|
de Conferentie van Berlijn (1884-85) 1884-85 - Op de Conferentie van Berlijn, waar afgevaardigden van 14 Europese landen onderhandelen over de verdeling van de koloniale gebieden in Afrika, wordt de "Association Internationale du Congo" (A.I.C.) opgericht. De "Akte van Berlijn" erkent plechtig de "Etat Indépendant Congolais" E.I.C.) als een soevereine staat, rechtstreeks toegewezen aan de Belgische koning Leopold II (zelfs niet aanwezig op de Conferentie!). Het Belgisch parlement, allerminst enthoesiast, verleent aan Leopold de (grondwettelijk vereiste) toestemming om als staatshoofd op te treden van de "Onafhankelijke Congostaat" ook "Congo Vrijstaat" genoemd (opgericht bij het Dekreet van 29 mei 1885). Niet zonder moeilijkheden verkrijgt Leopold II in de daaropvolgende jaren financiële steun van het parlement. koning Leopold II Koning Leopold tracht, tegen de "Akte van Berlijn" (die de vrijhandel oplegde) in, de handel in "zijn" Congo te monopoliseren. Door een dekreet (1885) wordt alle "ongebruikte grond" eigendom van de Staat, van de souvereine vorst dus. De protesten hiertegen leiden tot de opdeling van Congo Vrijstaat in 2 economische zones:
opslagplaats in Antwerpen van Congolees ivoor In de beginjaren draait de handel vooral rond ivoor. Groepen jagers stropen heel Congo af en richten een ware slachting aan onder het olifanten-bestand. De naar Europa overgebrachte ivoren slagtanden worden gebruikt voor de productie van kunstgebitten, pianotoetsen, biljartballen, sieraden, tafelgerei enz. Dat is een goeie zaak voor de Antwerpse haven: in1890 bedraagt de ivoor-import 30.000 kg, in 1901 al 5,1 miljoen kg! arbeiders aan de spoorlijn Matadi-Leopoldstad 1890 - Om de onbevaarbare Congostroom (met zijn talloze stroomversnellingen en watervallen) tussen Matadi en Leopoldstaat te vermijden wordt, onder leiding van de zakenman Albert Thys, 8 jaar lang gewerkt aan de aanleg van een 385 km lange parallel lopende spoorlijn, die een zware tol aan duizenden mensenlevens eist: volgens de overlevering 1 Congolese dode per dwarsligger, en 1 Europese dode per telegraafpaal! in werkelijkheid was de rubberoogst véél minder idyllisch dan op dit Liebig-verzamelprentje De uitvinding van de opblaasbare rubberband door de Brit John Dunlop in 1887 komt voor Leopold II en zijn consessie-bedrijven als een geschenk uit de hemel. Op de wereldmarkt is er vanaf 1890 een gigantische vraag naar rubber, voor de productie van auto- en fietsbanden, isolatiematerialen, potloodgommen e.d. De plots felbegeerde rubber vindt men in de wilde rubberlianen in grote delen van het Equatoriaal regenwoud, dat bijna de helft van het Congolese grondgebied bedekt. Natuurlijke rubber wordt algauw de voornaamste bron van inkomsten: in 1891 produceert Congo 82.000 kg, in 1900 is dat haast 6 miljoen kg! De totale winst van de rubberwinning groeit tussen 1890-1904 met een factor 96! rubberoogst in het oerwoud Er zijn namelijk weinig produktiekosten mee gemoeid: enkel het internationaal transport, en verder géén investeringen voor aanplantingen, investeringen, werktuigen, bemesting, enz. De rubberoogst is puur handenarbeid, dwangmatig verricht door de inlanders. De rubbertapper in het oerwoud kerft met een mes in de rubberliaan, vangt de wit-grijze brij (latex) op in een emmer of in een pot in aardewerk, laat het stroopachtige goedje stollen en drogen, en draagt het, soms over een heel lange afstand, in een mand op het hoofd naar het centrale inzamelpunt, bij de woning van de Europese agent van de rubbermaatschappij. inzamelplaats van wild rubber De ongebreidelde jacht naar zoveel mogelijk winst in de rubberoogst leidt fataal tot terreur, tot massale uitbuiting en tot weerzinwekkende misbruiken. De koning krijgt daar niets van te zien, want hij zet nooit een voet in Congo. De dorpelingen worden totaal willekeurig opgeëist en gedwongen om te werken als rubbertappers. Ze krijgen een schamel loon, meestal in natura (een kledingstuk, kralen, zout, mes, enz.). Officieel kan van de Congolezen max. 40 u (dwang)arbeid per maand worden geeist, in werkelijkheid stoort niemand zich aan die beperking. De maatschappijen leggen de dorpen officiële productie-quota op, bijv. 3 à 4 kg gedroogde rubber per volwassene, per 2 weken. Maar in werkelijkheid bedragen die minima vaak véél meer. rubbertappers met hun leeggemaakte mand bij een inzamelplaats Om zoveel mogelijk rubber en dus grove winst binnen te halen schrikken de handelaars er niet voor terug om de meest onmenselijke en gruwelijke terreur-methoden toe te passen. De plaatselijke staatsambtenaren sluiten de ogen, sommige laten zich door de maatschappij gewillig omkopen met premies of steekpenningen. Hoe hoger de produktie, hoe hoger de premie... Weermacht-soldaten bewaken geketende rubber-arbeiders De concessie-bedrijven worden geholpen door het plaatselijk garnizoen van de "Force Publique" (Weermacht). Deze politiemacht (in totaal ruim 19.000 inlandse soldaten, gespreid over bijna 400 garnizoenen, met overal een blanke huurling-officier aan het hoofd) werd door Leopold II in 1888 officiëel in het leven geroepen om de orde te handhaven, maar in werkelijkheid om - door het terrorizeren van de bevolking - ervoor te zorgen dat de opgelegde rubberquota worden gehaald. De soldaten en prive-milities van de maatschappijen houden de discipline erin met de meest onmenselijke methodes:
lijfstraf: geseling met de bullepees
De rubberexport percentages. Die zijn het hoogst in 1901 En wat gebeurt er met de lucratieve opbrengst van de rubber? De aandeelhouders van de privé-concessie-bedrijven steken de reusachtige winsten op zak. Het geld van koning Leopold II wordt niet gebruikt in Congo zélf, bijv. voor infrastuctuurwerken of voor verhoging van de levenstandaard. Volgens ruwe schattingen van de historicus Jules Marchal zou de koning zowat 1 miljard euro (in huidige muntwaarde) hebben opgestreken. het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren Hij wendt dat fortuin aan voor allerlei ambitieuze urbanistische en architectonische projecten zoals: de triomfboog van het Halfeeuwfeestpaleis in Brussel, het domein van het Koloniaal Museum in Tervuren, de Wellington-renbaan en de Promenade in Oostende, het koninklijk Domein in Raversijde, de uitbreiding van het kasteel van Laken, een kasteel in Mont-Boron bij Nice voor zijn 16-jarige minnares Blanche Delacroix, barones de Vaughan, enz. enz.
1900 - Vanaf 1900 zwelt de kritiek aan tegen het in Congo gevoerde uitbuitingsbeleid, niet alleen in België maar ook en vooral in het buitenland. De grote gangmaker van dat protest is de Britse journalist Edmund Dene Morel, oprichter van de "Congo Reform Association" (1904) en auteur van het geruchtmakende boek "Red Rubber". In zijn eigen geïllustreerde weekblad "West African Mail" en tevens in kranten en tijdschriften over de hele westerse wereld publiceert Morel ononderbroken anonieme getuigenissen van ambtenaren en bloedstollende verhalen van protestantse zendelingen over gruweldaden, dwangarbeid en moordpartijen, die gepaard gaan met de rubberoogst in Congo. Tijdens zijn anti-Congo kruistocht houdt de onvermoeibare Morel talloze toespraken met, als bezwarend bewijsmateriaal, "lichtbeelden" (gemaakt met het pas uitgevonden draagbare "Kodak"-fototoestel) van uitgeteerde rubberslaven, geselingen, uitgehongerde dragers, kinderen met afgehakte handen, platgebrande dorpen, gegijzelde en verkrachte vrouwen enz. Congo lijkt wel op één immens werkkamp, een goelag "avant la lettre".
Ook bekende schrijvers gaan in de aanval tegen de Congo-gruwelen. Joseph Conrad beschrijft in zijn novelle "Heart of Darkness" (1902) wat hij noemt "de verachtelijkste worsteling om buit die ooit de geschiedenis van het menselijk wezen heeft besmeurd", Mark Twain publiceert een striemend pamflet "King Leopold's Soliloquy" (1904) en Arthur Conan Doyle schokt de publieke opinie met "The Crime in the Congo" (1909). De campagne tegen de stelselmatige en gewelddadige uitbuiting van Congo wekt wereldwijd politieke beroering. In België brengt de oppositie, bij monde van de socialistische voorman Emile Vandervelde, verhitte parlementsdebatten op gang. De Britse regering geeft consul Roger Casement de opdracht om ter plekke een onderzoek in te stellen. Diens rapport (1904) over wat hij noemt "het grootste kerkhof te wereld" laat geen twijfel bestaan over de juistheid van Morel's aanklachten. De Internationale Onderzoekscommissie in Basankusu (1905) 1904 - Om de gemoederen te sussen stuurt Leopold II een internationale onderzoekscommissie naar Congo. Het rapport van de commissie bevestigt de wereldkundig gemaakte gruweldaden en misbruiken in de ivoor- en rubberhandel tegenover de inheemse bevolking. De koning treft enige maatregelen, wat de oppositie doet luwen, maar niet uitschakelt. "Free Congo in the rubber Coils" Spotprent in het Britse satirisch blad "Punch" (1907) 1906 - Het imago van België is zware schade toegebracht. De overname van Congo door de Staat is niet langer uit te stellen. Op 3 juni laat Leopold weten dat hij tot soevereiniteitsoverdracht bereid is, mits een belangrijke geldsom én het behoud van het kroondomein. 1907 - Op 28 november ondertekent de koning de akte van afstand.
|