegden zich daar bij 37 andere, overwegend Italiaanse, Kapucijnen.
Maar door aanslepende politieke intrigues tussen Spanje en het achterdochtige Portugal én door de afwachtende houding van Rome duurde het tot 13 februari 1651 vóór ze konden doorvaren naar Afrika. 2 Vlaamse paters stierven in Spanje en 2 keerden naar hun moederland terug. Eén pater ging naar een nieuwe missiegebied in Benin en twee andere, Joris van Geel en Erasmus van Veurne, geraakten met 3 jaar vertraging in Kongo.
het oude koninkrijk Kongo. Kaart van G. Mercator, 1630
Op 29 juni zette een Spaans galjoen de karavaan van 18 paters, waaronder 2 Vlamingen, aan wal in Mpinda, aan de mondig van de Kongostroom. Vandaar ging het naar de stad Soyo, enkele kilometers verder landinwaarts. De meeste nieuwe missionarissen werden ziek door moeraskoorts en malaria. Pater Joris van Geel genas maar bleef aan het ziekbed van zijn enige Vlaamse metgezel Erasmus van Veurne, die halfweg oktober stierf. Daarop ondernam pater Joris een afmattende 17 daagse voettocht naar San Salvador (=Mbanza Kongo), de hoofdplaats van Kongo, waar koning Garcia II resideerde.
Vocabularium Latinum, Hispanicum et Kikongo. Pater Joris van Geel, 1647. Rome, Nationale Bibliotheek.
Vanuit de haven van Mpinda kwamen geruchten overgewaaid dat de nieuwkomers eigenlijk vermomde Spaanse huurlingen waren, die wapens en zelfs kanonnen het land binnensmokkelden om de koning om te brengen en Kongo onder Spaans beheer te brengen. De koning legde de paters een half jaar lang huisarrest op en hun bagage werd in beslag genomen. Joris van Geel maakte van de gedwongen rust gebruik om de inlandse taal, het Kikongo, te leren. Hij schreef een Latijns-Spaans-Kongolees woordenboek over, dat eerder door een inlandse seculiere priester Emmanuel Roboredo was samengesteld. Pater Joris zou het op zijn latere missiereizen overal hebben meegenomen. Het handschrift is bewaard gebleven en is daarmee het oudst gekende Bantu-woordenboek!
Uiteindelijk bleken die "spionnen-verhalen" helemaal niet te kloppen. Pater Joris werd eind januari 1652 uitgezonden naar het noordelijker gelegen Mbanza Matari (in Beneden-Congo, op het grondgebied van de huidige DR. Congo, vlak boven de Angolese grens), de hoofdplaats van het markizaat Matari, een vazalstaat die niet rechtsreeks onder het gezag van de koning viel. Hij woonde er in een hut en had het gezelschap van een lekenbroeder.
het missiegebied van Joris van Geel. Links Mbanza Matari, Ulolo (rood onderlijnd) en rechts Ngongo Mbata. De streepjeslijn geeft de huidige Kongolees-Angolese grenslijn aan.
Het nieuwe missiegebied van pater Joris was maar oppervlakkig gekerstend en een meerderheid van de inboorlingen beoefende allerlei heidense praktijken, zoals de verering van afgodsbeelden, het raadplegen van tovenaars, bezweringen en zegeningen, enz. In enkele maanden doopte Joris van Geel zo'n 1200 heidenen.
Tussen 13 februari en 31 maart 1652 ondernam pater Joris zijn eerste missietocht, met een aantal dragers voor de liturgische benodigdheden, het reisgoed en ruilmiddelen.
Na zijn tweede missiereis (23 mei - 7 augustus) gaf de nieuwe capucijner-prefect hem de opdracht om zich te vestigen in de missiepost van Ngongo Mbata. Daar verbleef al een seculiere parochiepriester. Ngongo Mbata was toen een belangrijk handelscentrum in het uitgestrekte noordwestelijker gelegen hertogdom Mbata (dat gedeeltelijk op het huidige grondgebied ligt van de DR. Congo).
missionaris steekt tovenaarshut in brand in Sogno. P. Collo; S. Benso, 1740. Milaan, Ed. F. M. Ricci
Eind september startte Joris van Geel zijn 3de fataal aflopende missiereis. In november passeerde hij in het christendorp Ulolo (zie kaart van zijn missiegebied hierboven), dat hij eerder al bezocht. Hij trof het opperhoofd en een aantal dorpelingen aan tijdens een heidense rituele bijeenkomst in de geestenhut van de plaatselijke tovernaar. Omdat tovenarij en afgodendienst in het hele katholieke koninkrijk Kongo verboden was beval de missionaris om hun rituelen stop te zetten, maar dat haalde niets uit. Hierop maakte pater Joris een vuur aan en gooide alle verzamelde houten toverbeelden (fetisjen) in de vlammen. In de kortste keren stond de hele hut in lichtelaaie. De razend geworden tovenaar bracht de pater een hevige slag toe met een knuppel. Zijn volgelingen dienden Joris van Geel tal van stokslagen toe, bekogelden hem met stenen en lieten hem zwaar gewond achter.
marteldood van Joris van Geel. Houtskooltekening, vóór 1687. Assisi, Kapucijnenklooster
De huurdragers waren nergens te bekennen en hadden allicht de benen genomen. Uit schrik voor de zware straffen die hen te wachten stonden, als de pater in hun dorp zou sterven, droegen de dorpelingen het slachtoffer inderhaast naar Ngongo Mbata (zie kaart met missiegebied hierboven). De dorpspastoor verpleegde de zwaar gekwetste pater Joris. Maar hij beschikte niet over ontsmettingsmiddelen of medicijnen tegen tetanos of ontstekingen. Pater Joris van Geel schonk zijn moordenaars vergiffenis en vroeg om voor hen genade af te smeken bij de koning. Na een 12 dagen pijnlijke doodsstrijd stierf hij op 7 of 8 december en werd begraven in de parochiekerk (die later door Kapucijnen werd overgenomen) van Ngongo Mbata.
inscheping van Kongolese slaven voor Brazilië. 19de-eeuwse ets.
Toen hij het nieuws vernam wilde koning Garcia II het hele dorp in brand laten steken en alle 100 à 200 inwoners uitmoorden, conform het Kongolees strafrecht. De paters wisten hem te overreden, maar alle inwoners van Ulolo werden via Luanda naar Brazilië gevoerd om er op de slavenmarkt te worden verkocht. In een proclamatie aan alle hoofdmannen en opperhoofden in Kongo gaf de koning het bevel om de missionarissen te steunen en hij herhaalde het reeds 1,5 eeuw bestaande gebod tot vernietiging van alle afgodsbeelden. Latere initiatieven van de Kapucijnen om Joris van Geel, de eerste missionaris-martelaar van Kongo, te laten zalig verklaren door de paus, bleven tot nu toe zonder gevolg.
|
processie in Kongo, geschilderd door de Italiaanse Kapucijn Giovanni Cavazzi (1670)
De Kapucijnen krijgen niet echt voet aan de grond in Kongo, omdat ze er niet heen mogen reizen op Portugese schepen. Op een bepaald moment zijn er wel 30 paters, maar dit aantal neemt geleidelijk af tot gemiddeld 3 à 4, soms al eens een tiental voor het héle Kongo-rijk. De weinige aanwezigen richten hun missioneringswerk vooral op de opvoeding van de (politieke) elite. Daarnaast ondernemen ze al eens tochten in het binnenland om er sacramenten toe te dienen, vooral (massa)doopsels. Enkelen verkennen zelfs de loop van de Zaire-stroom (lang voor de ontdekkingsreiziger Stanley in de 19de eeuw). De evangelisatie van Kongo blijft zeer oppervlakkig en sporadisch.
fragment van landkaart Westelijk-Afrika. Amsterdam, Willem Blaeu (1662)
1662 - Koning Antonio I komt aan het bewind en is fel gekant tegen de Portugese plannen om de goudmijnen in Kongo te exploiteren. Portugal verklaart hem de oorlog en verslaat zijn 100.000 man sterke leger tijdens de fameuze slag van Mbwila op 29 oktober 1665. Koning Antonius I wordt onthoofd. Daarna breekt tussen de 3 troonpretendenten een aanslepende bloedige burgeroorlog los, die het missiewerk grotendeels vernielt. De Kapucijnen trekken zich terug in Angola en Loanda, van waaruit ze Kongo nog slechts sporadisch bedienen. Vanaf 1674 trekt een aantal leden van de strenge Franciscaans orde der Recollecten (ook Observanten genoemd) voor enige tijd naar Kongo, waaronder 3 Belgen: Korneel Wauters, Willem Lambrechts en Gérard Corluy.
een Kapucijn op zijn missiepost in Kongo. Aquarel, pater Bernardino Ignazio, 1740 (Turijn, Biblioteca Civica)
een Kapucijner-pater draagt de mis op (Aquarel, pater Bernardino Ignazio, 1740)
1716 - Na een halve eeuw chaos wordt een akkoord gesloten tussen de verscheidenene rivaliserende partijen, waardoor opnieuw een centraal gezag ontstaat. Twee eeuwen lang gaat het koninkrijk Kongo verder ten onder door perioden van burgeroorlog en omdat de provincies hun onafhankelijkheid verwerven. De Portugezen en later de Engelsen kiezen en introniseren de Kongolese koning, die nog slechts een eretitel draagt maar geen daadwerkelijke politieke macht meer bezit. Tijdens de 18de eeuw zijn er nog amper Kapucijner-missionarissen, omdat hen door de Portugese autoriteiten de toegang geweigerd wordt tot Centraal-Afrika.
kruisbeeld met St.-Antonius (18de eeuw) |
St.-Antonius van Padua |
1835 - Uiteindelijk wordt de laatste Kapucijn, de apostolische prefect pater Serefino, door de Portugezen uit Kongo gewezen. Hij is de laatste in de rij van in totaal 420 (overwegend Italiaanse) Kapucijner-paters, die sinds 1645 - dus bijna 2 eeuwen lang - in Kongo hebben gewerkt. De Kongolese koning doet vergeefs een beroep op Portugal om missionarissen te sturen. Langzaam valt de kerk terug in de totale vergetelheid.
Kongo op een Franse kaart van 1829
|