De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

De bedevaart als symbool van het leven

De ronddolende mens. Hooiwagen-triptiek. H. Bosch. 1580. Madrid, Prado
De landloper als ronddolende mens op zijn levenstocht, die het kwaad van het lijf houdt met zijn reisstaf.
Hieronymus Bosch, Hooiwagen-triptiek, 2 buitenluiken, 1580. (Madrid, Prado)

In het middeleeuws geloofsleven was de gedachte héél sterk aanwezig dat het menselijk bestaan op aarde slechts een korte, in wezen onbelangrijke, tussenfase is. Het verblijf in dit aardse tranendal moest in dienst staan van de uiteindelijke bestemming: de hereniging met God in de hemel. In wezen was het aardse leven één lange pelgrimstocht, een voortdurend onderweg zijn, een grote dwaaltocht naar het Hemels Jeruzalem, waar God een plaats heeft voorbereid.

In dat opzicht bezat de bedevaart voor de Middeleeuwer een diepe symbolische betekenis: met al zijn beproevingen, bekoringen, gedwongen omwegen, haltes in heiligdommen en gasthuizen, verrassende ontmoetingen, enz. was het een metafoor, een weerspiegeling van het wel en wee van het menselijk bestaan in zijn geheel. De mens is in deze wereld levenslang en noodzakelijk een pelgrim op weg naar Jezus' Koninkrijk. Hij is op reis, een "Homo Viator" (zoals de titel luidt van een boek uit 1945 van de Franse filosoof Gabriel Marcel), nog niet op zijn bestemming, nog niet écht thuis gekomen.

"Het is de weg en de wandelaar,
de eeuwige weg waarlangs alle wezens gaan.
Niemand heeft hem gemaakt,
want hij is zelf wezen.
Het is alles of niets.
Daarop ontstaat alles,
daarheen richt zich alles,
daarom keert alles weer terug.
Een geluid dat oren niet kunnen horen,
een beeld dat ogen niet kunnen zien.
Het is overal en nergens.
Het heiligdom waarin alles een schuilplaats vindt.
Het nergens dat je kunt zien,
zonder uit het venster naar buiten te kijken.
De weg leert je wensen
om niets meer te wensen".
(fragment uit Tao Te Ching, het "Boek van Weg en Deugd", van de Chinese filosoof Lao Tse,
6de eeuw voor Christus)

"Een bedevaart was het "opgaan naar", het uitzien naar wat nog niet is. Het stappen van de pelgrim liep ongemerkt parallel met het geestelijk vorderen op de levensweg." (kardinaal Godfried Danneels, paasbrochure 2008). Om te begrijpen wat talloze middeleeuwse mannen en vrouwen ertoe dreef om hun thuis te verlaten en om een gevaarlijke en verre reis te ondernemen naar Compostela, Rome, Jeruzalem en elders moet men deze woorden van de Franse kunsthistoricus Emile Mâle (1862-1954) steeds voor ogen houden : "Les hommes du Moyen Âge ont aimé passionnément ces grands voyages. Il leur semblait que la vie du pèlerin était la vie même du chrétien. Car qu'est-ce le chrétien sinon un éternel voyageur, un passant sur terre en marche vers une Jérusalem éternelle?".

De pelgrim op het raakpunt van aarde en hemel. C. Flammarion, Houtsnede, 1888.
De eeuwige pelgrim op het raakpunt van aarde en hemel. C. Flammarion, 1888.

De bedevaarten vormden in de Middeleeuwen een wezenlijk bestanddeel van het christelijk geloof. De middeleeuwse gelovigen beschouwden hun hele leven als één lange pelgrimstocht naar het echte vaderland. Ze lieten zich daarbij inspireren door toepasselijke passages in de Bijbel. In het Johannes-evangelie lazen ze dat christenen, uit God geboren door het doopsel, niet van deze wereld zijn. In zijn 2de Brief aan de Korinthiërs schreef Paulus dat we, zolang we leven, ons bewust moeten zijn van het feit dat we (nog) niet bij God zijn. In zijn Brief aan de Hebreeën omschreef hij de christenen als "vreemdelingen", "bannelingen" en "pelgrims", die op aarde op doortocht zijn naar het Rijk Gods, aangekondigd door Jezus.

De idee dat de mens hier op aarde geen "blijvende woonstee" heeft vormde een constante in de christelijke literatuur van de Middeleeuwen, bijv. in dit pelgrimslied van Adriaen Poirters s.j. (1605-1674):

"Wij zijn toch pelgrims allegaar,
wij hebben hier geen vaste steden.
't Is al droefheid voor en naar
zolang wij zijn beneden.
Wat is het leven van ons al,
dan hier eens komen en weer scheiden?
De weg loopt door het tranendal,
die ons naar huis zal leiden.
O vaderland, o vaderland,
wanneer zult gij mij eens ontvangen?
Tot u is 't dat mijn herte brandt
en zucht met groot verlangen."

de Hemelse Stad, het Beloofde Land, het ultieme doel van elke pelgrim onderweg op aarde. Compostela, kathedraal, tympaan van het romaanse Gloria-portaal
de "Hemelse Stad", het "Beloofde Land", het ultieme doel van elke pelgrim onderweg op aarde.
(Santiago de Compostela, kathedraal, tympaan van het romaanse Gloria-portaal)

"Als lid van het godsvolk is de christen onderweg. De bedevaart is dan ook het symbool van de tocht van het volk van God door de tijden heen. Vaticanum II heeft dit bijbelse en traditionele beeld opgenomen in de constitutie "Lumen Gentium", een van de fundamentele teksten van het concilie: "Dwars door de vervolgingen van de kant van de wereld en de vertroostingen van de kant van God heen zet de kerk haar pelgrimstocht voort en verkondigt zij het kruis en de dood van de Heer, totdat Hij komt" (Lumen Gentium).

In het hoofdstuk over het volk Gods herneemt het concilie dit thema vanuit de bijbelse bronnen: "Zoals nu Israël naar het vlees, bij zijn tocht door de woestijn, reeds de kerk van God genoemd wordt, zo wordt het nieuwe Israël dat in de tijd optrekt op zoek naar de toekomstige en blijvende stede, ook de kerk van Christus genoemd' (Lumen Gentium).

De bedevaart als reis in het onbekende en het ongewisse geeft gestalte aan het verlangen van de mens naar eindeloze verten en oneindige ruimtes. Als zodanig is zij eveneens symbool van de christelijke existentie, die open staat voor een mysterie dat haar overstijgt. De aantrekkingskracht van het 'elders', die mensen steeds heeft bewogen om zich op weg te begeven, is het symbool van de overtuiging dat God de gans Andere is, die steeds opnieuw voor verrassingen zorgt.

In zoverre de bedevaart, zoals elke reis, ook gepaard gaat met de noodzaak om zich los te rukken, met risico's en ongemakken, is zij eveneens een verwijzing naar een wezenlijke dimensie van het christelijk leven. Zij is vaak het zichtbare teken van de wil om zich te bevrijden uit de zonde, uit het vastgelopen zijn in verkeerde gewoonten. De mens verlaat zijn huis, zijn comfort, zijn routine-matig handelen. Hij verlaat in zekere zin zichzelf en gaat in tegen de zuigkracht van zijn egoïsme. Deze stap heet bekering en wordt in het Nieuwe Testament aangeduid met het woord 'metanoia', omkeer."

(E. Henau. Zaaien op asfalt? Over de pastorale inzet. Baarn, Gooi en Sticht, 1991, pp. 144-149)

© Willem Wylin - Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail