|
|
De getijden van Maria's Tenhemelopneming |
Vooravondgebed | Lezingendienst | Morgengebed | Voormiddag | Middag | Namiddag | Avondgebed | Dagsluiting
De herdenking van het ontslapen of de dood van Maria is tevens de viering van haar verheerlijking: van de opneming van haar persoon in de heerlijkheid bij Christus de Heer. Op deze dag overwegen wij hoe de moeder van de Heer haar Zoon in zijn paasmysterie is gevolgd. Haar is reeds het volmaakte geluk ten deel gevallen dat ons allen wacht als volgelingen van Christus, die door Maria mens is geworden.
|
gebed vóór de middag
De Maagd Maria ten hemel opgenomen. P. P. Rubens, 1637. (Liechtenstein, Prinselijk Paleis)
I. Openingsvers
God, kom mij te hulp.
Heer, haast U mij te helpen.
Eer aan de Vader en de Zoon en de heilige Geest.
Zoals het was in het beginen nu en altijd
en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Alleluia.
II. Psalmodie
Antifoon. Als een ceder van de Libanon zijt gij opgerezen, als een cipres op de berg Sion, heilige Moeder van God.
Psalm 120
Ik roep tot de Heer in mijn nood,
Hij zal mijn bede verhoren.
Verlos mij van liegende lippen,
van een arglistige tong.
Wat moet men u doen, wat verdient ge,
venijnig geslepen tong?
Zo scherp als de pijl van een krijger,
zo brandend als gloeiende kool.
Wee mij, dat ik gast ben in Mesek,
in Kedars tenten verblijf;
Reeds veel te lang moet ik leven
onder een twistziek volk.
Hoezeer ik ook uit ben op vrede,
zij willen niets anders dan strijd!
Psalm 121
Omhoog naar de bergen richt ik mijn ogen:
vanwaar kan ik hulp verwachten?
Mijn hulp zal komen van God de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij zorgt dat uw voet niet struikelt,
Hij slaapt niet, die waakt over u.
Hij sluimert niet en Hij slaapt niet,
die over Israël waakt.
De Heer is het die u behoedt,
Hij staat als een wacht aan uw zijde.
Bij dag zal de zon u niet deren,
bij nacht doet de maan u geen kwaad;
De Heer bewaart u voor onheil,
uw leven houdt Hij in stand.
De Heer is bezorgd voor uw komen en gaan
op deze dag en altijd.
Antifoon. Als een ceder van de Libanon zijt gij opgerezen, als een cipres op de berg Sion, heilige Moeder van God.
Psalm 122
Hoe blij was ik toen men mij riep:
"Wij trekken naar Gods huis!"
Nu mag mijn voet, Jeruzalem,
uw poorten binnentreden.
Jeruzalem, ommuurde stad,
zo dicht opeengebouwd:
Naar u trekkende de stammen op,
de stammen van Gods volk;
Zij gaan naar Israëls gebruik
de naam van God vereren.
Daar staande zetels van het recht,
de troon van Davids huis.
Bidt dan om vrede voor Jeruzalem:
dat ieder die u liefheeft veilig zij;
Dat eendracht heerse binnen uw omwalling,
in al uw huizen rust.
Ter wille van mijn broeders en mijn makkers
wens ik u vrede toe;
Ter wille van het huis van onze God
bid ik voor u om zegen.
III. Korte schriftlezing (Judit 13, 17-18) en vers
Hemelvaart van de Maagd Maria. Guillaume Chasteau, ets, 17de eeuw. Cambridge (VS), Harvard Art Museum.
Heel het volk ontstak in geestdrift. Het boog zich neer om God te aanbidden en in koor riep het uit: geprezen zijt Gij, onze God, die heden de vijanden van uw volk vernietigd hebt. En Uzzia sprak: gezegend zijt gij, dochter, door de allerhoogste God, meer dan alle vrouwen ter aarde.
Maria is ten hemel opgenomen, de engelen verheugen zich.
Zij loven en prijzen de Heer.
IV. Afsluitend gebed
Laat ons bidden. Almachtige eeuwige God, Gij hebt de onbevlekte Maagd, de moeder van de Heer, met ziel en lichaam ten hemel opgenomen. Wij vragen U: open onze ogen voor het geluk dat ons wacht en laat ons met Maria delen in uw heerlijkheid. Door Christus onze Heer. AMEN.
Loven wij de Heer.
Wij danken God.
Tenhemelopneming van Maria. Fragment van een retabel. Hirschbach (Oostenrijk), hoofdaltaar van de parochiekerk.
|