|
Tenhemelopneming van Maria. Titiaan, 1516. Venetië, Basilica di Santa Maria Gloriosa dei Frari Tot halfweg de 5de eeuw zijn ons vrijwel geen schriftelijke vermeldingen of (leerstellige) beschouwingen overgeleverd in verband met Maria's laatste levensdagen. Origenes (185-253), een van de belangrijkste verdedigers van het christendom in de 3de eeuw, had het over Maria die "maagd bleef tot haar dood". Dat lijkt erop te wijzen dat men in de 3de eeuw ervan uitging dat de H. Maagd een natuurlijke dood stierf. St. Epiphanius van Salamis. Fresco. Kosovo, Gracanica klooster In 377 schreef de H. Epiphanius, kerkvader en bisschop van Salamis (Cyprus), dat niemand iets weet over het levenseinde van Maria. "Stierf ze? En zo ja, stierf ze een natuurlijke dood? Of de marteldood? Werd ze begraven? We weten het niet. Daarover staat niets in de H. Schrift". St. Ambrosius. Oudste voorstelling. Mozaïek, ca. 470. Milaan, S. Ambrogiokerk Ook de andere Westerse Kerkvaders maakten helemaal géén, of slechts terloops, allusies op Maria's heengaan. Zelfs St. Hieronymus (347 - Jeruzalem, 420), die nochtans de plaatselijke tradities in het H. land goed kende, repte er met geen woord over. De H. Ambrosius (339 - Milaan, 397) en de H. Paulinus (354 - Nola, 431) al al evenmin. St. Augustinus (354 - Hippo, 430) verkondigde dat Maria stierf als maagd, zoals Adam, als gevolg van de (erf)zonde. De Oosterse kerkleraar Efrem de Syriër (306 - 373) geloofde dat Maria stierf en nu leeft in glorie, maar had het slechts in vage termen over een mogelijke opneming ten hemel. de apocriefe geschriften6de-eeuwse Syrische versie van de "Transitus Mariae", overschreven door een 9de-eeuwse Arabische vertaling. Sinaï, St. Catharinaklooster In 431 kreeg Maria op het Concilie van Efeze de eretitel toegekend van "Theotokos", Moeder van de God-Mens Jezus. Dit leidde tot een felle opflakkering van de Maria-devotie. Met name in het Oosten waren er allerlei vrome verhalen in omloop, in verscheidene versies en talen, met Maria's overlijden en tenhemelopneming als centrale thema. Het betreft o.m. het "Liber Requiei Mariae" (allicht uit de 4de eeuw), "de Obitu S. Dominae" van (Pseudo-)Johannes de Theoloog en "Transitus beatae Mariae Virginis" van (Pseudo-)Melito van Sardes. Maria op haar sterfbed, omring door de apostelen. Hans Thoman, 1520. Berlijn, Bode-Museum Deze zogeheten apocriefe geschriften werden doorgegeven via mondelinge overlevering en aangedikt met allerlei legendarische details en wonderbare gebeurtenissen. Ze waren echter niet of nauwelijks historisch onderbouwd, liepen parallel met de Bijbel en waren niet officiëel erkend door de Kerk. Wél vormden ze een weerspiegeling van wat leefde onder de gelovigen van die tijd omtrent Maria's dood (= Dormitio) en Tenhemelopneming (= Assumptio). Ondanks de vele varianten loopt er een rode draad door deze apocriefe "Transitus Mariae"-literatuur:
de apostelen rond het sterfbed van Maria. Hugo van der Goes, 1480. (Brugge, Groeninghe Museum)
verdere ontwikkeling van de leerSt. Gregorius. Manuscript, rond 850. Tours, Collégiale St. Martin. De H. Gregorius van Tours, bisschop van het Franse Tours in de 6de eeuw, was de eerste in het Westen die een theologische formulering bood van het geloof in de Tenhemelopneming. Hij bevestigt nadrukkelijk de dood, de begrafenis en de opneming ten hemel (= Assumptio) van haar lichaam, en liet zich inspireren door het apocriefe verhaal van de "Transitus beatae Mariae Virginis". Maar tijdens de 7de en 8ste eeuw was het in het Westen héél stil rond de eindfase in het leven van Maria. Zo bekenden de H. Isidorus van Sevilla (560 - 636) en de Engelse kerkleraar Beda Venerabilis (672 - 735) dat ze in de totale onwetendheid verkeerden daarover. metropoliet Andreas van Kreta (links) op een middeleeuwse icoon In het Oosten daarentegen zijn enkele preken bewaard gebleven uit de 7de en 8ste eeuw, die op het feest van Maria's inslapen (= Dormitio) werden gehouden, waarin wordt bezongen hoe de Moeder Gods, na haar dood, met ziel én lichaam, door haar Zoon Christus glorierijk ten hemel werd opgenomen. We vermelden hier het "Loflied op Maria" van patriarch Modestus van Jeruzalem (+ 634), een homilie van de theoloog en metropoliet Andreas van Kreta (+ 740) en een preek van de H. Germanus (+ 733), patriarch van Constatinopel. De laatste kerkvader St. Johannes Damascenus schreef in 740 voor het Dormitio-feest zelfs een sermoen-trilogie waarin hij Maria's tenhemelopneming met ziel en lichaam verkondigde. Deze getuigenis had een zodanige invloed dat, vanaf het einde van de 8ste eeuw, de tenhemelopneming (= Assumptio) een verworvenheid werd in de theologie en liturgie van de hele christenheid, zowel in het oosten als het Westen. de grote Middeleeuwse theoloog St. Thomas van Aquino, fervent verdediger van de Assumptio-leer Gedurende de Middeleeuwen werd de leer over de Assumptie van Maria sterk verdedigd door grote Westerse theologen, zoals H. Albertus de Grote (1206-1280), St. Thomas van Aquino (1225-1274), St. Bonaventua (1221-1274) en John Duns Scotus (1266-1308), die - in tegenstelling tot hun Oosterse collega's - echter niet geloofden dat de H. Maagd was gestorven. de Onbevlekte Ontvangenis. Bartolomé Murillo, 1678. Madrid, Prado In 1854 proclameerde paus Pius IX (die regeerde van 1846 tot 1878) het dogma van de Maria's Onbevlekte Ontvangenis, waarin werd gesteld dat de Moeder Gods verwekt werd en ter wereld kwam zonder dat haar ziel met de erfzonde was bevlekt. Die leerstelling - niet expliciet vermeld in de bijbel - werd door heel wat katholieke bisschoppen en theologen met gemende gevoelens onthaald en door de protestantse kerken en de oosters-orthodoxen afgewezen. Niettemin bracht de afkondiging van het dogma in de 19de eeuw een golf van Mariaverering op gang in de katholieke Kerk. paus Pius IX, die de weg effende naar het dogma van Maria's Tenhemelopneming Tijdens het eerste Vaticaans Concilie (1869-70) vroegen 200 bisschoppen in een petitie om een dogmatische definitie van de lichamelijke tenhemelopneming van Maria. Maar Pius IX achtte de tijd hiervoor nog niet rijp, hoewel hij het persoonlijk zonneklaar vond dat de Assumptie voortvloeit uit de Onbevlekte Ontvangenis. Sindsdien kwam er in Rome een stroom van petities binnen ten gunste van een dogma van zowat 8 miljoen gelovigen, 83.000 priesters en religieuzen en 1332 bisschoppen. het dogma van 1950paus Pius XII, die in 1950 het dogma van Maria's Tenhemelopmening afkondigde In 1946 stuurde paus Pius XII een brief naar de bisschoppen van de hele wereld met de vraag of het wenselijk was om een dogma af te kondigen. 90% was pro, 10% vroeg zich af of zo'n verklaring "ex cathedra" wel opportuun was. Op 1 november 1950 formuleerde de paus als officiële kerkelijke geloofswaarheid "dat de Onbevlekte Moeder Gods altijd Maagd Maria, na het voltooien van haar aardse levensbaan, met lichaam en ziel tot de hemelglorie is opgenomen". Pius XII liet bewust in het midden of Maria op het moment van opneming in de hemel, nog in leven was of reeds overleden. Persoonlijk leunde hij aan bij de strekking dat Maria stierf: hoe zou Zij gespaard zijn gebleven van datgene waaraan haar zoon Jezus zich zelf had onderworpen? In zijn apostolische constitutie "Munificentissimus Deus" somde hij de argumenten op ter ondersteuning van het nieuwe dogma.
plenaire zitting tijdens Vaticanum II (1962-65) De belangrijke Dogmatische Constitutie over de Kerk "Lumen Gentium" (21 november 1964) van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) verwoordde het dogma aldus: "Tenslotte is de onbevlekte Maagd, gevrijwaard van ieder smet van de Erfzonde, in het voltooien van haar aardse levensloop, met lichaam en ziel in de hemelse heerlijkheid opgenomen en door de Heer verheven tot koningin van het heelal om zo gelijkvormiger te worden aan haar Zoon, de Heer der heren en de overwinnaar van zonde en dood" (hoofdstuk VIII, 59). de verheerlijkte Moeder Gods Maria. Romaans kapiteel, 12de eeuw. Rieux-Minervois (Frankrijk, Aude), Eglise de l'Assomption De formulering is inhoudelijk aanvaardbaar voor de oosterse katholieken en oosterse ortodoxen, maar niet als een verplicht geloofspunt (dogma). De protestantse kerken daarentegen staat afwijzend en beschouwen de leerstelling als een serieuze hinderpaal voor de oecumenische dialoog. Een leerstelling mag volgens hen enkel steunen op de H. Schrift ("sola scriptura") en zeker niet op bepaalde apocriefe geschriften, zoals bijv. de H. Gregorius van Tours deed in de 6de eeuw. Sommige deelkerken van de Reformatie beschouwen het hoogfeest van 15 augustus als een herdenkingsdag van de H. Maagd, maar zonder enige verwijzing naar het woord Assumptie (= Tenhemelopneming). In hun gesprekken met Rome aanvaarden de Anglikanen zowel de begrippen Dormitio (ontslapen) als Assumptio (= opgenomen worden in de hemel).
|