|
De etappe van de Stationsstraat naar de hoek van de Dadizeelsestraat en de Kasteelhofstraat is geel ingekleurd. De rode stip toont de plaats van het vroegere kasteelhof (© Google Maps).
9. HET KASTEEL VAN DE HEERLIJKHEID MOORSLEDEWat was een middeleeuwse heerlijkheid?Schematische voorstelling van de middeleeuwse feodale samenleving Tijdens de Middeleeuwen vormde een heerlijkheid het basis-onderdeel van het leenroerig stelsel. De feodale samenleving was in Vlaanderen, zoals elders in westelijk Europa, trapsgewijs opgebouwd, met een streng hiërarchische machtsstructuur. Deze piramidale opbouw van de middeleeuwse maatschappij was nog het best vergelijkbaar met die van de RK-Kerk nu. Hét bindmiddel van het leenstelsel was de sterke band tussen de leenheer en de leenman (= vazal), met wederzijdse rechten en plichten. Een vazal legt de eed van trouw af in de handen van de heer. Bovenaan de gezagspiramide stond de opperste leenheer, meestal de keizer of koning. Onder hem diens leenmannen, ook wel kroonvazallen genoemd: graven, markgraven, hertogen en soms ook bisschoppen. De vazallen hadden op hun beurt zélf ook eigen achtervazallen (plaatselijke edelen, kasteelheren). Van die achterleenmannen hingen weer andere leenmannen af, die zelf géén vazallen onder zich hadden. Helemaal onderaan de gezagspiramide bevond zich de grote massa van horigen en lijfeigenen. kaart van Vlaanderen, Mercator, 1602 In Vlaanderen was de graaf, die resideerde in zijn in zijn burcht in Brugge, de centrale figuur waarrond het hele leenroerig stelsel in onze streken draaide. Het graafschap was opgedeeld in een aantal "kasselrijen" (o.m. Ieper), met elk een burggraaf ("castellanus" in het Latijn) aan het hoofd. Sommige kasselrijen werden verder onderverdeeld in "ambachten" (bijv. Oost-Ieper-Ambacht). Zaalhof van de kasselrij Ieper. J. Blaeu. Kaart, Kasselrij Ieper (detail), 1641. De burggraaf van de kasselrij van Ieper hing, als leenman, af van de graaf van Vlaanderen. Tegelijk was de burggraaf de leenheer van een groot aantal lokale bestuursvormen, de zogeheten heerlijkheden. De heerlijkheid van Moorslede behoorde, vanaf de 14de eeuw, bestuurlijk en fiscaal tot de kasselrij Ieper (Oost-Ieper-Ambacht). De heer van Moorslede zetelde dan ook in de Kasselrij, in het Zaalhof van Ieper. Reconstructie-tekening van een middeleeuwse heerlijkheid. Een heerlijkheid ("dominium" in het Latijn, waarvan het woord "domein" is afgeleid) was de eigendom van een heer ("dominus" in het Latijn). De Heer had een aantal feodale rechten en plichten tegenover de bewoners van zijn territorium. Binnen zijn domein gedroeg de heer van Moorslede zich als zelfstandige heerser en oefende er de hogere, middelbare en lagere rechtsmacht uit over zijn onderdanen. Maar terzelvertijd had hij - als vazal - bepaalde verplichtingen tegenover zijn hogergeplaatste leenheer, de burggraaf van Ieper. Deze laatste moest zélf dan weer - als vazal - verantwoording afleggen tegenover zijn hogergeplaatste leenheer, nl. de graaf van Vlaanderen.
