De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

 

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Geschiedenis - het Oosten (vanaf 4de eeuw)

Ruïnes van de basiliek van de H. Simeon de Styliet. Ernaast zijn de resten van het oudst bewaard gebleven gasthuis voor pelgrims. Deir Seman (nabij Aleppo, in Noord-Syrië).
Ruïnes van de basiliek en het kloostervan de H. Simeon de Styliet. Ernaast zijn de resten van het oudst
bewaard gebleven gasthuis voor pelgrims. (Deir Seman, nabij Aleppo, in Noord-Syrië).

In de eerste eeuwen was de armenzorg erg moeizaam verlopen en niet openlijk, wegens de vervolgingen door de Romeinen. Maar met het Edict van Milaan (313) verleende de bekeerde keizer Constantijn de Grote, o.m. aan de christenen, godsdienstvrijheid. In 330 verplaatste Constantijn het politieke centrum van zijn Romeinse Rijk naar Byzantium, dat werd omgedoopt tot "Nova Roma", maar al snel, na zijn dood in 337, Constantinopel (= stad van Constantinopel) werd genoemd.

Constantinopel op een kaart van Hartmann Schedel uit 1493
Constantinopel. Kaart van Hartmann Schedel, 1493. Geel bolletje duidt de Haghia Sophia aan.

Deze stad zou meer dan een millennium, haast onafgebroken, de hoofdstad zijn van het Oost-Romeinse, later Byzantijnse Rijk, dat een groot deel van het oostelijke Middellandse Zeegebied omvatte.

godsdienstvrijheid stimulans voor liefdadigheid

Keizer Constantijn I (Bronzen buste, 4de eeuw. Rome, Musei Capitolini)
Keizer Constantijn I (Bronzen buste, 4de eeuw. Rome, Musei Capitolini).

Door de godsdienstvrijheid in het jaar 313 konden de christelijke armenzorg en liefdadigheid zich voortaan ongehinderd uitbreiden. Alle bezittingen, die de christelijke gemeenschap eerder waren ontnomen, werden teruggegeven. Het gebruik van de liefdesmaaltijden (agapè's) verdween langzamerhand. Maar de diakens en diaconessen gingen wél door met het bijhouden van een lijst ("matricula") van armen, weduwen en wezen. Deze kregen kleren, levensmiddelen en geld met de opbrengst van aalmoezen en giften van gelovigen.

Keizer Constantijn paste de burgerlijke wetgeving aan waardoor de Kerk rechtspersoonlijkheid verwierf. De bisschoppen kregen een eigen juridische macht. De geestelijken genoten bepaalde voorrechten om hun taak uit te voeren, zoals vrijstelling van buitengewone belastingen. De kerkelijke hiërarchie kon voortaan eigendommen verwerven om op stelselmatige en regelmatige wijze aan caritatief werk te doen. In 321 versoepelde keizer Constantijn het erfrecht waardoor men (een deel van) zijn bezit of nalatenschap kon overmaken aan de Kerk, ten bate van de armen.

Bij alle kerken en kloosters werd een armenkamer ("diaconie") voorzien, exclusief voor de verzorging van armen, zieken en hulpbehoevenden van allerlei slag. Het dagelijks toezicht ervan werd toevertrouwd aan een diaken. Alle dienaren van de Kerk, vooral de bisschoppen, moesten een gedeelte ("diversorium") van hun verblijfplaats ter beschikking te stellen van mensen die onderdak en verpleging nodig hadden, o.m. vreemdelingen en reizigers. De rijke christenen gingen in op het verzoek van de bisschoppen om in hun patriciërswoning een aparte ruimte ("valetudinarium") in te richten voor armen- en ziekenzorg.

onstaan van de eerste gasthuizen

De H. Johannes Chrysostomos van Antiochië. Mozaïek, 11de eeuw. Istanboel, Hagia Sofia.
De H. Johannes Chrysostomos van Antiochië. Mozaïek, 11de eeuw. (Istanboel, Hagia Sofia).

Vanaf de 4de eeuw volstond de verzorging van de armen aan huis niet langer wegens de snelle toename van het aantal bekeerlingen tot het christendom. De speciale ruimten voor de opvang van behoeftigen in bisschopsverblijven, kloosters en patriciërswoningen werden te kleinschalig. Met name in het Oosten riepen de bisschoppen - o.m. de H. Johannes Chrysostomos, patriarch van Constantinopel en de H. Basilius, bisschop van Caesarea - op om geld in te zamelen voor de oprichting van volledig apart staande gebouwen voor hulp aan verschillende categorieën van hulpbehoevenden.

Het 1ste Concilie van Nicea (325). Fresco. Myra (nu Demre), St.-Nicolaaskerk.
Het 1ste Concilie van Nicea (325). Muurschildering, 8ste eeuw. Myra (nu Demre), St.- Nicolaaskerk.

Op het Eerste Concilie van Nicea (325), bijeengeroepen door keizer Constantijn, werd bepaald dat er in elke stad minstens één "xenodocheon" (afgeleid van de Griekse woorden "xenos" = vreemdeling en "dechomai" = ontvangen) moest zijn. Zo ontstonden de eerste gasthuizen die gratis opvang boden aan arme passanten, behoeftige pelgrims, reizigers en zieken. Onder impuls van de bisschoppen en dank zij de giften van vele vrijgevige weldoeners waren er tegen het einde van de 5de eeuw in het Oost-Romeinse Rijk honderden caritatieve instellingen, in alle grote en rijke steden, die zouden blijven voortbestaan gedurende het Byzantijnse Rijk.

voorbeelden van gasthuizen

    Bij deze stad Caesarea (nu Kayseri geheten, in Cappadocië, in centraal Turkije) bouwde de H. bisschop en kerkleraar Basilius in de 4de eeuw het beroemde Basiliade-ziekenhuis
    Bij deze stad Caesarea (nu Kayseri geheten, in Cappadocië, in centraal Turkije) bouwde de
    H. bisschop Basilius in de 4de eeuw het beroemde Basiliade-ziekenhuis.

  • Het meest beroemde voorbeeld is ongetwijfeld dat van Caesarea in Cappadocië in Klein-Azië (het huidige Turkije). Rond 370 - na een pest-epidemie - bouwde de H. bisschop en kerkvader Basilius de Grote er, vlak buiten de stadsmuren, een kerk met aanpalend klooster voor monniken en zusters, met daarrond gasthuizen voor pelgrims en reizigers, bejaardenhuizen, een hospitaal voor de verpleging (o.m. door artsen!) van zieken, een leprozerij voor melaatsen, een wezenschool, huizen voor armen en daklozen, enz.

    De H. Basilius de Grote. Fresco, 11de eeuw. Ohrid (Macedonië), Theotokos Peribleptos kerk.
    De H. Basilius de Grote. Fresco, 11de eeuw. Ohrid (Macedonië), Theotokos Peribleptos kerk.

    Dit uitgebreide gebouwencomplex werd de Basiliade genoemd, naar de naam van de stichter. Het stond model voor tal van andere gasthuizen en hospitalen in de vroege Kerk.

  • Een van de oudste hospitalen werd al, halfweg de 4de eeuw, opgericht in Sebaste (Armenië) door bisschop Eustathius. De verzorging van de armen en zieken werd toevertrouwd aan een religieuze communauteit van broeders en zusters. Bisschop Eusthatius legde deze "fraterniteit" en aantal voorschriten op, die de H. Basilius de Grote later gebruikte voor zijn "Asketikon", de oudste kloosterregel van het chistendom.

    St.-Efrem de Syriër. Mozaïek, 11de eeuw. Eiland Chios (Griekenland), het vermaarde Byzantijns klooster Nea Moní.
    De H. Efrem de Syriër. Mozaïek, 11de eeuw. Grieks eiland Chios,
    het vermaarde Byzantijns klooster Nea Moni.

  • Naar aanleiding van een plotse pestepidemie in 375 bouwde de H. en kerkleraar Efrem de Syriër (306 - 377) in de stad Edessa (het huidige Sanliurfa in Turkije) een tehuis met 300 bedden voor de zieken.

    De H. Johannes de Aalmoesgever. Fresco, ca. 1200. Cyprus, St.-Michaelkerk.
    St.- Johannes de Aalmoesgever. Fresco, 1200. Cyprus, St.-Michaelkerk.

  • Rond 610 stichtte de H. patriarch Johannes de Aalmoesgever in diverse wijken van de Egyptishe havenstad Alexandrië een 7-tal gasthuizen voor vreemdelingen, vluchtelingen, behoeftigen en zelfs hoogzwangere vrouwen. Wegens zijn vrijgevigheid jegens de armen, werd de patriarch "de aalmoesgever" genoemd.

    Munstuk met beeltenis van keizerin Aelia Pulcheria.
    Munstuk met beeltenis van keizerin Aelia Pulcheria.

  • In Constantinopel werden door de opeenvolgende Byzantijnse keizers en door particulieren, maar liefst een 35-tal opvangtehuizen ingericht voor bedevaarders en hulpbehoevenden! Volgens kroniekschrijver Sozomenus "zou het te veel tijd vergen om alle kerken, hospitalen en gasthuizen ten bate van de armen te beschrijven, die in opdracht van keizerin Aelia Pulcheria (399-453) werden gebouwd" .

    De H. Sampson de Gastvrije. Byzantijnse icoon.
    De H. Sampson de Gastvrije, bouwer van het armengasthuis van
    Constantinopel (Byzantijnse icoon).

    Justinianus I de Grote (die regeerde van 527 tot 565) steunde zijn vermaarde lijfarts Sampson, na diens priesterwijding, voor het optrekken van een imposant hospitaalgebouw voor de gratis opvang van armen en zieken van de stad.

    Reconstructie van het imposante Sampson-gasthuis (6de tot 12de eeuw), tussen de kerken Hagia Sofia en Hagia Irene in Byzantium.
    Reconstructie van het imposante Sampson-gasthuis (6de tot 12de eeuw), met gele pijl aangeduid,
    tussen de Hagia Sofia basiliek (vooraan) en de kerk Hagia Irene (bovenaan) in Byzantium.

    Het hospitaal, het grootste van het héle Byzantijnse Rijk, stond in het keizerlijk domein, tussen de basiliek Hagia Sofia en de kerk Hagia Irene, en bleef 6 eeuwen voortbestaan. Sampson wordt in de Oosterse Kerken als een heilige vereerd.

    Bijgebouw van het pelgrimsoord in Deir Seman in Syrië.
    Bijgebouw van het pelgrimsoord in Deir Seman in het noorden van Syrië.

  • Ook in tal van pelgrimsoorden rezen gratis gasthuizen op voor vermoeide bedevaarders. In Deir Seman, nabij Aleppo, in het noord-westen van Syrië, bevinden zich de oudste nog bewaarde resten van zo'n gasthuis, naast de ruïnes van de basiliek en het klooster, waar de H. Simeon de Pilaarheilige werd vereeerd.

    Een stuk Romeinse heerweg
    Een stuk Romeinse heerweg.

  • Langs de grote pelgrimsroutes naar o.m. het H. Land verrezen vanaf de 4de eeuw tal van gasthuizen. In die tijd werd vooral gebruik gemaakt van het bestaande netwerk van Romeinse heerwegen. Langs deze heerbanen hadden de Romeinen eerder al halteplaatsen opgericht, waar men proviand kon opslaan, wisselen van paard of koets, eten, rusten en overnachten.

    Een antiek Romeinse mansio langs een heirbaan.
    Reconstructie-tekening van een antiek Romeinse mansio (= pleisterplaats) langs een heirbaan.

    Deze zogeheten "mansiones" lagen zo'n 40 km uiteen, ongeveer de afstand die een reiziger toen op één dag te voet kon afleggen. De 6de eeuw, onder keizer Justinianus I, was een bloeiperiode van de bedevaarten naar Palestina. De toestand van de wegen was goed, en langs het traject waren in voldoende mate gasthuizen en herbergen ter beschikking van de reizenden. Maar na de dood van Justinianus verslechterde de situatie in het Oosten van het Rijk.

  • Ook de kloosters langs de pelgrimsroutes en in de bedevaartsplaatsen zélf stelden een deel van hun gebouwen ter beschikking als gastenkwartier voor reizigers en vreemdelingen, en tegelijk boden ze steun aan armen, weduwen en wezen.

waarom in het Oosten en pas veel later in Westelijk Europa?

kaart van het Byzantijnse Rijk rond het jaar 550
kaart van het Oost-Romeinse Rijk omstreeks het jaar 550.

Het is opvallend dat zich reeds vanaf circa 325, het jaar waarin godsdienstvrijheid werd afgekondigd, in het Oostelijk deel van het Romeinse Rijk een fijnmazig netwerk van christelijke gasthuizen ontwikkelde, véél vroeger dan in het Westen. Hoe komt dat? Er zijn hiervoor erg uiteenlopende redenen:

  • Daar speelde mogelijk nog de invloed van Egypte, waar de filantropia (= zorg voor armen en behoeftigen) werd beoefend.
  • De gasthuizen lagen in het verlengde van de antiek-Griekse xenones, (= kamers of zelfs huizen van particulieren, bestemd voor gasten).
  • Het christendom verspreidde zich daar vroeger en sneller dan in westelijk Europa.
  • De bischoppen in het Oosten beschikten hoogst waarschijnlijk over meer middelen en inkomsten hiervoor.
  • het Oost-Romeinse Rijk bleef veelal gespaard van de moeilijkheden die het westelijke deel van het Rijk troffen (invallen van de barbaren, oorlogen, ketterijen...), vooral dankzij de diep gewortelde stedelijke cultuur en ruime financiële middelen. Hierdoor kon men invallers vaak afkopen met schattingen en barbaarse huursoldaten aannemen.

Keizer Theodosius I (Zilveren missiorium, 388. Madrid, Academia de la Historia)
Keizer Theodosius I (Zilvergravure, 388. Madrid, Academia de la Historia).

Onder Theodosius I de Grote, de laatste keizer van het hele Romeinse Rijk, werd het christendom staatsgodsdienst. In 395, na de dood van Theodosius I, werd het Romeinse Rijk definitief opgesplitst in twee helften en het keizerschap werd doorgegeven aan zijn beide zonen. Zijn oudste zoon Flavius Arcadius heerste, vanuit Constantinopel, over het Oost- Romeinse Rijk (dat later evolueerde naar het Byzantijnse Rijk), bestuurd. De andere zoon Honorius bestuurde het West-Romeinse Rijk vanuit Rome.

juridische omkadering

Keizer Justinianus I. Mozaïek, Begin 6de eeuw. Ravenna, basiliek San Vitale
Keizer Justinianus I. Mozaïek, Begin 6de eeuw. Ravenna, basiliek San Vitale.

In 529 werd, in opdracht van de Byzantijnse keizer Justinianus I de Grote (die regeerde van 527 tot 565) in Constantinopel de zogeheten "Codex Justinianus" gepubliceerd, een compilatie van een hele reeks keizerlijke verordeningen ("constitutiones") en senaatsbesluiten ("consulta") uit de late Romeinse Oudheid. Samen met enkele andere belangrijke teksten (rechtszaken en meningen van rechtsgeleerden) werd de codex 5 jaar later opgenomen in het zogeheten "Corpus Iuris Civilis", het Burgerlijk Wetboek van die tijd. Deze baanbrekende verzameling van wetten en juridische uitspraken bleef tot ver in de Middeleeuwen, en ook nadien, gelden als gezaghebbende bron voor juristen en rechters. Niet alleen in Oostelijk Europa maar ook in bijna geheel West-Europa was de burgerlijke wetgeving diep doordrongen van de "Lex Romana" (het "Romeins Recht").

De Codex Justinianus speelde een niet te onderschatten rol in de hele kerkrechtelijke omkadering, het beleid en de administratie van de gasthuizen en hospitalen, zowel in het Oosten als in het Westen. Slechts enkele aspecten van het Justiniaans recht:

    Een xenodocheion op het Griekse eiland Amorgos, behorend tot de Cycladen in de Egeïsche Zee.
    Een xenodocheion op het Griekse eiland Amorgos, behorend tot de Cycladen in de Egeïsche Zee.

  • De gasthuizen en hospitalen maakten géén deel uit van het kerkelijk patrimonium!. Ze werden beschouwd als onafhankelijke entiteiten binnen het patrimonium. Als privé-initiatieven bezaten ze toch rechtspersoonlijkheid. Ze mochten o.m. contracten afsluiten, eigendommen verwerven en roerende goederen van de hand doen.

  • De gasthuizen en hospitalen stonden wél onder de administratieve en religieuze voogdij van de bisschop. Deze moest zijn toestemming geven om bijv. een kapel, kerk of eventueel klooster bij te bouwen voor monniken of zusters, belast met de zorg van pelgrims, armen, bejaarden en zieken.

  • De (leken-)stichter stelde zélf, bijv. een erfgenaam bij testament, iemand aan voor de dagelijkse leiding van het gasthuis. Als hij dat naliet was het de bisschop stelde een gasthuisbeheerder ("xenodochos") aan. Dat kon een priester zijn, een diaken, een monnik of een hooggeplaatste leek. Deze werd in de regel bijgestaan door een econoom ("oikonomos"), belast met het beheer van de (roerende en onroerende) goederen en de huishoudelijke aangelegenheden. Geregeld moesten de rekeningen worden voorgelegd aan de bisschop. Iemand die blijk gaf van duidelijke bestuursonbekwaamheid werd vervangen.

  • De bestemming van de "piae causae" (= liefdadigheidwerken), zoals gasthuizen of hospitalen, lag eeuwig en onveranderlijk vast. Zelfs de toezichthoudende bisschop kon deze vaste bestemming, zoals door de (particuliere) stichter vastgelegd, niet wijzigen. Elk gasthuis of hospitaal beschikte dus over een onafhankelijk patrimonium. De dingen die aan dat patrimonium werden toegevoegd, bijv. aalmoezen, giften) kregen een vaste bestemming. Er stonden zware sancties (verwijdering uit ambt; opsluiting in een klooster) op verkwisting, verkoop of oneigenlijk gebruik van hospitaalgoederen.

  • Zoals alle kerkelijke instellingen genoten de gasthuizen en hospitalen tal van kerkelijke en burgerlijke privileges, bijv. vrijstelling van buitengewone belastingen.

    Muntstuk uit Antiochië met de afbeelding van keizerin Aelia Flacilla.
    Munt uit Antiochië met de afbeelding van keizerin Aelia Flacilla.

  • Als een gasthuis groot genoeg was, werd een kloostergebouw eraan toegevoegd voor hospitaliere broeders en/of zusters. Hier en daar zetten diakens, diakonessen, weduwen of adellijke vrouwen (bijv. Aelia Flaccilla, de eerste echtgenote van keizer Theodosius I) zich vrijwillig in voor de armenzorg. Vooral in de grote steden zoals Constantinopel of Alexandrië, waren de gasthuizen bevolkt door "parabolani" (afgeleid van het Oud-Griekse woord "parabolanoi" wat betekent "badverzorgers"), een soort van verplegers, afkomstig uit de onderste lagen van de samenleving. De parabolani vormden een religieuze lekenbroederschap, die werd opgericht tijdens een grote pest-epidemie in Alexandrië, halfweg de 3de eeuw. Ze hadden niet enkel als taak om de zieken te verzorgen, maar ook om als lijfwacht te fungeren van de plaatselijke bisschop.

categorieën van gasthuizen

Voorpagina van het wetboek Codex Justinianus (Corpus Iuris Civilis). Uitgave van 1560 in Lyon.
Voorpagina van de Codex Justinianus (Corpus Iuris Civilis).
Uitgave van 1560 in Lyon.

Door de toename van het aantal hulpbehoevenden en de diversiteit ervan gingen de xenodocheions (gasthuizen) vanaf de 6de eeuw over tot specialisatie in de zorgverlening. De burgerlijke wetgeving, gebundeld in de Codex Justinianus (529-534), onderscheidde verscheidene categorieën met elk een eigen naam, naargelang van de doelgroep: pelgrims, zieken, armen, wezen, vondelingen, bejaarden, gehandicapten, enz. Er kan echter geen strenge afbakening worden gemaakt tussen die soorten gasthuizen, omdat hier en daar bepaalde categorieën behoeftigen toch in éénzelfde asiel terecht konden. Dit zijn de hoofdtypes:

  • "Xenodochium", een gasthuis voor vreemdelingen, d.w.z. voor pelgrims of reizigers zonder bezit of geld. Deze xenodochia trof men aan langs de pelgrimswegen, in de bedevaartsoorden en in de grote steden. De vreemdelingenhuizen werden opengehouden door kloosters of clerici in de landen ten oosten van de Middellandse Zee en Noordelijk Afrika.

    Kaart van Constantinopel, met het armenhospitaal (aangeduid met rode pijl) dat de heilige arts-priester Sampson in de 6de eeuw oprichtte, met de steun van keizer Justinianus I, tussen de kathedralen Hagia Sofia en Eirene.
    Het armenhospitaal (aangeduid met rode pijl) dat de arts-priester Sampson in
    de 6de eeuw oprichtte tussen de kathedralen Hagia Sofia en Hagia Irene.

  • "Nosocomium", een hospitaal voor zieken, ook besmettelijke (pestlijders). Deze nosocomia ontstonden in het Oosten meestal naar aanleiding van hevige epidemieën.
  • "Brephotrophium", bestemd voor verlaten kinderen, vondelingen en pasgeborenen van arme ouders.
  • "Orphanotrophium", een opvangcentrum voor weeskinderen, die er onderwijs kregen en een stiel leerden.
  • "Gerontochomium", een tehuis voor bejaarden.
  • "Ptochotrophium", een huis voor armen die niet in staat waren te werken of te bedelen.
  • "Arginorium", voor ongeneeslijk zieken, zoals melaatsen.
  • "Paramonarium", voor gehandicapten en verminkte werklieden.

© Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail