|
|
De getijden van Maria's Tenhemelopneming |
Vooravondgebed | Lezingendienst | Morgengebed | Voormiddag | Middag | Namiddag | Avondgebed | Dagsluiting
De herdenking van het ontslapen of de dood van Maria is tevens de viering van haar verheerlijking: van de opneming van haar persoon in de heerlijkheid bij Christus de Heer. Op deze dag overwegen wij hoe de moeder van de Heer haar Zoon in zijn paasmysterie is gevolgd. Haar is reeds het volmaakte geluk ten deel gevallen dat ons allen wacht als volgelingen van Christus, die door Maria mens is geworden.
|
lezingendienst
Kroning van de H. Maagd. Fra Angelico. Fresco, 1440. (Venetië, Convento di San Marco)
I. Uitnodiging
Heer, open mijn lippen.
En mijn mond zal uw lof verkondigen.
Antifoon. Komt, laat ons de Koning der koningen aanbidden; * heden is zijn moeder, de maagd Maria, ten hemel opgenomen.
Psalm 95.
Komt, laat ons de Heer met gejubel begroeten,
juichen wij toe de Rots van ons heil.
Laat ons verschijnen voor Hem met een lofzang,
Hem met liederen eren. (antifoon)
Een machtige God immers is de Heer,
koning is Hij over alle goden.
De aarde ligt uitgespreid in zijn hand,
aan Hem behoren de toppen der bergen.
De zee is van Hem, Hij heeft haar gemaakt,
zo goed als het land, door zijn handen gevormd. (antifoon)
Komt, werpen wij ons aanbiddend ter aarde,
knielen wij neer voor Hem die ons schiep.
Hij is onze God en wij zijn volk,
Hij is de herder en wij zijn kudde. (antifoon)
Luistert heden dan naar zijn stem:
"Weest niet halsstarrig als eens in Meriba,
zoals in Massa in de woestijn;
Waar uw vaderen Mij wilden tarten
ofschoon zij mijn daden hadden gezien. (antifoon)
Veertig jaar stond dit volk mij tegen;
Ik sprak: zij zijn toch een dolend volk,
zij kennen mijn wegen niet.
Daarom heb ik in gramschap gezworen:
nimmer vinden zij rust bij Mij". (antifoon)
Eer aan de Vader en de Zoon
en de heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. (antifoon)
lezingendienst
Het inslapen van O.-L.-Vrouw. 14de eeuw. Gniezno, Museum van het aartsbisdom.
I. Openingsvers
God, kom mij te hulp.
Heer, haast U mij te helpen.
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Zoals het was in het begin en nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluia.
II. Hymne
Hoog boven alles blikt gij uit,
o Maagd, o koningin, o bruid,
en alle schoonheid vloeit ineen
en alle glans in u alleen.
U schiep als schoonste eens het Woord,
aan wie gij eeuwig toebehoort,
de Zoon die gij het leven geeft,
de God die u geschapen heeft.
Als Christus die aan 't kruishout leed,
die koning was in purperen kleed,
zo gij die met Hem medelijdt
en moeder van het leven zijt.
Gekroond met zoveel glans en eer,
o, zie op ons die bidden neer,
en neem met vreugde het loflied aan
wanneer wij zingend tot u gaan.
U, Jezus, zij de heerlijkheid
die uit de Maagd geboren zijt,
met Vader en met Geest tezaam
zij eeuwig lof uw grote Naam.
III. Psalmodie
het inslapen van Maria. Glasraam, 12de eeuw. Saint-Denis, basiliek.
Antifoon 1. Rijs op, koninklijke maagd, hemelse luister komt u toe; treed binnen in het paleis van de koning der glorie.
Psalm 24
Aan God hoort de aarde en al wat erop is,
de aardschijf en al wat daar woont;
Want Hij heeft haar op het water gegrondvest,
haar vastgelegd op de zee.
Wie zal beklimmen de berg van de Heer,
wie in zijn heiligdom staan?
Die rein is van handen en zuiver van hart,
zijn zinnen niet zet op wat kwaad is,
zijn evenmens niet bedriegt.
Hij zal gezegend zijn door de Heer,
door God, zijn heil, gerechtvaardigd.
Zo doet het geslacht dat zich richt tot Hem,
dat staat voor het aanschijn van Jakobs God.
Poorten, heft uw kroonlijsten op,
gaat open, aloude deuren:
de Koning der glorie moet binnengaan.
Wie is deze Koning der glorie?
De Heer, de sterke, de machtige,
de Heer, de held in de strijd.
Poorten, heft uw kroonlijsten op,
gaat open, aloude deuren:
de Koning der glorie moet binnengaan.
Wie is deze Koning der glorie?
De Heer van de hemelse machten,
Hij is de Koning der glorie.
Antifoon 2. God heeft haar gekozen en boven allen uitverkoren; in zijn tent laat Hij haar wonen.
Psalm 46
De Heer is voor ons een vesting en toevlucht,
een machtige hulp in de nood.
Zo zijn wij niet bang, al kantelt de aarde,
al vallende bergen in zee;
Al raast en kookt ook de branding,
en beukt zij de rotsige kust:
Een stroom van water verkwikt Gods stad,
het heilig verblijf van de Allerhoogste.
Die stad staat onwrikbaar, want God is daarbinnen,
God staat haar terzij als de dag begint.
Al schreeuwen de volken en woelen de landen,
al ratelt de donder en siddert de grond:
De Heer van de hemelse legers is met ons,
een veilige burcht is ons Jakobs God.
Komt nader en ziet wat de Heer heeft gedaan,
zijn wondere werken op aarde.
Hij slaat elke oorlog op aarde neer,
Hij breekt de bogen, versplintert de speren,
de strijdwagens steekt Hij in brand.
