De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

 

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Het beheer van het gasthuis

de gezagsstructuren van het Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede
de gezagsstructuur van het laatmiddeleeuws Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede

I. gemengd extern beheer

Het middeleeuws Gasthuis Ten Bunderen in Moorslede had een gemengd juridisch statuut. Het moest letterlijk "twee heren dienen", want het stond onder een dubbele externe voogdij: enerzijds de geestelijke macht (de bisschop van Doornik) en anderzijds de wereldlijke overheid (de heer van Moorslede).

  • het gasthuis was vooreerst een religieuze instelling ("locus religiosus", Latijn voor "religieuze plaats"). Als kerkelijke caritatieve instelling viel het onder de jurisdictie (= kerkelijk gezag) van de plaatselijke bisschop. Zoals vastgelegd op de Concilies van Vienne (1311) en van Parijs (1346) was de bisschop kerkjuridische eindverantwoordelijke, die toezicht hield op de financiel-zakelijke aangelegenheden in de gasthuisgemeenschappen en die het laatste woord had inzake spiritualiteit.

  • tegelijk was het gasthuis een publieke instelling ("locus publicus"), want het stond op een leengrond van de heer van Moorslede, de vermoedelijke stichter of minstens de grootste weldoener ervan. Als liefdadigheidsinstelling stond het gasthuis deels onder het toezicht van de heer van Moorslede, die zich bepaalde bevoegdheden toeeigende inzake intern beleid: hij controleerde jaarlijkse de rekeningen en een kandidaat-zusters kon niet worden opgenomen zonder zijn goedkeuring.

A. de kerkelijke bestuursniveau's

  • de paus

    Middeleeuwse paus omringd door enkele kardinalen. (Onbekende Franse meester)
    Middeleeuwse paus omringd door enkele kardinalen. (Onbekende Franse meester)

    De middeleeuwse gasthuizen deden al eens, soms herhaaldelijk in de loop van hun bestaan, een beroep op de paus, het oppergezag in de Kerk, "Gods vertegenwoordiger op aarde". De Vaticaanse kanselarij verstuurde duizenden bullen en brieven (waarvan er vele bewaard zijn gebleven) om geestelijke gunsten en privilegies toe te kennen. De paus in Rome werd vooral aangesproken om:

    • aflaten te verlenen. Dat moedigde de vrijgevigheid aan van weldoeners, van alwie kwam bidden in de kapel, van degenen die hielpen bij de oprichting of uitbreiding van het gasthuis, van schenkers van aalmoezen, enz.
    • zich te laten plaatsen onder zijn hoge bescherming.
    • zich rechtstreeks onder zijn gezag te stellen (= exemptie) en zo te ontsnappen aan de jurisdictie van de plaatselijke bisschop.
    • een stichting kerkelijk te erkennen.
    • te fusioneren met een ander gasthuis of hospitaal.
    • de statuten, voorgelegd aan of zelfs opgelegd door de bisschop, extra goed te keuren.
    • goederen te laten restitueren, die met geweld (door een rijke, heer of edelman) waren ontvreemd.

  • de bisschop

    Middeleeuwse miniatuur met afbeelding van een bisschop.
    Middeleeuwse miniatuur met afbeelding van een bisschop.

    De bisschop was vanaf de eerste eeuwen verantwoordelijk voor de armenzorg in zijn bisdom, en als dusdanig de opperbaas van alle gasthuizen en hospitalen. In theorie berustte de opperste kerkelijke voogdij ("auctoritas ordinaria") over het Gasthuis ten Bunderen in handen van de bisschop van Doornik (vanaf de stichting tot 1559) en later van Ieper (vanaf 1559 tot hun definitieve vlucht in 1578). De zusters waren dus gehoorzaamheid verschuldigd aan de bisschop. Deze laatste oefende theoretisch de hoogste geestelijke macht uit, maar in de praktijk delegeerde hij zijn bevoegdheden, of minstens een deel ervan, aan een of meer tussenpersonen, zoals de aartsdiaken van Gent, de deken van Roeselare, de pastoor van Moorslede of de kapelaan.

    Tot de 13de eeuw benoemde de bisschop soms een rechtstreekse toezichthouder (= administrator), een geestelijke of (gehuwde of ongehuwde) leek, om de overste van een gasthuis bij te staan als een soort van econooom voor het beheer van de zakelijke aangelegenheden en voor de controle van de inkomsten en uitgaven. Er zijn geen schriftelijke bronnen waaruit we kunnen afleiden dat het gasthuis Ten Bunderen ook zo'n boekhouder had. Welke waren nu de de voornaamste bevoegdheden waarover de bisschop beschikte?

    • hij was de spilfiguur bij het opstellen, uitvaardigen en eventueel wijzigen van de statuten, bijv. die van het Gasthuis ten Bunderen (1473).
    • hij bepaalde het maximum-aantal toegelaten zusters.
    • hij bekrachtigde de benoeming van een nieuwverkozen priores en stelde een nieuwe kapelaan (voorgesteld door de zusters) aan.
    • hij zat van rechtswege belangrijke ceremonies voor, zoals de installatie van een nieuwe priores.
    • hijzelf, als beschermer en behoeder van de goederen der armen, bezat de bevoegdheid om een visitatie (= inspectiebezoek) te houden, om de gasthuiseigendommen te controleren, om de interne kloosterdiscipline tegen het licht te houden, om eventueel misstanden na te gaan en vooral om te kijken of de wil van de stichter(s) werdt gerespecteerd. In de praktijk liet de bisschop die visitatie over aan een afgevaardigde. In de kloosterkronieken van Ten Bunderen wordt van bisschoppelijke visitaties geen gewag gemaakt.
    • hijzelf, of meestal zijn vertegenwoordiger (de deken van Roeselare) controleerde elk jaar mee de rekeningen (in - en uitgaven) van het gasthuis.
    • hij hakte de knoop door in geval van (bevoegdheids)conflicten.
    • hij moest de toestemming geven aan een gasthuis voor de bouw van een eigen kapel, voor een klok om de diensten aan te kondigen, voor de aanstelling van een eigen kapelaan, het bezit van een eigen kerkhof.

  • de deken der christenheid

    Kaart van het oude decanaat Roeselare, waarvan de parochie Moorslede deel uitmaakte.
    Het oude decanaat Roeselare, waarvan de parochie Moorslede tot 1559 deel uitmaakte.
    Kaart (detail) van het oude bisdom Doornik, naar een register van 1330.

    Het gasthuis Ten Bunderen lag tot 1559 op het grondgebied van het dekanaat Roeselare (dat op zijn beurt afhing van het aartsdiakonaat van Doornik en vanaf 1272 van het aartsdiaconaat Gent), vanaf 1559 tot de definitieve vlucht in 1587 binnen het dekanaat van Neerwaasten in het nieuwe bisdom Ieper.

    De "deken der christenheid" speelde vanaf de 15de eeuw een belangrijke tussenrol. De hoge geestelijkheid was vanaf de 15de eeuw in hoge mate corrupt en verwereldlijkt. Vele bisschoppen verwaarloosden hun pastorale taken. Ze droegen hun controlebevoegdheid stelselmatig over aan bekwame lokale clerici, bijv. de deken der christenheid. Als geaccrediteerde vervanger van de bisschop moest deze geestelijke het gasthuis visiteren. Jaarlijks controleerde hij de boekhouding van het gasthuis. Als "bedrijfsrevisor" moest hij nagaan of de meesteres geen geld verduisterde, dubieuze inkomsten boekte of de prebenden slecht besteedde. De kloosterkroniek "Jaer-boek" (1773) meldt dat de priores van Ten Bunderen, tussen 1512 en 1526, "haere rekeninghen gedaen" heeft aan de toenmalige deken van Roeselare en aan de heer van Moorslede Josse van der Poorter, in aanwezigheid van de overige religieuzen.

    Een geestelijke (deken?) tijdens de preek. Brussel, Koninklijke Bibliotheek.
    Een geestelijke (deken?) tijdens de preek. Brussel, Koninklijke Bibliotheek.

    Maar de deken had geen sanctionerende bevoegdheid. Het beheer van gasthuisgoederen was immers een profane aangelegenheid en viel dus onder de bevoegdheid van de wereldlijke overheid. Wanneer hij onregelmatigheden vaststelde, moest de deken dat melden aan de Raad van Vlaanderen. Anders lag het, wanneer tijdens een visitatie, bleek dat de discipline in het gasthuis te wensen overliet. Dat was een zuiver religieuze aangelegenheid. Hier mocht hij, na inspectie en verhoor, de zuster(s) op het matje roepen en een gepaste straf opleggen. Maar in hoeverre de deken werkelijk toezicht hield op de kloosterlijke tucht, is bij gebrek aan bronnenmateriaal niet te achterhalen.

    Ook bij de verkiezing van een meesteres speelde de deken een grote rol. Als vertegenwoordiger van de bisschop leidde hij de verkiezing en bekleedde de verkozene met het ambt van priores. En meestal was hij het ook die, namens de bisschop, aanwezig was bij de professie van een nieuwe medezuster.

  • de pastoor

    Parochiepriester op huisbezoek. Pieter Brueghel de Oude. 16de eeuw.
    Parochiepriester op huisbezoek. Pieter Brueghel de Oude. 16de eeuw.

    Het Gasthuis ten Bunderen lag op het grondgebied van de parochie Moorslede. Alléén de plaatselijke pastoor kon de zogeheten parochiale rechten ("jura spiritualia") laten gelden. Alleen hém kwam het recht toe om binnen zijn parochie de sacramenten toe te dienen: een publieke mis opdragen, de communie uitdelen, biecht horen, zwaar zieken berechten en overledenen (inclusief de zusters en bezoekers van het gasthuis) begraven op zijn kerkhof.

    In theorie kon het gasthuis van ten Bunderen dus niet zomaar beschikken over een eigen kapel, met toren en klokje erin, een eigen kapelaan en een eigen begraafplaats. Maar blijkens de kloosterkronieken beschikten de zusters al in 1330 over een eigen kapel en kapelaan, zonder twijfel omdat de hogere kerkelijke overheid voor dit privilege uitdrukkelijk de toestemming had gegeven. Maar er zijn geen aanwijzingen dat de zusters de gasthuiskapel mochten openstellen voor het publiek, een klokje mochten luiden om de omwonenden uit te nodigen voor liturgische diensten of een eigen kerkhof mochten hebben.

    Misviering. Miniatuur, Très Belles Heures de Notre-Dame, 1404. Parijs, BNF
    Misviering. Miniatuur, Très Belles Heures de Notre-Dame, 1404. Parijs, BNF.

    Kerkelijke voorrechten, zoals een eigen kapel, veroorzaakten op sommige plaatsen spanningen en zelfs een open conflict tussen het gasthuis en de plaatselijke pastoor. Deze laatste had, door de oprichting van een "concurerende" kloosterkapel, immers automatisch minder kerkgangers en... minder inkomsten. Vanaf de 14de eeuw werd kreeg de gedupeerde pastoor elk jaar een schadeloosstelling in geld of natura. Ofwel werd overeengekomen dat de mis in de kloosterkapel plaats had na die van de parochiekerk.

    Hoewel de pastoor geen directe jurisdictie had over de kloostergemeenschap van ten Bunderen had hij toch een soort van inkijkrecht inzake het intern beleid van het Gasthuis. Volgens de kloosterkroniek "Jaer-boek" (1773) legden de zusters vanaf 1526 tot 1556 hun jaarrekeningen niet enkel voor aan de heer van Moorslede en aan de afgevaardigde van de bisschop, i.c. de deken van Roeselare, maar ook aan... de "prochie-pape" (= pastoor) van Moorslede.