Geschiedenis van de heerlijkheid Moorslede.Reconstructie-tekening van een Vlaams dorp in de 11de eeuw. De oudste schriftelijk bewaard gebleven vermelding van Moorslede (toen "Morcelede" geheten) dateert van 1085. Een kleine eeuw later, in een oorkonde van 1151, was er voor het eerst sprake van een heerlijkheid Moorslede en van een heer van Moorslede. Het ging om een zekere Henricus I, dapifer (= Latijnse naam voor hoge functionaris) van Morselede. Een dapifer, ook "seneschalk" genoemd, was namens de graaf van Vlaanderen belast met het financieel beheer (= het innen van belastingen) en bevoegd voor militaire en juridische aangelegenheden (bijv. de grafelijke rechtspraak). Dorp met domein van een heerlijkheid. (S. Marmion, miniatuur, 1470. Londen, British Library). De heer van Moorslede (later bijgestaan door een baljuw, d.i. een soort politiecommissaris), beheerde binnen zijn heerlijkheid een groot aantal gronden(=achterlenen), tot zelfs in Nieuwkerke en Ardooie. In totaal was hij in het bezit van zowat 125 ha., dat is 1/23ste van het Moorslede van vóór de gemeentefusies van 1977. Een deel van zijn gronden gaf de heer in leen. Een ander deel gaf hij uit tegen een jaarlijkse rente ("cijns"). Voor de inning van deze renten stelde de heer een schepenbank samen. Zegels met het wapenschild van de heer van Moorslede. Aanvankelijk waren de heren van Moorslede tegelijk heren van Moorsele. Pas in de 14de eeuw ging de heerlijkheid Moorsele over naar de familie van der Gracht. Dat de heren van Moorslede niet geheel onbelangrijk waren blijkt uit talrijke historische bronnen. Een zekere heer Gilles van Morslede zou in 1302, mét zijn gevolg én met succes, hebben meegevochten tegen het Franse leger in de historische Guldensporenslag te Kortrijk. Rond 1451 verkocht de toenmalige heer Eulard zijn heerlijkheid Moorslede aan Josse van der Poorter (ofwel 'de la Porte d'Espierres'), baljuw van de kasselrij Ieper en lid van de Raad van Vlaanderen. Omstreeks het jaar 1700 kwam de heerlijkheid Moorslede in handen van Ferdinand of Adrianus de Croix, heer van Dadizele.
Waar bevond zich de burcht van de heer van Moorslede?De kern van een middeleeuwse heerlijkheid was een burcht (slot, kasteel), een stenen gebouw, veelal gelegen op de top van een heuvel (= mote), vaak omgeven door diepe grachten. Reeds vanaf de 13de eeuw zouden de heren van Moorslede een omwalde en versterkte hofstede hebben bewoond. Maar het is niet duidelijk waar precies.Het kasteel van de heerlijkheid van Moorslede, met rechtsonder de toren van de St.-Martinuskerk. (Sanderus, "Flandria Illustrata", 1641. Detail van de kaart "Casselrie van Ypre", J. Blaeu). In 1617 werd de residentie van de heer verbouwd tot een klein versterkt kasteel, het zogeheten "'sHeerenhuis". Dit kasteel van Moorslede, met een walgracht en een ophaalbrug, wordt voor het eerst afgebeeld in "Flandria Illustrata" (1641), een atlas waarin kanunnik Antonius Sanderus een historiografisch en cartografische beschrijving biedt van steden en dorpen in Vlaanderen. Het kasteel stond ten westen van de parochiekerk St.-Martinus, aan de huidige Kasteelstraat. Of het kasteel precies op dezelfde plaats stond als de vroegere burcht, die dateerde van de 13de eeuw, is niet met zekerheid te zeggen, bij gebrek aan sluitend archeologisch en historisch bewijsmateriaal. De gele pijl duidt de plaats aan van het kasteel van Moorslede (Uitsnede van de topografische Ferraris-kaart, 1771-'78. © KBR) Rond 1700 al liet de nieuwe eigenaar, de heer van Dadizele, meteen de omwalling van het kasteel helemaal dempen en herleidde het tot een grote pachthoeve, het zogeheten "Kasteelhof". Bij het begin van de 19de eeuw is de geografische ligging van dit "Kasteelhof" duidelijk te zien op kadasterkaarten, nl. rechts op de hoek van de Kasteelstraat en de Dadizeelsestraat. Het kasteelhof op de hoek van de Kasteelstraat, vóór Wereldoorlog I.
Het kasteelhof op de hoek van de Kasteelstraat, tijdens WO I (Duitse Feldpostkarte). Ook op prentbriefkaarten van het begin van de 20ste eeuw staat het Kasteelhof afgebeeld, op dezelfde locatie. Het kasteelhof, herschapen in een ruïne na Wereldoorlog I. Tijdens Wereldoorlog I (1914-'18) werd het gebouw totaal verwoest en nadien niet meer heropgetrokken. De huidige kasteelhoeve in de Iepersestraat, gebouwd in 1920-21. Wel werd, in de jaren 1920-'21, een "kasteelhoeve" wederopgebouwd op een andere plaats verderweg, in de Iepersestraat. Ze omvat nu een riant boerenhuis met een schuur en stallingen rondom een binnentuin.
Was de heer van Moorslede de stichter van het Gasthuis Ten Bunderen?Wie was de werkelijke stichter van het middeleeuws "Gasthuis Ten Bunderen" voor arme pelgrims, gelegen op een geschikte plek langs de drukke bedevaartsweg Brugge-Parijs, de huidige Oude Heirweg, in de huidige Tuimelare-wijk, op de oostelijke uithoek van Moorslede? Voorwaar geen eenvoudige vraag! Om te beginnen is het niet bekend in welk jaar precies het Gasthuis ten Bunderen werd opgericht. Volgens de oudste bewaard gebleven schriftelijke documenten bestond het Gasthuis hoogst waarschijnlijk al in 1269, en zeker in 1299.Oorkonde (1269) met de oudste vermelding van de naam van het Gasthuis. Links op de 6de regel staat "hospitale de bunra" (Brugge, Groot Seminarie, Archief). Een oorkonde van 7 april 1269 bevat het testament op perkament van een zekere priester David uit Lissewege. Daarin lezen we, bij het begin van de 6de regel, de Latijnse woorden: "hospitale de bunra culturam unam", d.w.z. dat één "cultura" (= akker, kouter) werd overgemaakt aan het hospitaal (= gasthuis) "de Bunra". Was dit een verwijzing naar het "Gasthuis Ten Bunderen" in Moorslede - toen in de Middeleeuwen ver verwijderd van Lissewege? De kans is groot, want er is geen enkel ander "hospitaal de bunra" bekend in onze streken. Maar 100% zekerheid is er niet. "Circa an[no] D[omi]ni MCCLXIX fundari coepi" (Latijn voor "omstreeks het jaar des Heren 1269 ben ik gesticht") staat gebeiteld, links boven de ingangspoort van het in 1923 herbouwde klooster van ten Bunderen in Moorslede Links boven de ingangspoort van het in 1923 gebouwde moederklooster in de Stationsstraat, de volgende tekst gebeiteld: "Circa an[no] D[omi]ni MCCLXIX fundari coepi" (Latijn voor "OMSTREEKS het jaar des Heren 1269 ben ik gesticht"). De Congregatie van de Zusters van Ten Bunderen beschouwt 1269 daarom als het "officieuze", niet het officiëel stichtingsjaar van het verdwenen middeleeuwse Gasthuis ten Bunderen. Er zijn ernstige aanwijzingen - maar géén 100% sluitende bewijzen - dat de toenmalige feodale heer van Moorslede, Walter II (1233-1268) ofwel zijn oudste zoon en opvolger Hendrik IV (1268-ca. 1304), een van zijn leengronden, "de Bunra", en mogelijk (een deel van) het "startkapitaal" schonk aan het passantenhuis van Ten Bunderen. In latere schiftelijke bronnen wordt de heer van Moorslede omschreven of verondersteld als de eigenlijke stichter van het Gasthuis in de 13de eeuw.
Samenvattend kunnen we uit de schaarse beschikbare documenten afleiden dat het Gasthuis Ten Bunderen wellicht al bestond in 1269, en zeker in 1299. Het werd gebouwd op een achterleengrond "de Bunra", naar alle waarschijnlijkheid geschonken door te toenmalige heer van Moorslede, de vermoedelijke stichter dus van het Gasthuis. Reconstructie-tekening van het kasteel van Moorslede in 1641 (Ludo Hameeuw).
|