"Weest niet halsstarrig, erkent Mij als God,
als vorst van de volken en heerser der aarde."
De Heer van de hemelse legers is met ons,
een veilige burcht is ons Jakobs God.
Antifoon 3. Zo hoog heeft de Heer uw naam verheven dat uw lof nooit zal wijken uit de mond der mensen.
Psalm 87
Zijn stad op de heilige bergen:
de Heer heeft haar lief;
De poorten van Sion veel meer
dan alle tenten van Jakob.
Hoe groots is het wat er van u wordt voorzegd,
Jeruzalem, stad van God!
Eens worden Egypte en Babel geteld
tot hen die de Heer vereren.
Ja, Filistijnen en Tyrus en Koes,
ook zij worden burgers van Sion.
Zij zullen dan zeggen: "Mijn moeder is zij,
uit haar zijn wij allen geboren."
En Hij zal het zelf verklaren,
de Allerhoogste, de Heer;
Hij zal in het boek der volkeren schrijven:
"Ook dezen horen daar thuis."
Dan zullen zij dansen en zingen:
"De bron van ons leven zijt Gij!"
IV. Vers
Maria's Tenhemelopneming. A. Sallaert, 1620. (privé-collectie)
Zalig zijt gij, maagd Maria, omdat gij de Heer geloofd hebt.
In U is tot vervulling gekomen wat u gezegd is.
V. Twee (schrift)lezingen
VI. Lofzang (Te Deum)
Beluister hier, voorafgegaan door feestelijk klokkengelui, de hymne "Te Deum" (de monniken van de abdij van Solemses)
U, God, loven wij.
U, Heer, prijzen wij.
U, eeuwige Vader,
eert heel de aarde.
Tot U roepen alle engelen,
tot U de hemelen en alle machten.
Tot U roepen Cherubijnen en Serafijnen,
die zonder ophouden zingen:
Heilig, heilig, heilig de Heer,
de God der hemelse machten.
Vol zijn hemel en aarde
van uw grote heerlijkheid.
U looft het roemvol koor der apostelen,
U het lofwaardig getal der profeten.
U looft de blanke stoet der martelaren,
U prijst de heilige kerk over heel de aarde:
U, Vader, onmetelijk in majesteit,
U, eniggeboren Zoon, waarachtig en hoog verheven,
U heilige Geest, de Vertrooster.
Gij, Christus, Koning der glorie,
Gij zijt de eeuwige Zoon van de Vader.
Gij die, om de mens verlossing te brengen,
geen vrees hebt gehad voor de schoot van de Maagd.
Gij die de prikkel van de dood hebt overwonnen
en voor de gelovigen het hemels Rijk hebt geopend.
Gij zit aan Gods rechterhand in de glorie van de Vader,
Gij zult als rechter komen, zoals wij geloven.
U dan smeken wij: kom uw dienaars te hulp,
die Gij door uw kostbaar bloed hebt gered.
Laat ons geteld worden onder uw heiligen
in de eeuwige heerlijkheid.
Red, Heer, uw volk en zegen uw erfdeel,
hoed hen en draag hen voor immer.
U willen wij prijzen, iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
Wees genadig, Heer,
spaar ons deze dag voor de zonde.
Ontferm U over ons, Heer,
ontferm u over ons.
Laat uw barmhartigheid neerdalen over ons,
zoals ons vetrouwen uitgaat naar U.
Op U, Heer, is onze hoop gevestigd,
beschaam ons niet in eeuwigheid.
|
Te Deum laudamus; te Dominum confitemur.
Te æternum Patrem omnis terra veneratur.
Tibi omnes angeli, tibi cæli: et universæ Potestates,
Tibi Cherubim et Seraphim incessabili voce proclamant:
Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth.
Pleni sunt cæli et terra majestatis gloriæ tuæ.
Te gloriosus Apostolorum chorus,
Te Prophetarum laudabilis numerus,
Te Martyrum candidatus laudat exercitus.
Te per orbem terrarum sancta confitetur Ecclesia:
Patrem immensæ majestatis;
Venerandum tuum, verum, et unicum Filium;
Sanctum quoque Paraclitum Spiritum.
Tu Rex gloriæ, Christe,
Tu Patris sempiternus es Filius.
Tu ad liberandum suscepturus hominem,
non horruisti Virginis uterum.
Tu devicto mortis aculeo,
aperuisti credentibus regna cælorum.
Tu ad dexteram Dei sedes, in gloria Patris.
Judex crederis, esse venturus.
Te ergo quæsumus, tuis famulis subveni,
quos pretioso sanguine redemisti;
Aeterna fac cum Sanctis tuis in gloria numerari.
Salvum fac populum tuum Domine, et benedic hereditati tuæ.
Et rege eos, et extolle illos, usque in æternum.
Per singulos dies, benedicimus te,
et laudamus nomen tuum in sæculum et in sæculum sæculi.
Dignare Domine die isto sine peccato nos custodire.
Miserere nostri Domine, miserere nostri.
Fiat misericordia tua Domine super nos,
quem admodum speravimus in te.
In te Domine speravi;
non confundar in æternum.
|
VII. Afsluitend gebed
Laat ons bidden. God, voor de eenvoud van de heilige Maagd Maria hebt Gij oog gehad en haar zo begenadigd dat uw eniggeboren Zoon als mens haar kind kon worden. Daarom hebt Gij haar gekroond met de hoogste heerlijkheid. Verleen ons, dat ook wij door het wonder van de verlossing gered worden en op haar bede verheven worden tot U. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. AMEN.
Dood en Hemelvaart van Maria. Ghirlandaio D., fresco, 1486. (Firenze, Santa Maria Novella)
|