|
Het O.L.V.-hospitaal (met gele stip) aan de Schelde-oever. Plattegrond van Doornik (fragment). Braun en Hogenberg, "Civitates Orbis Terrarum", 1588. In 1473 kregen de zusters van het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede, samen met die van het St.-Jorishospitaal in Menen en van het St.-Jansgasthuis in Wervik, de kloosterregel van de H. Augustinus en de bijhorende kloosterstatuten uit de handen van de Doornikse bisschop Willem Fillastre. Deze statuten vertoonden duidelijke verwantschap met het kloosterregelement (1430) van het O.L.V.-hospitaal van Kortrijk. Tekstkritisch onderzoek bracht aan het licht dat de Kortrijkse statuten schatplichtig waren aan het reglement (1238) van de zusters van het O.L.V.-hospitaal in Doornik, bijv. de richtlijnen voor aanvaarding van nieuwe leden, de verplichte kloostergebeden, de inbreuken op de regel en de daaraan verbonden straffen. Het O.L.V.-hospitaal (met geel pijltje aangeduid) aan de boord van de Schelde. Kaart, 1582. Een aantal gezaghebbende mediëvisten, o.m. Marie-Thérèse Lacroix, Jean Imbert, Léon Le Grand en Luc Vansteenkiste, komen tot de eensluidende conclusie dat de statuten (1238) van het O.L.V.-hospitaal van Doornik op hun beurt beïnvloed werden door die van
het oude gasthuis (9de - 12de eeuw)Situering van het oude gasthuis ("vetus hospitale") van de 9de tot de 12de eeuw. Etienne Soil de Morialmé, 1892. Eugène J. Soil de Morialmé (1892) 816- In de Karolingische Tijd schreef de bisschoppensynode van Aken (816) voor dat alle kloosters en alle kapittels van kanunniken moesten beschikken over een gastenverblijf ("xenodochium") voor de opvang van arme passanten en pelgrims. Reeds vanaf de 6de eeuw was Doornik een bisschopsstad met een eigen kathedraal, op de linkeroever van de Schelde. Aan de kathedraal was in de 9de eeuw een kapittel verbonden van een 20-tal kanunniken, voorgezeten door een deken, die het bestuurs- en adviescollege vormden van de bisschop. Het ging om seculiere kanunniken, d.w.z. wereldgeestelijken, geen reguliere geestelijken (= religieuzen) dus. De leden van de groep vormden wél een communauteit met een gezamelijke levensregel en met dagelijks gemeenschappelijk getijdengebed in het koor van de kathedraal. De wereldberoemde romaans-gotische O.-L.-V.-kathedraal van Doornik 817 - Lodewijk de Vrome, zoon van keizer Karel de Grote, liet het bisschoppelijk domein in Doornik uitbreiden met een kloosterpand voor het kapittel van kanunniken, dat een klein hospitaal ("infirmerie") omvatte, voor het gastvrij onthaal en de verzorging van een beperkt aantal bedevaarders en behoeftige reizigers. Doornik was in die tijd een kruispunt van 2 belangrijke Romeinse heerbanen. Vanaf de 11de eeuw zouden talloze pelgrims naar Compostela gebruik maken van deze routes, en in Doornik halt houden voor een bezoek aan de beroemde romaanse O.L.V-kathedraal met haar mirakuleuze Mariabeeld ("Notre Dame Flamande"). Situering van het 1ste (geel onderlijnd) en 2de hospitaal (rood onderlijnd), ten N.-O. van de kathedraal. (J. Warichez. La cathédrale de Tournai et son châpitre. Wetteren, 1934 Over het oude hospitaal ("vetus hospitale") zijn geen schriftelijke documenten bewaard gebleven. Historici zijn het over één ding eens: het 9de eeuws gasthuis omvatte een of meer bestaande woonhuizen vlakbij de kathedraal en was omgeven door het plein Le Monch(i)el of Kolenmarkt (nu: Place Paul - Emile Janson), de Rue du nouveau Gué (de huidige Rue de la Lanterne), de Rue du vieux Gué (de huidige Rue de l'Hôpital Notre-Dame) en het nu verdwenen verbindingstraatje Rue de la Contrerie. Naast het gasthuis stond de woning van de verantwoordelijke kanunnik ("l' hospitalier"). de stichting van het nieuwe gasthuisDe stichters van het O.-L.-V.-hospitaal van Doornik. Kan. Marcel (links) en zijn broer kan. Gudulfus (rechts). Afbeelding uit "Notice historique sur divers hospices de la ville de Tournai" (1880) van Yves Delannoy. 1112 - Uit dat jaar dateert het oudste schriftelijk bewijsstuk over het kapittel-gasthuis in Doornik, nl een akte uit het "Cartularium A" in het archief van de kathedraal. In deze akte deden de gebroeders Geldulf (Gedulphus) en Marcel, allebei kanunnik, een omvangrijke schenking van diverse landerijen, huizen en eigendommen, voor de zorg van armen en behoeftigen in een gasthuis ("assidua pauperum refectio... ad augendam pauperum refectionem". Daarom werden de 2 kanunniken traditioneel de officiële stichters genoemd van het gasthuis. Maar het ging hier niet zozeer om een daad van vrijgevigheid voor de oprichting een nieuw hospitaal, maar om een grondige hervorming en financiële impuls van het bestaande 9de-eeuwse gasthuis, dat door het Doornikse kapittel wat werd verwaarloosd. het beheer van het gasthuisZegel van Simon van Vermandois, bisschop van Noyon/Doornik 1126 - Simon van Vermandois, bisschop van Noyon/Doornik, vaardigde statuten uit, waarin hij de functie instelde van een "hospitalarius", een kanunnik die werd belast met de dagelijkse administratieve leiding van het gasthuis en met de geestelijke zorg voor het personeel en voor armen en zieken. Deze kanunnik kreeg van de kapittel-deken een speciale prebende (= kerkelijk jaarinkomen) om in zijn levensonderhoud te voorzien om te beletten dat hij gebruik maakte van het geld, dat bestemd was voor het gasthuis. Hij werd verkozen door het kapittel van kanunniken en vervolgens in zijn ambt bekrachtigd door de bisschop. Jaarlijks moest hij de rekeningen (inkomsten en uitgaven) voorleggen aan zijn collega's, die hem konden afzetten als hij zijn taak niet naar behoren vervulde. Het kathedraal-kapittel behield dus - tot in 1792! - het exclusieve oppergezag (= jurisdictie) over het gasthuis, voor o.m. het voorschrijven van statuten of de officiële aanvaarding van een nieuwe zuster. Paus Innocentius II. 1139 - Paus Innocentius II stelde in een bul het hospitaal onder zijn hoge bescherming. Hij voorzag dat de hospitaal-kanunnik ("procurator hospitalis") zich vooral inliet met de geestelijke zorg (daarom later "elemosinarius" of aalmoezenier genoemd) en voortaan werd bijgestaan door een "socius" (= adjunct, adviseur) voor het beheer van de tijdelijk zaken. Deze leek, voorgedragen door de "cives seniores" (= stadsnotabelen), werd elk jaar (her)verkozen door het kapittel in aanwezigheid van de wereldlijke overheid, en moest bij die gelegenheid de rekeningen voorleggen. Voor belangrijke zakelijke akkoorden, herstellingswerken enz. was altijd vooraf het fiat van het kapittel nodig. Situering van het oude (geel) en nieuwe 12de-eeuws hospitaal (rood), ten N.-O. van de kathedraal. Jacques Pycke. Grondplan van Doornik op het einde van de 13de eeuw. Rond datzelfde jaar verhuisde het oude gasthuis, verder weg van de kathedraal. Het nieuwe hospitaal ("novus hospitale"), voor het eerst uitdrukkelijk toegewijd aan O.L.-Vrouw, lag nu aan de oever van de Schelde, omringd door de Rue du nouveau Gué (de huidige Rue de la Lanterne), de Rue du vieux Gué (de huidige Rue de l'Hôpital Notre-Dame) en het inmiddels verdwenen verbindingstraatje Rue de la Contrerie. Vanaf de 1ste helft van de 12de eeuw kregen de zieken steeds meer voorrang, en lag de nadruk steeds minder op de opvang van hulpbehoevende pelgrims en passanten.
1197 - Bisschop Stefaan I van Nemours vaardigde een reglement uit voor de hospitaal-kanunnik. Deze moest een vaste verblijfplaats hebben, om zo dagelijks de mis te celebreren en sacramenten toe te dienen en om steeds ter beschikking te zijn van het ziekenhuispersoneel, de zieken en de armen. De betrokken kanunnik moest bij zijn aanstelling ook onder ede beloven dat hij stipt zou deelnemen aan het gemeenschappelijk getijdengebed in de kathedraal. Voor het eerst wordt melding gemaakt van hospitaalzusters ("sorores hospitalis") die de zieken verzorgden en allerlei huishoudelijke taken (koken, wassen, verversen van beddegoed, naaiwerk e.d.) vervulden in het hospitaal. Deze zusters leefden aanvankelijk volgens de evangelische raden, waren sober gekleed, onderwierpen zich aan een soort van intern reglement maar waren niet gebonden aan een kloosterregel. de statuten van het O.L.V.-hospitaal (1238)De meesteres (vooraan) en 2 zusters van het Doornikse hospitaal, geknield bij Madonna met Kind. (Miniatuur, 14de eeuw. Doornik, kathedraalschat) Het oudste bewaarde document over het bestaan van een gemeenschap van zusters in het hospitaal was het reglement, dat het kapittel van kanunniken van Doornik voor hen uitvaardigde in juli 1238. Die originele statuten zijn verloren gegaan, maar de tekst ervan is overgeleverd via 2 kopieën, allebei perkamenten handschriften uit de 14de eeuw, rijkelijk verlucht met miniaturen: het ene (van na 1366) bevindt zich in de schatkamer van de Doornikse kathedraal, het andere (van virca 1400) berust in de stadsblibliotheek ("Maison de la Culture") van Doornik. De statuten bestonden uit 2 delen: enerzijds een schat van informatie over het gemeenschapsleven van de verplegende zusters en anderzijds tal van richtlijnen omtrent het onthaal en verzorging van de zieken in het hospitaal. I. Het interne reglement van de hospitaalzustersDe hospitaal-kanunnik overhandigt 2 zusters het boek met de statuten. (Miniatuur, 14de eeuw. Doornik, kathedraalschat)
II. De opvang en verzorging van zieken en armenTwee zusters begeleiden een zieke naar zijn bed. (Miniatuur, 14de eeuw. Doornik, kathedraalschat) Het O.L.V.-hospitaal van Doornik was in de beginperiode (vanaf de 9de eeuw t/m de 12de eeuw) bestemd voor de opvang van bedevaarders, passanten en armen. Over deze gastvrijheid was het statuut van 1238 vrij karig met informatie. Pelgrims en armen werden ontvangen na de vespers. Men stak het vuur aan in de haard om het gasthuis te verwarmen en om water aan de kook te brengen, waarmee de passanten zich konden wassen. De resten van vlees en de soep werden op tafel gezet en er werden enkele bedden ter beschikking gesteld. Volgens het statuut moesten de gasten na één nacht vertrekken om plaats te maken voor nieuwkomers. Hoewel dit onthaal van pelgrims en armen in bescheiden mate zou blijven doorgaan tot de 18de eeuw, lag vanaf de 13de eeuw het hoofdaccent op de ziekenzorgzorg. Maar niet elke zieke werd zomaar toegelaten in het O.L.V.-hospitaal. Er golden een aantal opnamevoorwaarden. Het statuut van 1238 onderscheidde volgende soorten zieken: Een zuster weigert een melaatse (met ratel) de toegang. (Miniatuur, 14de eeuw. Doornik, kathedraalschat)
Hospitaalscène. "Livre de Vie active". l'Hôtel-Dieu de Paris, 1482 Pas nadat hij/zij had gebiecht bij een priester en alle persoonlijke zaken ter bewaring had toevertrouwd aan een zuster, mocht een kandidaat-patiënt(e) binnenkomen en beschikken over een eigen bed. Zwaar zieken kwamen terecht in de infirmerie. Besmettelijke zieken en hoogzwangere vrouwen werden in aparte kleine kamers naast de ziekenzaal gelegd. De grote ziekenzaal, met een kapel en altaar op een van de uiteinden, telde enkele tientallen bedden (waarvan enkele waren voorbehouden voor pelgrims), was steeds verwarmd en verlicht en stond onder permanente bewaking. Wat hield de ziekenzorg in? De stand van de medische wetenschap was nog erg gebrekkig én het zieleheil van de zieke werd belangrijker geacht dan de lichamelijke gezondheid. Net zoals in de meeste andere hospitalen was er tot en met de 13de eeuw geen gekwalificeerd medisch personeel in vaste dienst. Het waren de ziekenzusters zélf, die de stiel, al doende, hadden geleerd van oudere ervaren medezusters, die instonden voor de zorgverstrekking en voor het geven van voldoende eten en drinken. Er stonden kleren en schoenen ter beschikking van de zieken om hun bed te verlaten, bijv. om naar het toilet te gaan. Herhaaldeijk worden de zusters in de statuten aangemaand om de zieken met zachtheid en voorzichtigheid te behandelen, hen te troosten en hen te vragen om hun ziekte geduldig te dragen en te bidden. Voetoperatie door een chirurgijn. Pieter J. Quast, 1630. Amsterdam, Rijksmuseum. De strict medische zorg was vrij rudimentair en bestond vooral uit kruiden, balsems, zalfjes, pleisters, baden en aderlatingen. Slechts in geval van hoge nood werd er een "chirurgijn" van buitenaf bijgehaald, die werd betaald per consultatie. Pas vanaf 1438 zullen 2 bezoldigde chirurgijns vast worden tewerkgesteld in het hospitaal, in een soort beurtrol. De hospitaal-kanunnik ("hospitalarius") superviseerde en bezocht geregeld de zieken. Zijn administratieve adjunct was betrokken bij verdeling van de maaltijden, want soms waren er disputen tussen de zieken en zusters.
Andere hospitaal-bewoners in de 13de eeuwInterieur van een bewaard gebleven ziekenzaal in Seclin (N.-Frankrijk) Op het einde van de 13de eeuw woonden er in het O.L.V.-hospitaal in Doornik, naast 7 zusters, ook nog 2 kapelaans, enkele lekenbroeders en "familiares".
de 14de en 15de eeuwDe belegering van Doornik in 1340. Jean Froissart, miniatuur, 15de eeuw. Na een periode van forse economische groei en van uitbreiding van het patrimonium, door de vele schenkingen en giften van edele en rijke weldoeners (o.m. ook door bisschop Walter de Marvis in 1251), kende het hospitaal aanzienlijke financiële problemen gedurende de 14de en 15de eeuw. Die werden veroorzaakt door externe factoren zoals
Gouden munt van paus Clemens V, geslagen in Sorgues in 1310 1311 - Paus Clemens V vaardigde de bul "Quia contingit" uit, waarin de misbruiken van geestelijke verantwoorlijken van religieuze instellingen, waaronder hospitalen werden aangepakt. Die clerici streken hun jaarlijkse prebende (= inkomen) op, maar in veel gevallen waren ze regelmatig en soms langdurig afwezig en hielden ze zich weinig bezig met het hospitaal. Ze droegen de dagelijkse leiding gewoon over aan een onderhorige, waardoor het hospitaal verkommerde en de ziekenzorg werd verwaarloosd. Daarom vertrouwde de paus het beheer van de tijdelijke goederen toe aan een competente, toegewijde en herverkiesbare administrator. 1340 - De desastreuze Vlaamse belegering van de stad Doornik en de daarmee samenhangende financiële teloorgang van het O.L.V.-hospitaal was voor het kapittel de directe aanleiding voor de administratieve hervormingen, die de paus 30 jaar voordien oplegde. De kanunniken stelden naast de hospitaal-kanunnik, unaniem een bezoldigde functionaris aan, een zogeheten"receptor pauperum", vrij vertaald een accountant of boekhouder, die de financiën en talrijke eigendommen moest beheren en tegelijk de interne tucht handhaven (o.m. controleren of de zusters het stilzwijgen respecteerden in de refter, nagaan of het hospitaal 's avonds werd gesloten) en waken over de aankoop en verdeling van de levensmiddelen. Deze "receveur" werd gekozen - en jaarlijks herkozen - door het kapittel en moest op geregelde tijden de rekeningen (inkomsten en uitgaven) voorleggen, ook aan de communauteit van de zusters.
de 16de en 17de eeuwFragment van een kaart met de loop van de Schelde in Doornik, met rechts onderaan het O.-L.-Vrouwhospitaal (1622). Doornik, Mus. archeologie en geschiedenis 1564 - Het O.L.V.-hospitaal kreeg een nieuw reglement. Daarin werd een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het tijdelijke en het geestelijke. Het dagelijks beheer van de goederen en het patrimonium werd helemaal overgelaten aan "de receveur", onder algemene supervisie van het kapittel. Het tijdelijke gezag van de hospitaal-kanunnik raakte zo langzamerhand uitgehold en in de praktijk hield hij, als vertegenwoordiger van het kapittel, enkel nog zijn geestelijke prerogatieven over . Maquette (fragment) van de stad Doornik (1701). De kapel, waarrond de hospitaalgebouwen staan, is geel aangestipt. (Parijs, Musée des Invalides) Vanaf de 15de, maar vooral de 16de eeuw was er een toenemende invloed van de wereldlijke overheid op de administratieve organisatie van het O.L.V.-hospitaal. De eindverantwoordelijkheid van het kapittel van kanunniken werd meer en meer aangevochten door de stadsmagistraten, en beide kwamen al eens met mekaar in conflict. Zo poogde de magistraat van Doornik enkele keren pestlijders te laten verzorgen in het hospitaal, maar de kanunniken van het kapittel weigerden, omdat dit indruiste tegen de statuten van 1238. Maar telkens kwam het tot een minnelijke schikking, waarbij toch een beperkt aantal pestlijders werd opgenomen, onder stricte voorwaarden en op kosten van de stad.
de 18de en 19de eeuwOude postkaart (van vóór 1892). Rechts onderaan het dak van de oude hospitaalkapel. 1758 - Het 13de-eeuwse hospitaal werd - met uitzondering van de kapel/ziekenzaal - afgebroken en vervangen door gebouwen in barokke Lodewijk XVI-stijl. Het nieuwe complex omvatte 3 gebouwen (met een U-vorm als plattegrond) die uitgaven op een centrale binnenkoer In 1797, tijdens de Franse overheersing, werd het O.L.V.-hospitaal gelaïciseerd en overgedragen aan de "Commissie van de Burgerlijke Gasthuizen". De klokketoren werd van het dak van de kapel gehaald. Maquette van de hospitaalkapel (1892). Doornik, Museum voor Folklore. 1892 - De aloude kapel/ziekenzaal uit de 13de eeuw werd gesloopt. Het gebouw, dat in de loop der eeuwen al heel wat wijzigingen had ondergaan, was de laatste reliek van het ooit zo vermaarde middeleeuwse O.L.V.-hospitaal. Volgens de oudheidkundige Eugène J. Soil de Morialmé vormde het grondplan van de tweebeukige kapel op moment van de afbraak een regelmatige rechthoek (14,5 m. breed, 49 m. lang), met in de 2 zijmuren langs weerskanten 4 ramen, en op beide uiteinden eveneens een venster. 18de eeuws timpaan boven de ingangspoort van de Doornikse Academie voor Schone Kunsten In het 18de-eeuwse gebouw, dat uitgeeft op de rue de l'Hôpital Notre-Dame, nr 14, is nu de Academie voor Schone Kunsten van Doornik ondergebracht. Boven het ingangsportaal, in de voorgevel, is nog een timpaan te zien met een halfverheven beeldhouwwerk van de H. Maagd Maria met Jezuskind in de armen, gesculpteerd door Nicolas Lecreux (1734-1799).
|