B. de wereldlijke overheid

  • de heer van Moorslede

    Het kasteel van de heer van Moorslede. J. Blaeu. Kaart, Kasselrij Ieper (detail), 1641.
    Het kasteel van de heer van Moorslede. J. Blaeu. Kaart, Kasselrij Ieper (detail), 1641.

    Vanaf de 14de eeuw werd de controle van de kerkelijke overheid geleidelijk uitgehold. De religieuze aangelegenheden bleven wel onder het gezag van de bisschop, maar de administratie, de financiën (uitgaven en inkomsten) en het beheer van tijdelijke zaken (verkoopsakten, erfenissen, aankopen van eigendommen, e.d.) werden onderworpen aan het toezicht van de wereldlijke overheid. Voor het Gasthuis ten Bunderen was dat dus de Heer van Moorslede. Hij had het recht om jaarlijks de rekeningen na te kijken, om erop toe te zien dat het maximum aantal zusters (nochtans een zuiver binnenkerkelijke aangelegenheid!) niet werd overschreden, om een voogd aan te stellen. De Kerk aanvaardde deze controle van de overheid over het materiële beheer en geldzaken van het gasthuis.

  • voogd(en)

    Rekening van een voogd uit Dijon (1476)
    Rekening van een voogd ("receveur") uit Dijon, daterend van 1476

    Op veel plaatsen was er vanaf de 14de eeuw tussen de wereldlijke overheid en (de meesteres van) het plaatselijk gasthuis of hospitaal een soort van tussenschakel. Het ging om een of meer leken aan wie, zonder raadpleging van de bisschop, het beheer van het tijdelijke van een gasthuis of stadshospitaa werd toevertrouwd door de burgerlijke overheid (de heer, schepenbank, stedelijke magistraat). Deze voogden, officieel "procurators genoemd, in Vlaanderen "momboren", in het Frans "receveurs", werden in de regel aangesteld voor een hernieuwbare periode van 3 jaar. Bij de kleine gasthuizen ontbrak die tussenschakel soms. Was er ook een externe burgerlijke voogd verbonden aan het Gasthuis van Moorslede? Uitsluitsel hierover hebben we helaas niet. Wat hield de functie van voogden in?

    • de meesteres bijstaan in het beheer van het tijdelijke. Ze waren eigenlijk wat men nu noemt economen, boekhouders of bedrijfsrevisoren.
    • toezicht uitoefenen op het dagelijks beheer van de gasthuisgoederen, het financieel beleid controleren, de rekeningen (inkomsten en uitgaven) nakijken.
    • toezicht houden over het personeel (o.m. het respecteren van het maximum aantal zusters)
    • er zorg voor dragen dat het gasthuis vooral ten dienste stond van de eigenlijke doelgroep, de armen, pelgrims en hulpbehoevenden.
    • in juridische kwesties de belangen verdedigen van het gasthuis tegenover derden.

II. interne leiding van het gasthuis

  • de priores

    Aan het hoofd van middeleeuwse gasthuizen met kloosterzusters stond een directe beleidsverantwoordelijke, waarvan de naam nogal varieerde: "meestresse", "maistresse", meesteres, (afgeleid van het Latijnse "magistra"), vaak ook "prieure" (= priores) genoemd. Ook in het gasthuis van Ten Bunderen, dat in de 13de eeuw van start ging met een kleine groep van 3 godvruchtige juffrouwen, moest één van hen de overste zijn, die controle uitvoerde over de goede gang van zaken binnenshuis én die de belangen van de gemeenschap behartigde tegenover de kerkelijke en wereldlijke overheid.

    Voor het eerst werd melding gemaakt van een "meesteresse" in een document over een open conflict, in 1299, tussen het gasthuis Ten Bunderen en Hendrik IV, de heer van Moorslede, over de aanvaarding van een nieuw lid. Al vanaf de onstaansperiode was die meesteresse onderworpen aan een aantal kerkelijk voorgeschreven rechten en plichten.

    • verkiezing en benoeming

      Priores met haar medezusters. Miniatuur van 1160
      Priores met haar medezusters. Miniatuur van 1160.

      Een nieuwe priores moest verkozen zijn binnen het bestek van één maand na het overlijden of vertrek van haar voorgangster. Kennelijk werden er geen voorwaarden gesteld inzake een minimum- of maximumleeftijd. Enkel de geprofeste zusters namen deel aan de verkiezing, onder supervisie van de deken van Roeselare (de gedelegeerde van de bisschop van Doornik) en de kapelaan. Een meerderheid van stemmen was vereist. De deken aanvaardde het eindresultaat en overhandigde vervolgens de sleutels van het huis aan de nieuwe priores. Daarna werd de pasverkozen priores geïnstalleerd in de kapittelkamer en kwamen de zusters haar één voor één hun gehoorzaamheid betuigen.

      De gasthuiszusters mochten weliswaar zélf een nieuwe meesteres kiezen, maar het kwam de bisschop toe om de verkiezing te bekrachtigen, haar officieel te benoemen en te installeren in haar ambt. Zoals gebruikelijk in de Middeleeuwen werd een priores benoemd voor het leven, en niet voor een bepaalde ambtstermijn. Enkel in geval van een zeer zware fout of van manifeste onbekwaamheid kon de priores door de kerkelijke overheid worden afgezet.

    • bestuurlijk-administratieve taken

      De nieuwe priores zwoer bij God, tijdens een eedaflegging, dat ze de brede waaier van haar beheerstaken en verantwoordelijkheden, zowel intern als extern, naar best vermogen zou naleven. Haar eerste werk na de inzwering, normaal binnen de maand, was het maken van een inventaris van alle (roerende en onroerende) goederen.

      De meesteres moest gewetensvol de goederen van het gasthuis beheren, die exclusief waren bestemd voor de opvang van de pelgrims en armen, en niet voor zichzelf (behalve dat wat nodig was voor eten en kledij van de bewoonsters en voor het onderhoud van de gebouwen). Zij had de opdracht om het belang van het gasthuis te stellen boven haar persoonlijk belang. Voor het dagelijks beheer van de tijdelijke zaken werd de priores van Ten Bunderen mogelijk bijgestaan door een externe voogd (= momboor).

      Eenmaal per jaar moest de priores de rekeningen (inkomsten en uitgaven) voorleggen aan de kerkelijke (de deken van Roeselare, als vertegenwoordiger van de bisschop) en wereldijke overheid (de heer van Moorslede). Voor de periode 1512-1556 werd daarvan melding gemaakt in de kloosterkroniek "Jaer-boek". Bovendien moest ze in het wekelijks zakenkapittel alle belangrijke beleidszaken (zoals verkoop of aankoop van eigendommen) ter advies en/of goedkeuring voorleggen aan de medezusters.

      De meesteres moest waken over de gastvrije opvang en verzorging van armen en pelgrims, die werden verwelkomd als "de ware heren van het gasthuis". Zij alleen mocht de gasten ontvangen, beslissen over hun verblijf en samen met hen eten en/of drinken.

    • religieuze leiding

      • De meesteres woog de kandidatuur van een nieuwe medezuster in de communauteit. Bij de intrede, bij het begin van het noviciaat (de kleding) en bij de professie oordeelde ze, samen met de medezusters, of de nieuwkomer geschikt was voor het religieuze leven en kon doorgaan naar een volgende fase. De priores ontving in haar handen de eeuwige geloften van de geprofeste.
      • Allicht al in de beginperiode (halfweg de 13de eeuw) stelde de overste van het gasthuis een soort van intern reglement samen, dat ze ter goedkeuring voorlegde aan de kerkelijke en wereldlijke overheid. Later stond de priores in voor de aanpassing aan de omstandigheden van tijd en plaats van de statuten, die de Doornikse bisschop in 1473 had opgelegd.

    • disciplinaire taken

      Detail van een schilderij (1578) in het Stedelijk Museum Hof van Busleyde in Mechelen.
      Detail van een schilderij (1578) in het Stedelijk Museum Hof van Busleyde in Mechelen.

      • Eenmaal benoemd waren alle zusters, plus het dienstpersoneel én allen die een tijdelijk onderkomen vonden in het gasthuis (gasten, zieken, proveniers) gehoorzaamheid verschuldigd aan de meesteres. Deze laatste, die beschikte over de sleutels van het huis, zorgde ervoor dat 's avonds de toegangen en alle deuren (o.m. die van de slaapplaats) op slot waren.
      • De priores leidde het wekelijks schuldkapittel en legde een penitentie op voor de misstappen die de zusters publiekelijk hadden opgebiecht.
      • De zusters moesten van de meesteres de toestemming krijgen om buitenshuis te gaan.
      • Elke ochtend organiseerde priores de werkverdeling binnenhuis.

  • de kapelaan

    Een priester hoort de biecht van een zuster. 14de eeuws wandtapijt (detail)
    Een priester hoort de biecht van een zuster. 14de eeuws wandtapijt (detail)

    Zeker al in 1330 was er aan het gasthuis ten Bunderen een kapelaan annex kapelanie (= woning van de kapelaan) verbonden. Volgens de toestand van de Moorsleedse armendis (de "tafele vanden aermen") in 1455 was de toenmalige kapelaan, meester Johannes Dochoys, ontlast van residentie door de deken en het kapittel van Terwaan. Hij verbleef hier dus niet permanent en kan worden beschouw als een soort van rondtrekkende kapelaan. In hedendaagse termen uitgedrukt was hij de geestelijke directeur of aalmoezenier van het gasthuis. De kapelaan was een soort van verbindingsman tussen het gasthuis enerzijds en de parochiepriester, de deken en de bisschop anderzijds. Hij assisteerde bij de keuze van nieuwe priores, bij de aanvaarding en de professie van een nieuwe zuster. Zijn pastorale taak beperkte zich dus tot het verlenen van geestelijke bijstand aan de bewoonsters en de gasten.

    • het dagelijks celebreren van de mis in de kapel, bijgewoond door de zusters en eventueel de bedevaarders in het gastenkwartier. Op zon- en feestdagen gingen de zusters naar Moorslede voor de hoogmis in de parochiekerk St.-Martinus.

    • het toedienen van de andere 6 sacramenten aan de bewoners en de gasten. De kapelaan was niet enkel de voorganger in de eucharistie (inclusief de heilige communie uitreiken), hij fungeerde tevens als biechtvader van de religieuzen en de gasten. Vanaf 1473 mochten de zusters een beroep doen op een buitengewone biechtvader wanneer de kapelaan afwezig was. De kapelaan diende ook het sacrament van het H. Oliesel toe aan een zuster of gast, die ernstig ziek was of in stervensgevaar verkeerde. Uitvaartdiensten en begrafenissen van Ten Bunderen werden hoogst waarschijnlijk overgelaten aan de pastoor en de parochiekerk van Moorslede.

  • het wekelijks zakenkapittel

    Kapittelzaal van een romaans Frans klooster. New York, The Cloisters.
    Kapittelzaal van een romaans Frans klooster. New York, The Cloisters.

    De meesteres (priores) was niet enkel ondergeschikt aan de bisschop van Doornik en aan diens afgevaardigde, de deken van Roeselare. Ook intern was haar macht niet onbeperkt. Courante beslissingen kon de priores autonoom nemen, maar alle gewichtige beleidsdaden moest ze voor advies vooraf voorleggen tijdens het wekelijks kapittel aan de medezusters. Het akkoord van de meerderheid was vereist. De medezusters namen dus daadwerkelijk deel aan het beleid en het zakelijk-financieel beheer van het gasthuis. Ook was het de communauteit die, na het overlijden van de priores, bij meerderheid een opvolgster verkoos, in aanwezigheid van (een gedelegeerde van) de bisschop.

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail