De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Santiago de Compostela - de geschiedenis

de skyline van Santiago de Compostela
de "skyline" van Santiago de Compostela vandaag

Het bedevaartsoord Santiago de Compostela is een stad met in 2009 circa 100.000 inwoners, gelegen in Galicië, in het noordwesten van Spanje. Volgens de overlevering wordt er het stoffelijk overschot van de H. apostel Jacobus bewaard in de crypte onder het hoofdaltaar van de kathedraal. De eeuwen door, tot op vandaag, zijn er honderdduizen pelgrims vanuit alle uithoeken van de christelijke wereld naartoe getrokken. Vanaf de 12de groeide Compostela zelfs uit tot het grootste en drukt bezochte bedevaartsoord van de hele christelijke wereld, naast dat van Rome en Jeruzalem.

Vanwaar komt de naam Santiago de Compostela? "Santiago" is een samentrekking van het Spaanse "Sant Jago" (afgeleid van het Latijn: Sanctus Jacobus), wat "Sint Jakob" betekent. Voor het woord "Compostela" bestaan er twee etymologische verklaringen:
  • De (weinig wetenschappelijke) volkse etymologie leidt het graag af van "Campus Stellae" (Latijn voor "veld van de ster" ofwel "sterrenveld"), verwijzend naar de wonderlijke nachtelijke lichtgloed of schitterende ster die, volgens de legende, in het begin van de 9de eeuw de kluizenaar Pelayo leidde naar een veld waar zich het verloren gewaande 1ste-eeuwse graf bevond van Jacobus.
  • Volgens hedendaagse etymologen stamt Compostela van het Latijnse woord "Compos[i]tum", in het plaatselijke Latijn "Composita Tella", wat "begraafplaats" of "kerkhof" betekent. Archeologische opgravingen tussen 1946 en 1959 brachten immers aan het licht dat het gebeente van Jacobus en van zijn 2 leerlingen berustte in 3 sarcofagen in een mausoleum op een antiek-Romeinse necropool, daterend uit de eerste eeuwen van onze tijdrekening.

Op deze pagina overlopen we, eeuw per eeuw, de bewogen geschiedenis van de Compostela-bedevaarten vanaf het begin van onze tijdrekening tot op heden. In die geschiedenis kan men 4 grote perioden onderscheiden:

  • de groeifase met een lokale, vervolgens regionale en tenslotte Europese verbreiding van de cultus (vanaf de 9de tot de 12de eeuw)
  • de bloeiperiode (vanaf de 12de tot het einde van de 15de eeuw)
  • een periode van dalende populariteit (vanaf de 16de tot het einde van de 20ste eeuw)
  • een verrassende heropbloei van de bedevaart (vanaf het laatste kwart van de 20ste eeuw).

de 1ste - 4de eeuw

romeins theater in Merida, gebouwd in 15 vóór Christus door consul Marcus Agripa.
Romeins theater in Merida, gebouwd in 15 vóór Christus onder consul Marcus Agripa.

Sinds 206 voor Christus werd het huidige Spanje bezet door de Romeinen. Men vermoedt dat er op de plaats van het huidige Compostela een Romeinse nederzetting bestond, Asseconia genaamd. Volgens de christelijke traditie zou de apostel Jacobus de Meerdere, na de Hemelvaart van Jezus, naar het Iberisch schiereiland zijn getrokken om er gedurende een zevental jaren het evangelie te verkondigen. Daarna zou hij zijn teruggekeerd naar Jeruzalem waar hij werd onthoofd in het jaar 44, op bevel van koning Herodes Agrippa.

marmeren altaarplaat van het praalgraf van de H. Jacobus (1ste of 2de eeuw). Compostela, Antealtares-klooster, Mus. Rel. Kunst
marmeren altaarplaat van het praalgraf van de H. Jacobus (1ste of 2de eeuw).
Compostela, Antealtares-klooster, Mus. Rel. Kunst

Na Jakob's marteldood zou zijn lichaam op wonderbaarlijke wijze door zijn leerlingen per boot over zee zijn getransporteerd naar Galicië, en zou hij, samen met 2 leerlingen Athanasius en Theodorus, begraven zijn op de plaats die nu Santiago de Compostela heet. Door de zware vervolging van de christenen door de Romeinse keizers, door de opeenvolgende invallen van de Sueten en de Visigoten en door de Moors-Islamitische overheersing geraakten de graven van de heilige mannen vanaf de 3de eeuw in de vergetelheid en werden ze door dicht struikgewas overwoekerd.

de 5de - 7de eeuw

het koninkrijk van de Sueven in de 5de en 6de eeuw. De gele lijn markeert de grens van de Romeinse provincie Gallaecia.
het koninkrijk van de Sueven in de 5de en 6de eeuw. De gele lijn markeert de
grens van de Romeinse provincie Gallaecia.

In 409 vestigden de Sueben (of Sueven), een West-Germaanse volkstam, zich in de Romeinse provincie Gallaecia (waarvan de grenzen min of meer overeenkwamen met het huidige Galicië) en vestigden er een eigen koninkrijk, dat algauw uitbreidde. Maar in 456 moest koning Rechiar, in de slag aan de Orbigo-rivier, het onderspit delven tegen de Visigoten, aangevoerd door Theoderik II. Hoewel de Sueben op den duur hun onafhankelijkheid gedeeltelijk terugkregen, moesten ze het grootste gedeelte van Spanje afstaan aan de Visigoten. Deze laatsten bekeerden zich in 477 tot het christelijk geloof en maakten van het Latijn de dagelijkse taal.

Visigotisch kerkje San Pedro le la Nave. Eind 7de eeuw. Campillo (Prov. Zamora, Spanje)
Visigotisch kerkje San Pedro le la Nave. Eind 7de eeuw. Campillo (Prov. Zamora, Spanje)

Het Suebisch koninkrijk ging in 550, onder koning Cariaric, over tot het christendom. Maar in 584 werd het Sueben-rijk van koning Andeca (dat ook het grondgebied van het huidige Portugal omvatte) helemaal ingelijfd door de Visigoten, die over Spanje zullen blijven heersen tot 711. Van die Visigotische tijd zijn niet zoveel sporen overgebleven, op enkele uitzonderingen na, zoals bijv. het prachtige heropgebouwde kerkje San Pedro de la Nave in Campillo.

de 8ste eeuw

kaart van het Visigotische Rijk (oranje ingekleurd), dat van de 5de tot 6de eeuw Spanje en zuidelijk Frankrijk omvatte
kaart van het Visigotische Rijk (oranje ingekleurd), dat van de 5de tot 6de eeuw
Spanje en zuidelijk Frankrijk omvatte

Bij het begin van de 8ste eeuw spreidde het Rijk van de Visigoten (inclusief het geannexeerde Sueben-koninkrijk in NW-Spanje) zich uit over nagenoeg héél Spanje en het zuidelijk deel van Frankrijk. In mei 711 begonnen Moorse troepen via Tarifa en Gibraltar met de invasie van Spanje. De laatste Visigotische koning Roderik overleed datzelfde jaar. De daaropvolgende jaren werden de grote steden Toledo, vervolgens Zaragoza en Tarragona, en tenslotte ook Zuidelijk Frankrijk ingenomen door het leger van Noord-Afrikaanse Moren.

de 8ste-eeuwse moskee, de Mezquita, in de hoofdplaats van het Moorse emiraat Cordoba, sinds de 13de eeuw een christelijke kathedraal
de 8ste-eeuwse moskee, de Mezquita, in Cordoba, de hoofdplaats van het Moorse
emiraat, sinds de 13de eeuw een katholieke kathedraal

Omstreeks 720 werden de Saracenen in Frankrijk in hun opmars tot staan gebracht en werden ze definitief verslagen tijdens de slag bij Poitiers door de Franken o.l.v. van Karel Martel. In 719 hield het uitgestrekte Visigotische rijk op te bestaan, maar ging niet helemaal in rook op. Éen Visigotische edelman, Don Pelayo genaamd, streed tegen de Moren en overwon hen in 722 tijdens de slag bij Covadonga. Zo werd een smalle bergachtige strook in Noord-Spanje (waarin het huidige Galicië met Compostela ligt) een soort van christelijke enclave. Stilaan vormde zich daar het koninkrijk Asturië, waarvan in 791 Oviedo tot hoofdstad werd gemaakt door koning Alfons II de Kuise.

de 9de eeuw

het (groen ingekleurde) Moorse emiraat van Cordoba omstreeks 800, met het (geel gekleurde) christelijke koninkrijk Asturië in Noord-West Spanje
het (groen ingekleurde) Moorse emiraat van Cordoba omstreeks 800, met
het (geel gekleurde) christelijke koninkrijk Asturië in Noord-West Spanje

Volgens een legende ontdekte een kluizenaar Pelayo in het begin van de 9de (ergens tussen 818 en 847) op mirakuleuze wijze, geleid door een ster, een marmeren grafkamer op de plaats waar nu de kathedraal van Compostela staat. Na onderzoek verklaarde Theodemir (+ 847), bisschop van Iria Flavia (het huidige Padron), dat de 3 sarkofagen in het mausoleum wel degelijk de stoffelijke resten bevatten van de H. Jacobus en zijn 2 leerlingen. Het veld, waar na eeuwen verwaarlozing de tombe werd aangetroffen, kreeg de naam "campus stellae" (Latijn voor: sterre-veld) aan, dat weldra "Compostella" zou worden.

de Asturische koning Alfons II de Kuise
de Asturische koning Alfons II de Kuise. Miniatuur, 12de eeuw.
Compostela, kathedraal, archief

Alfons II de Kuise, koning van Asturië (van 791 tot 842), ging vanuit Oviedo als eerste pelgrim naar St. Jakob's graf nabij Padron, en stippelde zo de eerste en oudste pelgrimsroute uit vanuit Oviedo via de steden Las Regueras, Grado, Salas, Tineo, Allaude en Grandas de Salima tot in Compostella. De koning liet boven de resten van de antiek-Romeinse grafkamer een pre-romaans zaalkerkje, "een klein bouwwerk van ruwe steen en leem" van ongeveer 6 op 4 meter, met een stenen altaar, optrekken.

Rond de gebedsruimte vestigde zich vrij snel een gemeenschap van christelijke boeren. En zo zal het dorp tegen de 10de eeuw uitgroeien tot een heuse stad "Santiago (Spaans voor: H. Jakob) de Compostela (Latijn voor: sterrenveld)". In het voetspoor van de Asturische vorst gingen in de eerste helft van de 9de eeuw allicht al vele mensen uit het christelijke koninkrijk Asturië, via de noordelijke wegen van het Iberisch schiereiland, op pelgrimstocht naar het graf van Jacobus. Maar over de omvang van die prille cultus zijn geen schriftelijke bronnen beschikbaar.

De slag van Clavijo. Mateo Perez de Alesio, 1587. Sevilla, St.-Jakobskerk
De slag van Clavijo. Mateo P. de Alesio, 1587. Sevilla, St.-Jakobskerk

Koning Alfons II en zijn opvolgers grepen de ontdekking van Jacobus' graf dankbaar aan om hun politieke streven, nl de herovering (= Reconquista) van Spanje op de Moorse overheersers, de nodige ruggesteun te geven. In 844, tijdens de slag van Clavijo, bracht de christelijke koning Ramiro I het plaatselijke Muzelmannen-leger een verpletterende nederlaag toe. Temidden van het strijdgewoel zou, volgens de legende, de heilige Jacobus aan de hemel zijn verschenen als een ridder, gezeten op een wit ros en zwaaiend met zijn zwaard, om te strijden aan de kant van de christelijke troepen en hen zo hielp om de ongelovige vijand te verslaan.

strijdende christenen en moslims tijdens de Reconquista. 13de-eeuwse miniatuur, Cantigas de Santa Maria
strijdende christenen en moslims tijdens de Reconquista. Miniatuur, Cantigas de Santa Maria, 13de e.

Voortaan kreeg St. Jakob de bijnaam "matamoros" (Spaans voor: morendoder). Hij werd als beschermheilige uitgeroepen van het christelijke koninkrijk van Asturië-Gallicië-León, later van Castilië, Navarra en Aragon, en tenslotte van héél het Iberisch schiereiland. . Tegelijk gold hij als dé machtige schutspatroon van de christelijke herovering van de verloren gebieden in Spanje, in handen van de Muzelmannen. Maar pas in 1492, na bijna 7 eeuwen Moorse overheersing, zal deze Reconquista tot een goed einde worden gebracht.

koning Alfons III, geflankeerd door zijn vrouw en zijn bisschop. Miniatuur. Oviedo, kathedraal, archief.
koning Alfons III, geflankeerd door zijn vrouw en zijn bisschop. Miniatuur.
(Oviedo, kathedraal, archief)

Omdat het Jakobskerkje in Compostela veel te klein werd om de toenemende stroom pelgrims te verwerken liet de Asturische koning Alfons III de Grote (die regeerde van 866 tot 910) op dezelfde plaats een nieuwe en grotere driebeukige kerk bouwen die in 899 plechtig werd ingewijd. En daar bleef het niet bij. Naast deze Jakobskerk werd een 2de Johannes de Doperkerk gebouwd.

reconstructie van de pre-romaanse St.-Jakobskerk onder koning Alfonso III
reconstructie van de pre-romaanse St.-Jakobskerk (ca. 899) onder koning Alfonso III.

En op de plaats van de kluis van de eremiet Pelayo, die het graf ontdekte, werd zelfs een 3de kerk opgetrokken, bediend door een bijhorende gemeenschap van Augustijner-monniken. Uit die communauteit zal het latere St.-Johannes de Antealtares-klooster groeien. Als bewijs van de groeiende reputatie van Compostela werd rond diezelfde tijd de bisschopszetel van Iria Flavia officieus, maar nog niet met officiële goedkeuring van Rome, overgebracht naar Compostela.

de 10de eeuw

aankomst van pelgrims bij de kerk. Romaans fresco, 12de eeuw. Brancion (Bourgogne), kerk
aankomst van pelgrims bij de kerk. Romaans fresco, 12de eeuw. Brancion, St.-Pierre kerk.

Tot dusver trok het heiligdom in Compostela vooral bedevaarders uit Noordelijk Spanje, vooral uit Galicië. Maar in de loop van de 10de eeuw kende de pelgrimage naar het graf van St. Jakob in het verre Galicië een toenemend succes. De eerste pelgrims van buiten Spanje, zij het nog niet in groten getale, meldden zich, vooral ("aristocratische") bedevaarders: (hogere) geestelijken, edellieden en ridders uit Frankrijk. De oudst bekende bedevaart van over de Pyreneeën dateert van 951. Bisschop Godescalc van Puy-en-Velay trok te paard en met een groot gevolg op pelgrimstocht, via een nieuwe weg, de toekomstige "Camino Francés", naar Compostela. Zijn voorbeeld werd in 961 gevolgd door aartsbisschop Vermandois van Reims.

De Noord-Spaanse christelijke koninkrijken Asturië (vanaf 912 koninkrijk Leon), Navarra en Aragon deden er alles aan om bedevaarders aan te trekken, en er zich te vestigen. Ze stimuleerden de oprichting van kloosters en gasthuizen voor de opvang van pelgrims, verbeterden de toestand van de wegen en lieten bruggen bouwen over de rivieren.

een eeuwenoud brugje op de Compostela-weg in N.-Spanje
een eeuwenoud stenen bruggetje op de Compostela-weg in N.-Spanje

Langsheen de pelgrimsweg was er verstedelijking in de klassieke pleisterplaatsen bij bepaalde heiligdommen. Niettemin was pelgrimeren naar Compostela nog lange tijd een hachelijke onderneming. De 10de eeuw werd immers gekenmerkt door oorlogen, veroveringstochten en economische rampspoed. De kust en het binnenland van Noord-Spanje werden geregeld overvallen door de Noormannen, vanuit de Atlantische Oceaan.

strijdende christelijke en moorse ridders. Glasraam, 12e eeuw. Chartres, kathedraal
strijdende christelijke en moorse ridders. Glasraam, 12e eeuw.
(Chartres, kathedraal)

Ondanks het gevaar van de Noormannen bleven de pelgrims toch komen... tot rond 980. Want dan begonnen de invallen en strafexpedities van de Moorse generaal Al-Mansur, die haast elk jaar de christelijke gebieden in N.-Spanje terroriseerden en plunderden. In 997 namen Al-Mansur's troepen Compostela in, staken de hele stad in brand en plunderden en verwoestten de St. Jakobskerk (het graf van de apostel Jacobus, leerling van de "Islamitische profeet Jezus", bleef gespaard!). Kerkpoorten en klokken werden in beslag genomen en moesten door honderden tot slaaf gemaakte christenen worden weggevoerd naar Cordoba, de zetel van de Moorse kalief Hisham II. Het spreekt vanzelf dat er de daaropvolgende jaren, tijdens de heropbouw van de stad en de kerk, geen sprake meer was van pelgrimeren .

de 11de eeuw

de fasen in de herovering van Spanje op de Moren
de fasen in de herovering van Spanje op de Moren

Na de dood van de Moorse krijsheer Al-Mansur in 1002 verbrokkelde het Omajaden-kalifaat van Cordoba weldra in een 20-tal kleine koninkrijkjes (= Taifa). Bovendien liet de wraak van de christenen in noordelijk Spanje niet lang op zich wachten: Sanchez III de Grote, koning van Navarra (vanaf 1000 tot 1035), die zijn macht vestigde over de streken Aragon, Castilië en Leon, gaf Sanchez III het sein tot de Reconquista tegen de Islam. Hij werd hiertoe aangespoord door de invloedrijke benedictijner-abdij van Cluny (in het Franse Bourgondië) en kreeg de hulp van talrijke Bourgondische ridders én de hoge bescherming van St. Jacobus. Grote delen van Noordelijk Spanje werden veroverd op de Moren, die steeds verder zuidwaarts werden gedreven. De christelijke vorsten van het Noorden maakten zich meester van enkele grote steden: Coïmbra (1064), Toledo (1085), Sevilla (1236) en het machtige Moorse bolwerk Cordoba (1248). De Moren waren voortdurend in het defensief gedreven. Maar door verdeeldheid onder de christelijke koninkrijken van het noorden zal pas een definitief einde komen aan de Reconquista van Spanje met de val van Granada (1492).

de Camino Francès. Detail van reconstructiekaart. D. Derveaux, 1970.
de Camino Francès. Detail van reconstructiekaart. D. Derveaux, 1970.

