|
Regionale bisschoppensynode. Ulrich Richental, 1460. Konstanz, Rosgartenmuseum. Enerzijds leunden de statuten van het Gasthuis Ten Bunderen, net zoals die van de meeste andere gasthuizen in onze streken, sterk aan bij de kloosterregel van de H. Augustinus. Anderzijds stonden ze sterk onder invloed van de leefregel van enkele hospitalen uit vroegere eeuwen, m.n. in Jeruzalem (1125-1153), Montdidier bij Amiens (1207), Brussel (1211), Doornik (1238) en Kortrijk (1430). Vergelijkend inhoudelijk onderzoek brengt aan het licht dat ook enkele concilies in het begin van de 13de eeuw hun stempel drukten op de concrete richtlijnen van de statuten. Tot dan toe waren de gasthuizen overwegend leken-initiatieven. Het personeel maakte geen deel uit van een kloosterorde, maar leefde volgens een aantal mondeling overgeleverde gewoonten en vrome gebruiken van de stichter(s). In het beste geval hield men zich aan een soort van intern reglement, opgesteld door de plaatselijke wereldlijke en/of geestelijke overheid.
Paus Innocentius III. Fresco, 1219. Subiaco (It.), Sacro Speco klooster. De kerkelijke hiërarchie wou per se méér greep krijgen op de wildgroei van zelfstandige semi-religieuze gemeenschappen van broeders en/of zusters. Paus Innocentius III verplichtte al die niet-erkende varianten van het monastieke leven om voortaan de regel te volgen van een bestaande kloosterorde en heuse kloostergemeenschappen te vormen. Het pad hiertoe werd geëffend op de provinciale concilies van Parijs (1212) en Rouen (1214), die door de bisschoppen van Noordelijk Frankrijk werden gehouden ter voorbereiding van het 4de Oecumenisch Concilie van Lateranen in Rome (11 tot 30 november 1215).
de provinciale concilies van Parijs (1212) en Rouen (1214)Kardinaal Robert de Courson. (William Hamilton, ca. 1800. Derbyshire, Kedleston Hall) De Engelse kardinaal Robert de Courson, pauselijke legaat (= gezant) in Frankrijk en kanselier van de Parijse universiteit, riep in 1212 een provinciaal concilie bijeen in Parijs en 2 jaar later, in 1214, nog eens in Rouen. Ongetwijfeld nam bisschop Gossuinus van Doornik (een stad die sinds 1187 onder Franse heerschappij stond) deel aan beide kerkvergaderingen. Het grootste deel van het graafschap Vlaanderen behoorde toen tot het bisdom Doornik. De beslissingen die werden genomen in Parijs en later in Rouen werden bevestigd, waren dan ook van toepassing op de Vlaamse gasthuizen.
Kardinaal Robert de Courson vaardigde deze statuten uit voor zijn Parijse Universiteit (1215). Op de provinciale concilies van Parijs en van Rouen legden de aanwezige bisschoppen de semi-religieuze personeelsleden van alle gasthuizen en andere caritatieve instellingen in hun kerkprovincie volgende verplichtingen op:
het 4de Concilie van Lateranen (1215)Het IVde Concilie van Lateranen. Matthew Paris, "Chronica Majora", ca 1250. Londen, National Gallery. Op het 4de Concilie van Lateranen (1215) in Rome werden alle richtlijnen, die in Parijs en Rouen waren uitgevaardigd voor de semi-religieuze gemeenschappen in gasthuizen, hospitalen, enz., officiëel bekrachtigd. De zowat 1500 concilievaders eisten dat alle christelijk geïnspireerde groepen zich integreerden in de kerkelijke structuren door zich om te vormen tot erkende kloostergemeenschappen. Het starten van nieuwe vormen van kloosterleven kon niet meer. De hoogste kerkvergadering dwong de personeelsleden van gasthuizen om de beproefde regel te onderhouden van een bestaande kloosterorde. De meeste hospitaal-gemeenschappen kozen voor de regel van Augustinus, en dit om voor de hand liggende redenen: die regel beoogt geen strenge kloostertucht en is "soepel" aan te passen aan het onregelmatige en tijdrovende werk voor zieken, armen en reizigers. Precies omdat Augustinus' regel tamelijk algemeen is werd de gasthuizen, hospitalen, leprozerieën enz. door de plaatselijke bisschop een eigen statuut ("intern reglement") opgelegd, met voorschriften voor een goede organisatie van het dagelijks leven en werken in de gemeenschap, rekening houdend met de plaats, de omstandigheden en de specifieke apostolische taken.
Het Lateraans Paleis (l.), de pauselijke residentie waar het concilie plaats had, naast de basiliek van St.-Jan-van-Lateranen (r.). Giuseppe Vasi, 18de eeuw. Door de aanvaarding van de (overwegend Augustijnse) kloosterregel en van de statuten, opgelegd door de plaatselijke bisschop, kwamen de gasthuizen onder het toezicht te staan van de kerkelijke overheid, en verloren hun vroegere autonomie. Maar veel keus was er niet: wie zich niet onderwierp riskeerde een veroordeling wegens ketterij en stelde zich bloot aan restrictieve maatregelen en zelfs afschaffing. Zo kwam het dat in de loop van de 13de eeuw de broeders en zusters in semi-religieuze gemeenschappen van talloze gasthuizen en hospitalen zich schikten naar de concilie-besluiten en een kloosterregel en bijgaande statuten aanvaardden. De onderwerping aan de jurisdictie van de locale bisschop (en het daaraan verbonden officiëel erkend kerkelijk statuut) leverde de communauteiten in de gasthuizen wél bepaalde financiële, sociale en godsdienstige voorrechten op, die enkel aan kerken en reguliere kloosterorden werden toegekend, zoals:
Het Vierde Lateraans Concilie (1215)
|