|
Algemeen zicht op Montdidier. Ets naar een schilderij uit 1690. Het Hôtel-Dieu is met blauwe stip aangeduid.
de oorsprongDe kloosterstatuten (1473) van het gasthuis Ten Bunderen in Moorslede en die van Menen en Wervik zijn in grote mate beïnvloed door de statuten van het O.-L.-Vrouwhospitaal van Doornik. De teksten van het hospitaal van Doornik zijn op hun beurt sterk geïnspireerd door de statuten (1211) van het hospitaal (Hôtel-Dieu) van Montdidier, nabij Amiens, in het Franse Somme-departement (Picardië). Montdidier was een kruispunt van 3 romeinse heerwegen: Compiègne - Amiens; Meaux - Nanteuil-le-Haudouin; Montdidier - St.-Mard-en-Chaussée. Geen wonder dat er in de Middeleeuwen veel pelgrims en (handels)reizigers er passeerden.Op het einde van de 12de eeuw, vermoedelijk in 1185, werd in Montdidier een hospitaal opgericht, toegewijd aan St.-Jan-de-Doper, waar de passanten konden overnachten en verzorging krijgen. Het hospitaal behoorde toe aan de ridderorde van het vermaarde St.-Janshospitaal van Jeruzalem. Het is dan ook logisch dat de broeders en zusters in Montdidier aanvankelijk leefden volgens de statuten van dat Jeruzalemse hospitaal. Om hun voortbestaan te verzekeren en om rechtspersoonlijkheid te verwerven vroeg de gemengde communauteit zélf om een kerkelijke erkenning van haar leefregel.
de statuten13de-eeuws zegel met afbeelding van Richard de Gerberoy, bisschop van Amiens In Juli 1207 keurde Richard de Gerberoy, de bisschop van Amiens, de bestaande statuten goed en voegde er de 3 klassieke kloostergeloften aan toe van gehoorzaamheid, armoede en maagdelijkheid. Hij beperkte het aantal personeelsleden strikt tot 2 priesters (waarvan één de meester was) en 4 zusters. Hij gaf regels van interne orde en tucht, die in hun geheel geïnspireerd waren door de Regel van de H. Augustinus. Waarschijnlijk woog deze bisschop enkele jaren later zwaar door op de besluitvorming van de concilies van Parijs (1212), Rouen (1214) en Lateranen (1215). Die kerkvergaderingen verplichtten de vele semi-religieuze gasthuizen om zich te formeel onderwerpen aan het kerkelijk gezag, te leven volgens een bestaande kloosterregel en statuten, opgelegd door de plaatselijke bisschop. Paus Innocentius III. Fresco, 1219. Subiaco (It.), klooster van de Sacro Speco In een bul van 13 februari 1210 verleende Innocentius III zijn pauselijke goedkeuring aan de statuten en de kloostergemeenschap van het hospitaal, en gaf het recht om een eigen gebedsruimte (kapel) te bouwen. Detail van de bronzen graftombe van Geoffroy d'Eu, bisschop van Amiens (1223-1236), in het schip van de befaamde O.L.Vrouwkathedraal. De oorspronkelijke Latijnse tekst van de statuten van Montdidier is verloren gegaan. Wel is een Franse vertaling ervan bewaard gebleven in een 14de-eeuws document. Onrechtstreeks zijn die originele Latijnse statuten toch tot ons gekomen. In 1233 vaardigde Mgr Geoffroy d'Eu namelijk precies dezelfde statuten uit voor een hospitaal (Hôtel-Dieu) in zijn bisschopsstad Amiens. Een kopie hiervan vinden we terug in een 13de-eeuwse cartularium (= register met - integraal of gedeeltelijk - overgeschreven teksten van waardevolle handvesten, oorkonden, akten, testamenten, contracten en brieven) van dat hospitaal.
de invloedDeze tekst is van historisch belang omdat het hier gaat om de oudst bekende gasthuisstatuten in westelijk Europa, die bijna een letterlijke kopie waren van de oer-statuten (1125-1153) van het St.-Janshospitaal in Jeruzalem. Talloze gasthuizen, ziekenhuizen, leprozerieën, enz., die ontstonden vanaf de 13de eeuw in Noordelijk Frankrijk (m.n. Picardië) en Vlaanderen namen in snel tempo het model over van de statuten van Montdidier, geïnspireerd door de leefregel van Jeruzalem. Om er maar enkele te noemen: Noyon (1218), Parijs (circa 1220), Cambrai (St.-Julien, 1220, en St.-Jan, 1227), Amiens (1233), St.-Riquier (1233), Abbeville (1243), Beauvais (1246), Montreuil-sur-Mer (1250), Aalst (1266), Troyes (1263), en - in de daaropvolgende eeuwen - Doornik (O.L.Vrouwhospitaal, 1238), Kortrijk (O.L.Vrouwhospitaal, 1430), Menen (St.-Jorisgasthuis, 1473), Wervik (St.-Janshospitaal, 1473) en Moorslede (Ten Bunderen, 1473).De 16de-eeuwse St.-Janszaal van het Hôtel-Dieu (1233) in Amiens. Postkaart, eind 19de eeuw. Hoewel de statuten van Montdidier helemaal doordrenkt waren van de spiritualiteit en de regel van Sint Augustinus (354-430) moet volledigheidshalve worden gezegd dat er ook enkele voorschriften in terug te vinden waren uit de regel van de H. Benedictus (480-547). Deze regel kenmerkte zich door mensenkennis, matigheid en tucht. De monniken (Cisterciënzers) houden zich aan een strak tijdschema. De dag staat geheel in het teken van de getijdengebed. Tussen deze liturgische momenten is het tijd voor geestelijke lezing, arbeid, eten en slapen. De tegenstelling tussen het gewijde en het profane is volledig opgeheven: alle activiteiten, zowel gebed als arbeid, moeten ter ere van God worden verricht. Van dit principe is het adagium "Ora et labora" (Bid en werk) afgeleid. Hier volgen enkele opvallende richtlijnen uit de statuten van Montdidier, zowel met betrekking tot de levenswijze van de religieuzen als tot de zorg voor de armen, passanten en zieken:
de verdere geschiedenisEts met panorama van Montdidier in 1740. Het Hôtel-Dieu is met een gele stip aangeduid. Al vrij vlug breidden de bezittingen, gronden, bossen en eigendommen van het hospitaal van Montdidier zich uit. Om die te beschermen vroegen de bewoners de bescherming van de paus. In 1274 vaardigde Gregorius X strafmaatregelen uit tegen degenen die diefstal pleegden en weigerden om hun buit terug te geven. In 1342 deed paus Clemens V hetzelfde. In 1309 betaalde de baljuw van Rouen en zijn vrouw de bouw van een kapel voor het hospitaal, plus schonk het echtpaar een jaarlijkse rente van 20 Parijse ponden voor de bezoldiging van de kapelaan. In het midden van de 14de eeuw viel het hospitaal onder het gezag van een Augustijner-abdij. De broeders verdwenen, de zusters gingen door met hun liefdadigheidswerk. Deze behielden voorlopig het recht om zélf een meester te kiezen, maar vanaf 1532 moesten ze kiezen uit een namenlijst, die door de schepenen van Montdidier was samengesteld. De hertog van Bourgondië bekrachtigde de benoeming van de nieuwe meester. Elk jaar moest het hospitaal zijn rekeningen voorleggen aan het toezichthoudende gemeentebestuur. Tijdens de godsdienstoorlogen verkommerde het hospitaal. De zusters moesten jarenlang op bedeltocht gaan om in hun levensonderhoud te voorzien. In 1596 werd een nieuwe meester, Antoine Bucquet, verkozen die erin slaagde om de hoog opgelopen schulden af te lossen en zo het hospitaal van de complete ondergang te redden. De zusters kregen van meester Bucquet de opdracht om een armenschool voor meisjes op te starten. Het succesvolle beleid van meester Bucquet lokte heel wat jaloezie uit. In 1631 werd hij, samen met enkele geestelijken en de hospitaalzusters beschuldigd van ketterij. Ze werden "guérinets" genoemd, naar de familienaam van Pierre Guérin, pastoor van de parochie St.-Georges in Roye. Alle vermeende aanhangers van de dwaalleer belandden in de beruchte Bastille-gevangenis in Parijs. Er volgde een kerkelijke proces in 1634, waarop de meester en de zusters van alle verdachtmakingen werden vrijgepleit. Huizen in de toenmalige Rue d'Amiens, op de plaats waar het St.-Janshospitaal stond. Postkaart, begin 19de eeuw In 1695 werden in 11 gemeenten in de streek rond Montdidier de leprozerieën (= melaatsenhuizen) afgeschaft en alle goederen en inkomsten ervan werden overgedragen aan het hospitaal van Montdidier. De zusters namen de zorg op zich van een twintigtal zieken. Tijdens de Franse Revolutie, aan het einde van de 18de eeuw, werden het hospitaal en alle bijhorende eigendommen in beslag genomen. 7 zusters weigerden de eed af te leggen op de nieuwe Republikeinse Grondwet en kwamen in de gevangenis terecht. De 7 overige legden wél de eed af, maar moesten gaan bedelen om voedsel voor de zieken en voor zichzelf. In 1823 werd het hospitaal (Hôtel-Dieu) van de zusters opgeheven en samengevoegd bij het stedelijk hospitaal. In 1832 tenslotte werden de gebouwen van het Hôtel-Dieu (waarvan de meeste waren opgetrokken halfweg de 17de eeuw, behalve de kapel die dateert van 1514) verkocht en grotendeels ingericht als privé-woningen.
|