Vanaf circa 1020 zette de pelgrimsstoet zich opnieuw in beweging, want in noordelijk Spanje leidde voortaan een veilige reisweg richting Compostela. Die weg werd later beschreven in de fameuze 12de-eeuwse "Gids voor de pelgrim", en komt in grote lijnen overeen met de huidige "Camino Francès". Talloze eremieten ("viatores") stonden in voor het onderhoud en de verbetering van de weg en voor het bouwen van bruggen om de pelgrimstocht naar de vereringsplaats makkelijker te maken. In Noord Spanje ontstond een sliert van nieuwe steden en dorpen langs de pelgrimsweg. Langs de talrijke pelgrimswegen, ook langs de nieuwe routes in Frankrijk, creëerde de beroemde benedictijner-abdij van Cluny een netwerk van filiaal-abdijen. Ook werden kerken en kapellen gebouwd en tal van gasthuizen, hospitalen en herbergen voor de opvang onderweg van de aanzwellende groep van pelgrims. Ferdinand I, koning van Castilie, Leon en Galicie (vanaf 1035 tot 1065) schafte de tolheffingen af langs de weg en richtte in Compostela een hotel op voor de pelgrims.

11de eeuwse plattegrond van Santiago de Compostela, met 7 poorten in de cirkelvormige stadsmuuur.
plattegrond van Santiago de Compostela. Kaart, 11de eeuw.

Vanaf de 2de helft van de 11de eeuw werd de Spaanse Jacobusverering een massabeweging, verliet de beperkte sfeer van de Spaanse Mozarabische kerk en kreeg een onstuitbare Europese uitstraling: de bedevaarders kwamen niet alleen meer uit Spanje en Frankrijk, maar ook in groten getale uit de Nederlanden, Duitsland, Engeland, Italië, enz. In 1056 konden enkele monniken van het Luikse St. Jakobsklooster, na wat moeilijkheden, een armreliek van Jacobus mee naar huis nemen! Het waren echter niet alléén geestelijken, edellieden en ridders, maar steeds meer gewone gelovigen die zich op weg begaven naar het verre Galicië. Spijts de breuk in 1054 met het Oosters Christendom (Constantinopel), groeide naar het einde van de 11de eeuw in het hele christelijke Westen een uitzonderlijk élan, waarvan de romaanse kunst de mooiste uitdrukking is.

Voor het bedevaartsoord van St. Jakob dook in 1056 voor het eerst de naam "Santiago de Compostela" op. In Vlaanderen had men het meestal over "t'Sente Jacops in Galissien". Zo groeide Compostela stilaan uit tot een grote, invloedrijke en welvarende stad, die steeds meer pelgrims aantrok.

paus Urbanus II in Clermont. Miniatuur, 14de eeuw.
paus Urbanus II in Clermont. Miniatuur, 14de eeuw.

In 1095, tijdens het concilie van Clermont, kreeg Dalmatius (een oud-monnik van Cluny), bisschop van Iria Flavia, de officiële toestemming van paus Urbanus II om zijn bisschopszetel over te plaatsen naar Santiago de Compostela. De paus aarzelde lange tijd om deze goedkeuring te verlenen, omdat men in Compostela (in het bezit van een apostelgraf), de ambitie koesterde om zich uit te roepen tot apostolische zetel van de Westerse Kerk, naast die van Rome (met het graf van de andere apostel Petrus). Maar Urbanus II stond eigenlijk voor een voldongen feit. Want 20 jaar eerder al was in Compostela de bouw aangevat van een St.-Jakobsbasiliek, die de vergelijking doorstond met de St.-Pietersbasiliek in Rome.

maquette van de 12de eeuwse romaanse basiliek. (K. J. Conant)
maquette van de 12de eeuwse romaanse basiliek. (K. J. Conant)

De van 899 daterende St.-Jakobskerk in Compostela kon de grote toestroom van pelgrims niet meer aan. Ze had bovendien zware schade geleden na de inname van de stad door de moslim troepen van Al-Mansur in 997. Daarom werd de kerk gesloopt, samen met Jacobus' oorspronkelijke grafkamer onder het hoofdaltaar. Dankzij de giften van vele gefortuneerde bedevaarders en van koning Alfons VI van Castilië, kon bisschop Diego Peláez in 1078 beginnen met de bouw van een nieuwe imposante romaanse kathedraal.

plattegrond van de 12de eeuwse bedevaartskerk van Compostela
plattegrond van de 12de eeuwse romaanse bedevaartskerk van Compostela

Het was een typisch voorbeeld van een bedevaartskerk, met 3 beuken en met een kooromgang en kranskapellen aan de oostzijde, waardoor méér plegrims rondom het hoofdaltaar en dichterbij het graf van Jacobus konden lopen. Pas in de 1ste helft van de 12e eeuw zal het bouwwerk fors worden uitgebreid onder de energieke leiding van Diego Gelmirez, bisschop en later aartsbisschop van Compostela. In 1211 zal de kathedraal uiteindelijk voltooid zijn en plechtig worden ingezegend door aartsbisschop Pedro Muniz.

de 12e eeuw

het schitterende hoofdportaal van de kathedraal van Compostela
het schitterende hoofdportaal van de kathedraal van Compostela

In de 12de eeuw brak voor de pelgrimage naar Compostela een spectaculaire bloeiperiode aan. Het werd dé volksbedevaart bij uitstek, immens geliefd in héél Europa (inclusief de Nederlanden). Het Jacobus-heiligdom werd een ongekend populaire bestemming, bezocht door mensen uit alle lagen van de bevolking, uit alle rangen en standen, vanuit alle windstreken van héél Europa en zelfs uit Klein-Azië. Het is onmogelijk om, zelfs maar bij benadering, het aantal mannen en vrouwen te schatten dat de lange reis ondernam. Volgens sommige auteurs kwamen jaarlijks tussen 200.000 en 500.000 pelgrims naar het graf van Jacobus in het verre Galicië.

Compostela groeide voor de massa uit tot een van de 3 belangrijke christelijke bedevaartsoorden ("peregrinationes maiores"), dat zelfs de 2 bestaande, Jeruzalem (H. Graf van Jezus) en Rome (graf van de apostel Petrus), overschaduwde. Men vereerde immers in Compostela het lichaam van de enige apostel, die in het westen begraven lag. Zo werd St. Jakob langzamerhand een echte volksheilige, die overal in Europa, ook in Vlaanderen, patroon werd van vele kerken, kapellen, gasthuizen, broederschappen en andere caritatieve instellingen. Afbeeldingen van de heilige apostel waren erg geliefd in de kerkelijke kunsten (beeldhouwkunst, schilderkunst, e.d.).

St. Jacobus als pelgrim. Pieter Coustens, 2de helft 15de eeuw. Autun, Musée Rolin
Jacobus als pelgrim. Pieter Coustens, 15de eeuw. Autun, Musée Rolin

Waaraan was die merkwaardige bloei (die zich zal doorzetten tot en met de 15de eeuw) vooral toe te schrijven? Aan een reeks oorzaken van uiteenlopende aard.

  • Men kan niet genoeg het belang onderstrepen van het werk van de opeenvolgende christelijke koningen in Noord-Spanje. Zij begunstigden de bouw van een eerste kerk in Compostela in het begin van de 9de eeuw, van een 2de aan het eind van die eeuw, en van de huidige romaanse kathedraal vanaf 1078. Deze vorsten droegen ook bij tot de veiligheid en tot de goede staat van de pelgrimsroute doorheen Noord-Spanje naar Compostela. Vele eremieten hielpen bij het onderhoud van de weg en tot de bouw van bruggen. Deze route volgde voortaan een min of meer vast tracé, namelijk dat van de nog steeds bestaande 800 km lange "Camino Francès". Er werden gunstmaatregelen uitgevaardigd om buitenlandse koop- en ambachtslieden aan te trekken, die zich vestigden in de opkomende steden langs de bedevaartsweg.

    pelgrimswegen naar Compostela. Reconstructiekaart. D. Derveaux, 1970.
    Pelgrimswegen naar Compostela. Reconstructiekaart. D. Derveaux, 1970.

  • Om het de Compostela-gangers makkelijker te maken ontwikkelden zich in Frankrijk 4 grote St.-Jakobswegen ("chemin de Saint-Jacques"), waarlangs tal van andere heiligdommen waren gelegen, en die vertrokken vanuit de verzamelpunten Tours, Vézelay, Le Puy en Arles. Deze routes liepen in zuidwestelijke richting naar de Pyreneeën, die via 2 passen werden overgestoken, en aan de Spaanse overzijde voortaan één vaste weg, de zogeheten Franse weg ("Camino Francès") vormden, vanaf Puente la Reina tot Santiago.

  • Ook binnenkerkelijke factoren droegen bij tot de uitzonderlijke bloei en internationale uitstraling van Compostela. De grote propagandist van de H. Jacobus en de bedevaarten was aartsbisschop Diego Gelmirez, die het bisdom Compostela bestuurde van 1098/1100 tot 1140. Onder zijn impuls werd ijverig voortgebouwd aan de nieuwe romaanse kathedraal, waarvan de werken waren gestart in 1075. In 1120 werd Compostela door paus Calixtus II tot aartsbisdom gepromoveerd en Diego Gelmírez kreeg de titel van aartsbisschop. Ondanks zijn banden met de Benedictijnerorde én met de toenmalige paus, slaagde Gelmirez er evenwel niet in om het primaatschap van de Spaanse Kerk afhandig te maken van de aartsbisschop van Toledo.

    de kerk van de abdij van Cluny. E. Sagot, 16de eeuw. Lithografie. Parijs, Bibl. Nat.
    de abdijkerk van Cluny. E. Sagot, 16de eeuw. Lithografie. (Parijs, Bibl. Nat.)

  • De machtige benedictijner-abdij van Cluny in het Franse Bourgondië zette alle zeilen bij om de Sint-Jacobusverering te verspreiden en te promoten in héél christelijk Europa. De pelgrims konden terecht in een van de vele Benedictijner-kloosters, die afhingen van Cluny. Vanaf de 2de helft van de 12de eeuw was de opvang van de bedevaarders langs de pelgrimswegen verzekerd door een heel netwerk van kloosters, gasthuizen, hospitalen, militaire commanderien, enz. Niet enkel de Benedictijnen, ook andere religieuze en militaire orden bouwden een hele infrastructuur uit om de pelgrims onderweg onderdak en eten te geven, o.m. reguliere kanunniken (die de regel van Augustinus volgden), Augustijnen, Augustinessen, Cisterciënzers, Premonstratenzers, hospitaalridders, enz.

  • In héél het christelijke Westen verspreidde zich het beroemde "Boek van de H. Jacobus" ("Liber Sancti Jacobi" of "Codex Calixtinus"), samengesteld rond 1140. Vooral het 5de deel was immens populair, nl. de"Gids voor de Pelgrim". Het bevatte interessante inlichtingen over de bedevaart in het algemeen, voorts een levendige en gedetailleerde beschrijving van de verscheidene routes naar het bedevaartoord en van de heiligdommen onderweg en tenslotte allerlei praktische raadgevingen zoals het eten en drinken en de uitgaven onderweg, de gevaren en lasten van de reis, e.d.

    openingspagina van de 'Gids voor de Pelgrim'. Miniatuur, ca. 1140. Compostela, kathedraal, archief
    openingspagina van de "Gids voor de Pelgrim". ca. 1140.
    (Compostela, kathedraal, archief)

    Ook het 2de deel van het "Boek van de H. Jacobus", dat de vele middeleeuwse legenden van Jacobus bundelde, sprak zéér tot de verbeelding. Het 4de deel ("Kroniek van Pseudo-Turpijn") bracht de fascinerend epische legende van Karel de Grote en van de onfortuinlijke ridder Roeland, waarvan allerlei versies en vertalingen de ronde deden, ook in Vlaanderen ("Spiegel Historiael" van Jakob van Maerlant).

  • Dan waren er nog een religieuze reden voor het razende succes van Santiago de Compostela. Men vereerde er het lichaam van de enige apostel die in het Westen, buiten Rome, lag begraven. In een tijd waarin waarin een vinger of enkele haren van een heilige volstonden om een bedevaartsplaats op te richten, kon Compostela er prat op gaan te beschikken over een volledig heiligenlichaam, al was het dan ook onthoofd.

    St. Jakob als pelgrim. Detail van koorkap. Tréguier (Bretagne)
    St. Jakob als pelgrim. Detail van koorkap. Tréguier (Bretagne)

    De faam van St.-Jakob groeide ook omdat hij een "all round"-heilige was. De H. Apollonia bijv. werd aanroepen tegen tandpijn, maar de H. Jakob had géén specialiteit. Hij genas namelijk alle mogelijke kwalen en iedere zieke kon bij hem soelaas vinden. Hij was niet enkel de patroonheilige van de pelgrims, maar ook van ridders, schippers, weeskinderen, molenaars, smeden, drogisten en van nog tientallen andere beroepen.

  • Tenslotte waren er psychologische oorzaken. Omdat het graf van Jacobus "aan het einde van de wereld" (finis terrae) lag, werden de vrome motieven om op bedevaart te gaan nog eens extra versterkt door de roep van het avontuurlijke, het mysterieuze en het onbekende.

De feestdagen van St.-Jakob
  • In de oudst bekende Romeinse heiligenkalenders werd enkel de vermoedelijke datum van Jacobus' onthoofding opgenomen, nl 25 maart. Maar zijn feest was ondergeschikt aan de viering van de Boodschap aan Maria, op diezelfde dag.
  • Later werd Jacobus' feest gevierd op 27 december, samen met dat van zijn broer, de H. apostel Johannes.
  • Vanaf de vroege Middeleeuwen werden, in de Visigotische en Mozarabische kalenders van Spanje, de feesten van de 2 broers ontkoppeld: Jacobus' feest viel op 30 december (de herdenkingsdag van de translatie naar en de begrafenis in Galicië van zijn relieken) en dat van Johannes op 29 december.
  • In de 12de eeuw paste de Spaanse Kerk zich aan aan de Romeinse ritus. Het belangrijkste feest van de H. Jacobus viel in de hele Westerse Kerk op 25 juli, de dag waarop zijn marteldood werd herdacht. Daarnaast bleef de feestdag van 30 december voortbestaan.
  • Later kwamen er nog 2 feestdagen bij in de Spaanse liturgie: die van 3 oktober (herdenkingsdag van Jacobus' mirakelen) en die van 23 mei (ter ere van Jacobus, die hielp bij het verdrijven van de Moorse bezetters uit Spanje).

de 13de en 14de eeuw

Pelgrims te voet en te paard. 15de-eeuwse miniatuur.
Pelgrims te voet en te paard. 15de-eeuwse miniatuur.

Ook in de 13de eeuw bleef Compostela een drukbezocht pelgrimsoord. Opvallend was de toename van het aantal bedevaarders uit Engeland en Ierland, die meestal per boot reisden tot de haven van La Coruna, nabij Santiago. In de Nederlanden bleef de H. apostel Jacobus populairder dan ooit, ook voor gewone lui. Naast de vrijwillige devotie-bedevaarten waren er bij ons ook talrijke zogeheten strafbedevaarders, die door een kerkelijke of wereldlijke rechtbank werden verplicht om naar een of ander heiligdom, o.m. Compostela, te pelgrimeren.

Na een hoogtepunt te hebben bereikt in de 12de en 13de eeuw werd in de 14de eeuw een rem gezet op de Compostela-reizen. De aanslepende strijd tussen Frankrijk en Engeland tijdens de 100-jarige Oorlog (1337-1453) maakte de Franse pelgrimswegen gevaarlijk en vol hinderlagen. En zelfs wanneer Compostela-gangers in het bezit waren van goede geloofsbrieven, aanbevelingen of attesten (uitgereikt door kerkelijke en wereldlijke overheden op het thuisfront) ervaarden ze onderweg meer en meer tegenstand.

de 15de eeuw

pelgrimsstoet. Miniatuur (detail), 15de e. Getijdenboek Margareta van Orléans. Parijs, BN
pelgrimsstoet. Miniatuur (detail), 15de e. Getijdenboek Margareta van Orléans. Parijs, Bibl. Nat.

Compostela deed in de 15de eeuw veel extra-pelgrims toestromen, meer bepaald vanaf 1428, toen het eerste Heilig Jaar of Jubileum-jaar werd afgekondigd. Er was een volle aflaat (= totale kwijtschelding door God van tijdelijke straffen in het vagevuur voor alle zonden, die in een voorafgaande biecht zijn vergeven) aan verbonden, zoals ook in Rome. De pelgrim kon deze kwijtschelding onder welomschreven voorwaarden verwerven: biechten, de communie ontvangen en een gebed (tenminste het Credo, het Onze Vader en een Weesgegroet) voor de intenties van de Paus.

Volgens de traditie werd al in 1122 in Compostela een eerste H. Jaar uitgeroepen door paus Calixtus II (1119-1124), maar zonder er een volle aflaat aan te verbinden. Deze volle aflaat had hij wél 3 jaar eerder, op een kerkvergadering in Reims, verleend aan alle ridders, die in Spanje streden tegen de ongelovigen (= Reconquista), dezelfde volle aflaat die de kruisvaarders in het H. Land al kregen. Maar in 1428 kreeg Compostela dan ook zijn H. Jaar mét volle aflaat, en met een H. Poort, zoals in de St.-Pietersbasiliek in Rome.

de H. Poort van de kathedraal van Compostela
de H. Poort van de kathedraal van Compostela

Sinds 1428 vierde men in Compostela een H. Jaar of Jubeljaar telkens wanneer 25 juli, het patroonsfeest van St. Jacobus, op een zondag valt. Dat is ongeveer om de 7 jaar, eigenlijk 4 keer in 28 jaar, volgens een periodiciteit van 6, 5, 11 en 6 jaren. Net zoals in Rome duurt een H. Jaar een héél jaar lang. Het werdt geopend op 31 december met het ontsluiten van de H. Poort van de kathedraal aan het Quintana-plein, die na een jaar weer met een hek wordt afgesloten en dicht bleef tot het volgend Jubeljaar.

de 16de eeuw

de Humanist Desiderius Erasmus
de Humanist Desiderius Erasmus
de Hervormer Luther
de Hervormer Maarten Luther

Vanaf de 16de eeuw was de glorietijd van de Compostela-bedevaarten voorbij. Er waren verscheidene oorzaken van deze dalende populariteit:

  • Het Humanisme. In de Middeleeuwen stond de echtheid van Jacobus’ graf en alle legenden daarrond boven alle verdenking. Maar door Humanisten zoals Erasmus (1467-1536) begonnen de twijfel en de kritiek daaromtrent meer en meer op te komen. Erasmus veroordeelde bedevaarten als zodanig niet, als reddingsmogelijkheid voor de ziel, maar ze moesten voortvloeien uit zuivere geloofs-intenties, en niet op uiterlijk vertoon of uiterlijk ceremonieel zijn gericht.
  • De Reformatie, ingeluid door Luther (1522) en door Calvijn, veroordeelde wél radikaal de pelgrimages en de daarmee samenhangende reliekencultus en aflatenhandel. De Reformatie bracht de Compostela-bedevaarten een haast fatale klap toe in de protestantse landen, zoals de Noordelijke Nederlanden, Skandinavie, Engeland, Duitsland, Zwitserland enz. In de katholiek gebleven landen zoals Frankrijk, Italië, Portugal, Spanje en de Zuidelijke Nederlanden (Vlaanderen) wisten de pelgrimages min of meer stand te houden, maar er was een duidelijke stagnatie merkbaar.

    mislukte aanval op een stad tijdens de 80-jarige Oorlog. Martin Schenk, 1589.
    mislukte Spaanse aanval op een stad tijdens de 80-jarige Oorlog. Martin Schenk, 1589.

  • De bloedige godsdienstoorlogen in de 2de helft van de eeuw zetten een zware rem op de bedevaarten. Die conflicten waren een direct gevolg van de Reformatie. De Calvinisten ontketenden in 1566 vanuit het huidige Frans Vlaanderen de fameuze Beeldenstorm, waarbij in 3 weken tijd vele honderden kerken en kloosters (o.m. het Gasthuis ten Bunderen in Moorslede) onherstelbaar geschonden en vernield werden. Indirect leidde de Beeldenstorm tot het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) in de Nederlanden, ook wel "de Nederlandse Opstand" genoemd.
  • Daarnaast waren er de vele oorlogen, aangewakkerd door het opkomend nationaal bewustzijn in tal van Europese staten.
  • Dan waren er de misbruiken, zoals het toenemend aantal vagebonden, valse pelgrims of "coquillards" genoemd, die de echte bedevaarders aanvielen, beroofden en in discrediet brachten.

    de triomf van de dood. Pieter Bruegel de Oude. 1562. Madrid, Prado
    de triomf van de dood. Pieter Bruegel de Oude. 1562. Madrid, Prado

  • Tenslotte was er het voortwoeden van de builenpest, de zogeheten "Zwarte Dood", uitgebroken in de 14de eeuw. Deze dodelijke pandemie, die in Europa alléén al miljoenen slachtoffers maakte (ongeveer 30% van de bevolking!), zette het pelgrimeren naar verre bestemmingen, zoals Compostela, uiteraard op een laag pitje.

Op het Concilie van Trente (1545-1563) werden de bedevaarten en de heiligenverering binnen strakkere banen geleid en de uitwassen en misbruiken zoveel mogelijk uitgeroeid. Het heilzaam effect van pelgrimages bleef gehandhaafd. Deze moesten weer duidelijk een daad van boetedoening en voortdurende meditatie zijn. Maar dat kon het tij niet keren voor Compostela. Er was de grote concurentie van populaire regionale en locale vereringsplaatsen, die velen ervan weerhielden een verre reis naar het afgelegen NW-Spanje te ondernemen. Bovendien groeide in de late Middeleeuwen de idee van de "geestelijke bedevaart". Het was niet nodig lange en dure reizen te maken om dichterbij God te komen. Het leven zélf was een bedevaart. De weg naar God en naar de heiligen lag veeleer in de verinnerlijking van het geloofsleven, in het eigen hart, zo luidde de redenering van o.m. de Moderne Devotie-beweging in de Nederlanden.

het Concilie van Trente. Einde 17de eeuw. Trente, Diocesaan Museum
het Concilie van Trente. Einde 17de eeuw. Trente, Diocesaan Museum.

Na de nederlaag van de Spaanse Armada in 1588 werden, uit vrees voor een invasie van Engelse troepen, aangevoerd door vice-admiraal Francis Drake, werd in Compostela veiligheidshalve het gebeente van Jacobus en van zijn 2 gezellen van onder het hoofdaltaar weggenomen en op een andere geheime plaats verborgen. Toen het gevaar geweken was, bleven ze daar, misschien ook om te beletten dat de koningen van Spanje ze naar Madrid zouden overbrengen. Zo raakten de relieken in de vergetelheid... tot het einde van de 19de eeuw!

de 17de en 18de eeuw

de barokke 18de-eeuwse voorgevel van de kathedraal van Compostela
de barokke 18de-eeuwse voorgevel van de kathedraal van Compostela

Gedurende de 17de en 18de eeuw gaven opeenvolgende architecten de buitenkant van de kathedraal van Santiago een barokke aankleding, zoals die tot op vandaag bewaard is gebleven. In de 17de eeuw verdween het oude romaanse noordportaal ("Francigena-portaal" genoemd). De meest opvallende verbouwing had plaats tussen 1738 en 1750: een imposante westelijke voorgevel ("Obradoiro") met monumentale dubbele trap, die de oorspronkelijk romaanse façade met haar 2 torens verbergt. Daardoor bevindt de oorspronkelijke romaanse toegang tot de kathedraal (het zogeheten Gloria-portaal) zich nu in een tussenliggend voorportaal (= nartex). Hoewel de kathedraal nu duidelijk de stempel draagt van de barokke, Spaans-platereske en neoklassieke stijl, is het 12de-eeuwse romaanse element toch nog overal aanwezig gebleven, zowel aan de buitenkant als in het interieur.

koning Lodewijk XIV
koning Lodewijk XIV. Le Brun, 1661.
koning Lodewijk XV
koning Lodewijk XV. De la Tour, 1748

Tijdens het bewind van de Franse koning Lodewijk XIII (van 1610 tot 1643) was er een kleine heropleving van de bedevaarten, maar in de 2de helft van de 17de eeuw daalde het aantal pelgripms weer tengevolge van de aanhoudende oorlogen tussen Frankrijk en Spanje. In 1671 vaardigde koning Lodewijk XIV een edict uit om allerlei misbruiken tegen te gaan, die zich voordeden onder het voorwendsel van devotie en pelgerimage. Koning Lodewijk XV ging in de 18de eeuwe nog verder en verbood simpelweg alle pelgrimstochten naar "vreemde landen". Uiteraard zetten ook de Franse Revolutie (1789-1799) en de daaropvolgende woelige Napoleontische tijd (1799-1814) een zware domper op de pelgrimages in het algemeen.

de 19de eeuw

In 1878 ging men graven achter het hoofdaltaar van de kathedraal. Daarmee gaf men gevolg aan een volkse overlevering dat de stoffelijke resten van Jacobus en zijn 2 leerlingen in 1589 van onder het hoofdaltaar werden weggehaald en op die geheime plaats verborgen lagen, om ze te beschermen tegen een dreigende invasie van Engelse en Hollandse troepen. Op 28 januari 1879 ontdekten de archeologen daar een urne met 3 vrijwel volledige skeletten, allicht die van St.-Jacob en zijn 2 leerlingen. Na een lang onderzoek verklaarde kardinaal Paya, aartsbisschop van Compostela, in 1883 dat het hier wel degelijk ging om het gebeente van de apostel en zijn 2 volgelingen.

paus Leo XIII
paus Leo XIII

In 1884 beval Paus Leo XIII een bijkomend onderzoek, waaruit bleek dat een Jacobus-relikwie van Pistoia overeenkwam met een van de teruggevonden skeletten van Compostela. In zijn bul "Omnipotens Deus" (1 nov 1884) bestempelde de paus het opgegraven skeletten als het authentieke gebeente van St.-Jakob en diens gezellen Athanasius en Theodorus. Leo XIII nodigde de gelovigen uit om op pelgrimstocht te gaan naar Compostela "volgens de gewoonte van onze voorvaderen". In 1891 werd onder het hoogaltaar een ruime crypte met het reliekschrijn van Jacobus ingewijd. Deze crypte en de officiële erkenning moesten nieuwe impulsen geven aan de Compostela-bedevaarten. Maar toch bleef de massa weg want intussen was er veel te veel concurentie bijgekomen van de grote nieuwe Maria-bedevaartsoorden, zoals Lourdes.

de 20ste eeuw

reconstructie plattegrond antiek mausoleum. (J. Guerra Campos, 1982)
reconstructie plattegrond antiek mausoleum van Jacobus.
(J. Guerra Campos, 1982)

Tussen 1946 en 1959 volgde een nieuwe reeks opgravingen onder de vloer van de kathedraal, op de plek waar in het begin van de 9de eeuw het graf was ontdekt. De funderingen werden blootgelegd van een groot rechthoekig oud-christelijk granieten mausoleum (= grafmunument) uit de 1ste of 2de eeuw, temidden van een antieke Romeinse necropool (=grafveld). In dat grafmonument werden de resten aangetroffen van 3 wit-marmeren grafstenen ("loculi"). Op die plek dacht men ook het deksel te hebben gevonden van het grafmonument van de 9de eeuwse bisschop Theodemir, dat nu te bekijken is in de inkomhal van de schatkamer van de kathedraal. Maar vele historici nemen aan dat het hier om een Romeinse deksteen gaat.

deksel van graftombe van bisschop Theodemir (9de eeuw).
opgegraven deksel van graftombe van bisschop Theodemir (9de eeuw).

Sinds het laatste kwart van de vorige eeuw is de 1000 jaar oude pelgrimsweg naar Compostela uitermate populair geworden. Elk jaar trekken gemiddeld 100.000 mensen uit alle hoeken van Europa en ook uit de rest van de wereld via de "Camiño de Santiago" naar het St.-Jakobsheiligdom. In de zogeheten Heilige Jaren (2010, 2021, 2027, 2032...) ligt dat aantal Compostela-gangers beduidend hoger. In 1985 werd het hele oude stadsdeel van Compostela, inclusief de kathedraal, door de UNESCO tot Werelderfgoed verklaard. In oktober 1987 werden de Jacobuswegen door de Raad van Europa uitgeroepen tot eerste "Europese Culturele Reisweg".

zilveren schrijn met de (vermeende) relieken van Jacobus en zijn 2 leerlingen, in de crypte onder het hoofdaltaar van de kathedraal van Compostela
zilveren schrijn met de (vermeende) relieken van Jacobus en zijn 2 leerlingen, in de crypte onder het
hoofdaltaar van de kathedraal van Compostela

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail