De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

 

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Missionering in Belgisch Kongo (1908-1960)

kaart met de kerkstructuren in Congo (eerste kwart 20ste eeuw)
kaart met de kerkstructuren in Congo (eerste kwart 20ste eeuw)

1908 - België verwerft de controle over Congo-Vrijstaat. Het politieke beheer en de hele organisatie van de kolonie Belgisch-Kongo wordt op 18 oktober wettelijk vastgelegd in een zeer paternalistisch getint "Koloniaal Handvest", dat van toepassing zal blijven tot de onafhankelijkheid van het land in 1960. Op het terrein blijft het systeem steunen op de 3 grote pijlers ("de koloniale machts-triniteit") die een al dan niet uitgesproken bondgenootschap vormen:

    koloniale ambtenaren verpozen op een terrasje met een Belgisch biertje
    koloniale ambtenaren verpozen op een terrasje met een Belgisch biertje

  • de Staat (de koloniale overheid) neemt de administratie, de ordehandhaving en de openbare diensten (wegen, hygienische en medische infrastructuur) voor zijn rekening, en aarzelt daarbij niet om als seculiere arm van de Kerk te fungeren. De overheid steunt en beschermt de missionarissen met alle mogelijke middelen, waarborgt hun veiligheid en bouwt de nodige infrastructuur uit voor missiewerk.

    hoofdzetel van de
    hoofdzetel van de "Société Générale" (Generale Maatschappij) in Brussel

  • het bedrijfsleven en het grootkapitaal spelen een toonaangevende rol in de snelle economische ontwikkeling van Belgisch-Kongo. Door de overvloedig aanwezigheid van allerlei ertsen en mineralen, vooral in de Kasaï-provincie kunnen toonaangevende maatschappijen, zoals de "Union Minière" en de "Société Générale" grote winsten maken.

    klas van scheut in Nieuw-Antwerpen
    klas bij Scheut in Nieuw-Antwerpen

  • de Kerk werkt nauw samen met de koloniale administratie, binnen de contouren, uitgestippeld door de Conventie tussen Staat en Vaticaan van 1906. De kerk legt zich toe op de "beschavende" taken zoals gezondheidszorg en vooral onderwijs. De missies bewijzen decennia lang onschatbare en spotgoedkope materiele diensten aan de kolonie: de paters broeders en zusters zijn immers totaal beschikbaar en vervullen hun taak onder arbeids-, levens- en financiële voorwaarden, die leken volstrekt onaanvaardbaar zouden vinden. Dat het vitale belang van de Kerk binnen de "machts-triniteit" door iedereen wordt erkend, mag blijken uit dit citaat van Louis Franck, liberale vrijzinnige Minister van Koloniën van 1918 tot 1924:
    "Voor de morele opvoeding moeten we vooral op de missionering rekenen. Zonder missionering kunnen we niets blijvend doen. Deze overtuiging staat los van elke geloofs- of dogma-overtuiging. Zij steunt op de waarneming dat de religie en het mysterie diep in het inheemse leven geworteld zijn. Slechts een ander religieus gevoel, van een hoger niveau, lijkt in staat te zijn om de traditionele invloeden te vervangen en om de moraliteit van de autochtonen op een hoger niveau te brengen... Iedereen in de kolonie, van welke opinie ook, is ervan overtuigd dat alleen de katholieke kerk in staat is om de mentaliteit van de inlanders te veranderen, m.n. aan de zwarten een geweten te geven, hen te wijzen op hun plichten en hen te inspireren tot eerbied voor het gezag en loyauteit tegenover de Belgische Staat"

Bij de overdracht van de Vrijstaat aan België zijn er in de kolonie nog maar 9 mannen- en 5 vrouwencongregaties werkzaam. De meerderheid van deze congregaties hebben in de loop der jaren de hulp ingeroepen van broeders en van zustercongregaties. Bij het uitbreken van Wereldoorlog II (1940-45) zullen er, naast een aantal bisdompriesters, al 34 soorten paters, 9 soorten broeders en 85 soorten zusters verblijven, in totaal dus 130 missionerende instituten. België (hoofdzakelijk Vlaanderen) is dan uitgegroeid tot het land dat - op één na - de meeste missionarissen levert ter wereld!


een reispater

Het harde klimaat met zijn onbekende en dodelijke ziekten slaat in de beginperiode ongenadig toe. De paters, broeders en zusters die naar Congo vertrekken, weten dat ze min of meer hun doodvonnis tekenen. Het afscheid van de familie (bij de Congo-boot in Antwerpen) is bijna steeds definitief. In die beginjaren eist het tropisch klimaat een zware tol aan mensenlevens, o.m. bij gebrek aan afdoende geneesmiddelen: tot Wereldoorlog I (1914) leven en werken de missionarissen gemiddeld zo'n 5 jaar in Congo vooraleer ze sterven of oververmoeid en/of ziek terugkeren naar het moederland.


Toch zetten ze hardnekkig, moedig en idealistisch door, vanuit het besef dat ze eerst moeten zien te overleven vooraleer aan echt missiewerk te doen. De missieposten zijn uitgebouwd naar het model van de middeleeuwse abdijen: ze vormen een wereld op zichzelf en voorzien helemaal in hun eigen behoeften. De kern van elk missiegebied is de centrale missiepost, gewoonlijk gelegen aan een rivier. Deze missiepost bestaat uit een kerk, missie-gebouwen (apart voor de paters/broeders en voor de zusters), een ziekenhuis, een dispensarium, schoolgebouwen, internaten, enz. Rondom deze gebouwen strekken zich de velden, plantages en een boerderij uit. Vanuit die centrale post leiden de wegen, meestal rivieren naar de brousseposten, die een kleine copie zijn van de centrale missiepost. De katholieke evangelisatie in Congo kent haar bloei door de goede samenwerking tussen de drie polen van een andere (kerkelijke) "triniteit", nl missionarissen, zusters en catechisten. En elke missiepost steunt - tot op de dag van vandaag zelfs - eveneens op 3 grote pijlers: de kerk, de school en het hospitaal.


De rol en opvattingen van de koloniale kerk is slechts te begrijpen in de tijdgeest van de 1ste helft van de 20ste eeuw, nog lang voor het Vaticaans Concilie (1962-65). Het is nog de triomferende kerk van de absolute zekerheden en van het juiste ritueel, met de nadruk op gezag, discipline en idealisme. Ze is onvermijdelijk beïnvloed door de levenswijze in Vlaanderen (dat 84% van de missionairissen in Belgisch-Kongo levert), waar ook de klemtoon ligt op onvermoeibare arbeidsinzet en harde tucht, op alle domeinen, inclusief het kerkelijk leven.

pater Placide Tempels
pater Placide Tempels
pater Gustaaf Hulstaert
pater Gustaaf Hulstaert

Wanneer de kerk zich vrij stevig heeft ingeplant en verspreid beperkt ze zich niet meer tot het lenigen van de materiele noden en tot apostolaat. Om hun taak efficient uit te oefenen doen de missionarissen ernstige inspanningen om zich aan te passen aan de landeigen cultuur. Ze bestuderen de tradities, de magische denkwereld, de alledaagse zeden en gewoonten en vooral de taal. Pionierswerk op dat stuk verricht de Missionaris-van-het H.-Hart pater Gustaaf Hulstaert, die vanaf 1938, samen met zijn confrater Edmond Boelaert, het internationaal vermaarde tijdschrift "Aequatoria" uitgeeft. Ook de Franscinaner-pater Placide Tempels verricht baanbrekende werk met zijn boek "de Bantoe-filosofie" (1945).

de wijding van de 6 eerste inlandse priesters in Congo
de wijding van de eerste inlandse priesters in Congo

1917 - Naar het voorbeeld van de protestantse zendelingen vormen de missionarissen langzamerhand een landeigen geestelijkheid. De Witte Paters in Boudewijnstad wijden de eerste Congolese priester. De andere katholieke missies volgen schoorvoetend.

In de koloniale periode kent het onderwijs een spectaculaire groei en bloei en vormt, naast de medische zorgverlening, de basis van het bekeringswerk. Vooral na Wereldoorlog I (1914-18) richten de ongeveer 3000 paters, zusters en broeders een steeds dichter netwerk op van missieposten waar, met de financiële steun van de overheid, vrijwel uitsluitend lager onderwijs wordt gegeven.

klaslokaal van de Jezuieten in Kwango-missie
klaslokaal van de Jezuieten in de Kwango-missie

1926 - De Staat sluit een tweede School-Conventie af met de "nationale missies". Nationale missies zijn die welke hun hoofdkwartier hebben in België, door Belgen worden bestuurd en die een meerderheid van Belgen in hun rangen tellen. De Engelse en Nederlandse missionarissen van Mill Hill - die in 1897 op uitdrukkelijk verzoek van koning Leopold II naar Congo kwamen - vormen de énige uitzondering op deze regel! De scholen van de "nationale missies" krijgen toelagen van de overheid op voorwaarde dat ze het officieel leerplan volgen én inspectie aanvaarden. Novicenscholen, klein- en grootseminaries en catechistenscholen worden bijgevolg niet gesubsidieerd.

Alle protestantse missies (uitgezonderd de "Société Belge des Missions protestantes") blijven verstoken van elke vorm van subsidiëring en zo kunnen de katholieke missionarissen ongehinderd hun feitelijke onderwijs-monopolie versterken. Ze geven zelfs les in de meeste scholen die de Staat opricht. Hoewel de katholieke scholen nu plots 17 keer méér toelagen krijgen van de Staat dan 2 jaar voordien, blijft het vrij gesubsidiëerd onderwijsgeld zeer goedkoop voor de overheid. In 1934 schrijft de toenmalige gouverneur-generaal Pierre Ryckmans:


"De kolonie doet een beroep op de toewijding van de nationale missies om zeker in het elementair onderwijs te kunnen voorzien. Met zeer bescheiden subsidies - iets meer dan 8 miljoen BEF - kunnen 350.000 zwarte kinderen les volgen in een basisschool. Een buitengewoon resultaat, waarop alle kolonies in Afrika jaloers zijn".

In 1938 bedragen de gewone uitgaven van de Belgisch-Kongo 727,5 miljoen fr. Daarvan gaat bijna 20,5 miljoen naar onderwijs, dat is minder dan 3% van het totaal en nog geen 90 fr per leerling! Toch aanvaardt de Kerk deze op zich financieel ongunstige regeling, omdat de katholieke missies op die manier hun monopolie inzake onderwijs kunnen handhaven.

enkele onderwijsstatistieken
jaar aantal leerlingen aantal scholen percentage van het totale aantal ll
1905 19.400 515  
1913 74.000    
1923 150.000    
1935 453.000 9.262  
1944 763.787   98%
1958 1.023.502 11.806 70%
1976 ca 3.000.000 11.806 80%

Vanaf de jaren '30 tot Wereldoorlog II evolueert het katholiek onderwijs in Belgisch-Kongo naar een absoluut hoogtepunt. In 1949 zit 37% van de Congolese kinderen in de leeftijdscategorie van 6 tot 14 jaar op school. Dat is verhoudingsgewijs twee keer zoveel als in de Franse kolonies! Bovendien is Belgisch-Kongo een van de enige Afrikaanse kolonies waar in de lagere scholen in een van de 4 grote inlandse streektalen (Lingala, Swahili, Tshiluba of Kikongo) wordt onderwezen.

1946 - Het katholiek onderwijsmonopolie vertoont de eerste barsten: de overheid start primaire en secundaire rijksscholen voor kinderen van blanken. Ook de andere christelijke (protestantse) kerken hebben nu recht op grondconcessies en op onderwijssubsidies, onder bepaalde voorwaarden: nationaal karakter (opleiding minstens 1,5 jaar in belgie) kennis van landstaal, pedagogische voorbereiding van de miss. in belgie, gebruik van de leerboeken.


1954 - Opening van de eerste rijksscholen voor inlanders. De uitbouw van het rijksonderwijs drukt zwaar op de koloniale begroting en de vrij gesubsidieerde scholen, die veruit in de meerderheid blijven, moeten inleveren. In 1956 ontvangen ze nog maar 45% van de onderwijskredieten, evenveel slechts als de (veel minder talrijke) officiële scholen, de overige 10% gaat naar het protestants onderwijs.

Op 25 januari wordt, in samenwerking met de KU-Leuven, een eigen Kongolese katholieke universeit Lovanium opgericht vlakbij Leopoldstad. 1 jaar later opent ook een rijksuniversiteit haar deuren in Elisabethstad (Lubumbashi).


1959 - Aan het einde van de koloniale periode gaat 1.023.502 leerlingen (dat is 70% van het totaal) naar een van de 11.806 vrij-gesubsidieerde katholieke missiescholen. 25% van de leerlingen zit in de protestantse scholen, de resterende 5% in het officieel onderwijs. De graad van alfabetisering in Belgisch-Kongo bedraagt dan zowat 35% à 40%. Alléén Zuid-Afrika, met 40 à 45%, doet het beter!

Maar deze gunstige cijfers en percentages verbergen één groot manco: het overgrote deel (95,5%) van de leerlingen in de missiescholen volgt enkel kleuter- en lager onderwijs. Sterker nog, het overgrote deel volgt slechts de 1ste graad (1ste en 2de studiejaar), slechts 1 op 12 kinderen maakt de volledige cyclus af in het basisonderwijs, en van degenen die de finish halen in het lager, stoot slechts 1 op 6 door naar het secundair onderwijs.

Groot-Seminarie van de Scheutisten in Kabwe
Groot-Seminarie van de Scheutisten in Kabwe

Het katholiek secundair onderwijs biedt maar weinig studiemogelijkheden en vertegenwoordigt slechts 4% van het totaal aantal leerlingen. Voor de jongens is aanvankelijk alles geaxeerd op beroeps- en technisch onderwijs, om inlandse kaders op te leiden. Naderhand gaan de centrale missieposten ook normaalscholen uitbouwen, waar inlandse onderwijzers ("moniteurs") worden opgeleid. Daarnaast zijn er de kleinseminaries, waar veel "evolués" hun middelbare studies doen. In de grootseminaries (waar filosofie en theologie wordt gedoceerd) bereiden beperkte groepen inlanders zich voor op het priesterschap.

de huishoudschool van de missiezusters van ten Bunderen in Basankusu in de jaren '50
de huishoudschool van de missiezusters van ten Bunderen in Basankusu in de jaren '50

De meest verspreide vorm van katholiek secundair onderwijs voor meisjes is aanvankelijk de (post-primaire) middelbare huishoudschool. Later komen er ook overal scholen voor "monitrices" (= onderwijzeressen in het basisonderwijs). En voor de meest begaafde meisjes zijn er nog de opleidingen voor (hulp)verpleegsters of (assistent)vroedvrouwen of voor kandidaat-religieuzen in internaatsverband.

Vanaf halfweg de jaren zestig bieden de missie-scholen naast technisch en/of beroepsonderwijs ook algemeen (humaniora) onderwijs aan, dat eventueel voorbereidt op een of andere vorm van hoger onderwijs. Maar de doorstroming naar boven verloopt uiterst moeizaam. Bij de Onafhankelijkheid in 1960 beschikt Kongo nog maar over 16 universitair afgestudeerden!

1956 - In Belgisch-Kongo klinkt de roep naar onafhankelijkheid steeds luider, vooral onder de intelligentia (de "évolués"). De katholieke kerk-hierarchie komt tot het pijnlijk bewustzijn dat zij nog steeds sterk verbonden is met de koloniale overheid en geeft eerst aarzelend, dan voluit haar steun aan het politieke ontwaken van zwart-Afrika. In een gemeenschappelijke verklaring hekelen de bisschoppen de onrechtvaardigheden van het koloniaal regiem, uiten kritiek op het paternalistisch beleid en op de onrechtvaardige weddeschalen in de bedrijven, noemen de Congolese politieke emancipatie-drang gerechtvaardigd en sporen de christenen aan om zich aan te sluiten bij een vakbond, die hun rechtvaardige eisen inwilligt.

evolutie van het landeigen kerkelijk kaderpersoneel
jaar inlandse priesters inlandse broeders inlandse zusters TOTAAL
1935 37 38 67 214
1950 243 313 531 1.087
1959 586 514 1.184 2.284

wijding van Pierre Kimbondo tot eerste inlandse (hulp)bisschop van Kongo (1956)
wijding van Pierre Kimbondo tot eerste inlandse (hulp)bisschop van Kongo (1956)

Aan de vooravond van de Kongolese onafhankelijkheid heeft de katholieke kerk een grote inhaalbeweging gemaakt in de opleiding en vorming van landeigen priesters en kloosterlingen, die de basis moeten vormen voor een bloeiende toekomst van de kerk in Kongo. In Kisantu is er in 1956 zelfs de éérste wijding, sinds het koloniale tijdperk, van een inlandse priester Pierre Kimbondo (+ 1977) tot bisschop.


catechist

1958 - Belangrijke pionnen op het katholieke schaakbord zijn ook de 25.566 catechisten in het land. Na hun opleiding in de centrale missiepost vestigen deze "leken-priesters" zich in de dorpen om de algemene beginselen van het geloof te onderwijzen en te prediken. Op zondag houden ze een gebedsstonde, wanneer er geen priester beschikbaar is. Ze bereiden de Congolezen voor op hun doopsel en eventueel latere sacramenten.Vaak zijn ze tegelijk onderwijzer: ze verstrekken de eerste schoolse kennis aan de kinderen op het niveau van de 1ste graad (eerste en tweede studiejaar).

1959 - Op 25 november beslist paus Johannes XXIII dat Belgisch-Kongo geen missiegebied meer is. Hiermee is hij de politieke onafhankelijkheid van het land (1960) net een stapje voor. Het land, dat tot dusver is opgedeeld in 37 prefecturen en vicariaten, wordt kerkelijk zelfstandig, met een eigen hierarchie, verdeeld in 8 kerkprovincies (aartsbisdommen) en 29 bisdommen. De in functie zijnde apostolische vicarissen worden automatisch volwaardig bisschop. Een aantal apostolische prefecturen blijft nog als zodanig voortbestaan, afhangend van een bisdom.


paalwoningen aan de oever van de Lulonga-rivier nabij Basankusu

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail