De Zusters van O.L.V.-ten-Bunderen (vanaf omstreeks het jaar 1269)
Moorslede 1269-1578
Frankrijk 1578-1587
Ieper 1587-1785
Moorslede 1785-2004
Zonnebeke 2004 -
varia

 

   Zoek op deze site met FreeFind

 

beluister ClassicNL tijdens het surfen, 128 K stereo

Geschiedenis - de 16de eeuw

De hongerigen spijzen. Detail van de 7 werken van barmhartigheid. De Meester van Alkmaar, 1505. (Amsterdam, Rijksmuseum).
De hongerigen spijzen. De Meester van Alkmaar, 1505 (Amsterdam, Rijksmuseum).

Bij het begin van de 16de eeuw was er in onze streken een fijnschalig netwerk uitgebouwd van kleine en grote gasthuizen. Elke stad had minstens één groot hospitaal, en daarnaast vaak nog een aantal kleinere godshuizen. Ook in de grotere dorpen, vooral daar waar een grote drukke (pelgrims)weg passeerde, bestond er op het einde van de Middeleeuwen minstens één kleinschalig gasthuis, o.m. in Moorslede het Gasthuis ten Bunderen. Het verzadigingspunt was bereikt. Op enkele uitzonderingen na kwamen er geen nieuwe gasthuizen meer bij.

crisistijd voor kleine gasthuizen

Oorlog en brand. Gillis Mostaert, 1569. Parijs, Louvre.
Oorlog en brand. Gillis Mostaert, 1569. Parijs, Louvre.

De grote stedelijke hospitalen konden zich behoorlijk handhaven of breidden zelfs uit, sommige fusioneerden, andere legden zich exclusief toe op de verzorging van zieken. Per stad bleven er nog minstens een of twee over. Maar de meeste kleine landelijke gasthuizen voor de opvang van pelgrims kregen het zwaar te verduren in de 16de eeuw en leidden een kwijnend bestaan. Waarom hadden ze het zo moeilijk om te overleven? Door een samenloop van omstandigheden.

  • Een ondermaats of gewoon slecht beheer sloop binnen. Waarbij men niet mag veralgemenen, want er waren gasthuizen die wél goed functioneerden. Nogal wat wereldlijke leiders maar ook bisschoppen hadden de slechte gewoonte om persoonlijke beschermelingen te droppen als beheerders, die hun functie misbruikten voor eigen gewin.

  • De interne tucht verslapte en tal van misbruiken deden hun intrede in de gasthuizen. Meer en meer beschouwden de bewoners het gasthuis méér als een bron van inkomsten dan als een oord voor hulpverlening. Hier en daar verdeelden de zusters gewoon de opbrengsten onder mekaar voor hun eigen levensonderhoud, ten koste van de bedevaarders, armen en zieken.

    Maarten Luther
    Maarten Luther
    Maarten Luther
    Maarten Luther

  • De spontane liefdadigheid voor de armen en zieken brokkelde af. Die trend had te maken met de opkomst van het Protestantisme in onze gewesten. Maarten Luther (1483-1546) en Johannes Calvijn (1509-1564), de voormannen van de Reformatie, hadden zware kritiek op het hele systeem van aflaten (nauw verbonden met pelgrimages) en op het doen van goede werken om het eigen zieleheil veilig te stellen. De Calvinisten hamerden op het beginsel van de predestinatie, nl. dat iedere mens van bij zijn geboorte al door God is voorbestemd of hij al dan niet in de hemel zal komen. Deze ketterse leer had onvermijdelijk een negatief effect op het geloofsleven en de geloofsijver van de katholieken.

    De Geuzen veroveren Kortrijk in 1566.
    De Geuzen veroveren Kortrijk in 1566 (© Beeldbank Stad Kortrijk).

  • De gasthuizen werden getroffen of volledig vernield door militaire conflicten, vooral door godsdienstoorlogen: de Beeldenstorm en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) in de Lage Landen tussen de katholieke Spaanse overheerser en de Calvinisten. Vele kleine gasthuizen, ook dat van Ten Bunderen in Moorslede, werden door al dat wapengekletter helemaal of gedeeltelijk in een ruïne herschapen of verdwijnen helemaal van de kaart.

    Groep Pelgrims. Gebroeders Van Eyck. Detail van Het Lam Gods. Gent, St.-Baafskathedraal.
    Groep Pelgrims. Gebroeders Van Eyck. Detail van "Het Lam Gods". Gent, St.-Baafskathedraal.

  • Het aantal bedevaarders verminderde drastisch. Door al het oorlogsgeweld waren de pelgrimswegen naar het zuiden immers erg onveilig geworden. De protestanten spuiden bovendien volop kritiek op pelgrimages, omdat het hele systeem van aflaten eraan was gekoppeld. De Humanisten van hun kant waren van mening dat je evengoed in de beslotenheid van het eigen huis het geloof kan beleven zonder zich te verplaatsen naar verre oorden.

  • De heersende economische en monetaire crisis veroorzaakte een sterke stijging van de voedselprijzen én tegelijk een opmerkelijke daling van de inkomsten (aalmoezen en renten). Het patrimonium werd gebrekkig onderhouden en verkeerde in slechte staat.

  • De beddencapaciteit, vooral in de steden, was te beperkt om tegemoet te komen aan de bestaande behoeften. De toenemende groep armen in de steden konden er niet terecht voor efficiënte hulp. Bovendien leden de gasthuizen aan reputatieverlies omdat ze de vele valse bedevaarders, armen, bedelaars een onderkomen boden.

hervormingen van binnenuit

Voormalig klooster (1492) van de Grauwzusters in Lo
Voormalig klooster (1492) van de Grauwzusters in Lo

In de eerste helft van de 16de eeuw waren er hervormingen van binnenuit, vooral bij de recrutering van personeel. De broeders, die vaak verantwoordelijk waren voor misbruiken, verminderden in aantal, of werden zelfs gewoon verdreven of afgeschaft. De zusters werden hier en daar gerecruteerd in gespecialiseerde orden, zoals de Grauwzusters. De "grauwe nunnen" waren godsvruchtige vrouwen die leefden volgens de Derde Regel van St.-Franciscus (geschreven in 1221) en werden daarom ook tertiarissen genoemd. Ze woonden ofwel in conventen samen met een aantal gelijkgezinden en legden er formele geloften af (als Reguliere Derde Orde) of ze leidden individueel een godgewijd leven thuis (Seculiere Derde Orde).

De Hongaarse H. Elisabeth van Thüringen. Altaar-drieluik (detail), 1480 (Karslruhe, Staatliche Kunsthalle).
De H. Elisabeth, stichtend voorbeeld van de Grauwzusters.
Triptiek (detail), 1480 (Karslruhe, Staatliche Kunsthalle).

Alle Grauwzusters verplichtten zich tot een aantal vaste gebeden per dag, tot werken van naastenliefde en barmhartigheid, tot het geven van aalmoezen en tot een sobere levenswijze. Zij zorgden voor hun eigen onderhoud door handenarbeid. Ze verzorgden zieke en arme mensen en begroeven de doden. Vanaf de 14e eeuw waren de Grauwzusters gevestigd in de meeste Vlaamse steden.

externe hervormingspogingen

Vergadering van een middeleeuwse schepenbank. Houtsnede, 1522
Vergadering van een middeleeuwse schepenbank. Houtsnede, 1522.

Soms was de toestand in bepaalde gasthuizen en hospitalen, gesticht door particulieren, zo lamentabel dat de burgerlijke overheid werd gevraagd of opgedragen om het beheer van de tijdelijke goederen en de hele boekhouding in handen te nemen. In tal van steden en gemeenten stelde de schepenbank (= voorloper van het huidig schepencollege), voor een welbepaalde periode, een leek-administrator aan voor het financiële beheer en om de betreffende instelling te runnen in het voordeel van de armen en zieken. Die leken werden gecontroleerd door een gemengde commissie van schepenen en geestelijken.

Rechtspraak door de schepenbank, 15de eeuw. Maastricht, schepenbank.
De schepenbank, 15de eeuw. Maastricht, schepenbankzaal.

Op bepaalde plaatsen legde het wereldlijke bestuur het maximum aantal religieuzen vast voor de bediening van het gasthuis, wat niet onverdeeld gunstig werd onthaald door de kerkelijke hiërarchie. De bevoegdheid van de bisschop werd in de praktijk beperkt tot het uitvaardigen van interne voorschriften voor de zusters die verbonden waren aan het gasthuis. Toch kan men helemaal niet spreken van een veralgemeende "laicisering" van het hospitaalbeheer. Die zou er pas komen in de 2de helft van de 18de eeuw, onder het Oostenrijks en Frans bewind.

interne kerkelijke hervorming

Het Concilie van Trente (1545-1563).
Het Concilie van Trente (1545-1563).

Halfweg de 16de eeuw, op het Concilie van Trente (1545-1563), zou de kerkelijke overheid de scheefgegroeide toestanden in de liefdadigheidsinstellingen rechttrekken. Er werden door de deelnemende bisschoppen in Trente enkele radicale beslissingen genomen:

  • De misbruiken van het armengoed in de gasthuizen werden scherp veroordeeld. De zusters en broeders mochten geen persoonlijk jaarinkomen (= prenbende) meer hebben.
  • Bestuurders van gasthuizen mochten voortaan niet langer dan 3 jaar in functie blijven. Wanneer ze te kort schoten in hun taak van gastvrijheid liepen ze kerkelijke straffen op.
  • De gasthuizen werden onderworpen aan een geregelde visitatie van de plaatselijke bisschop. Deze moest in het bijzonder waken over de naleving van de tucht binnen de religieuze gemeenschappen in de gasthuizen en persoonlijk of via een vertegenwoordiger de jaarlijkse rekeningen controleren.
  • Gasthuizen, die ooit werden gesticht voor de opvang van specifieke doelgroepen, bijv. pelgrims, mochten, mits toestemming van de plaatselijke bisschop en onder bepaalde voorwaarden (bijv. de daling van het aantal passanten), zich nu ook gaan richten op een of meer andere doelgroepen.

toenemende armoede in de steden

De kreupelen. Pieter Bruegel de Oude, 1568 (Parijs, Louvre).
De kreupelen. Pieter Bruegel de Oude, 1568 (Parijs, Louvre).

Vanaf de 16de eeuw was er een opvallend sterke stijging van het aantal noodlijdenden in de steden. Tal van oorzaken lagen hieraan ten grondslag. Eerst en vooral de verslechterde economische toestand, de dalende koopkracht, de oorlogen en de hongersnood op het platteland, die leidden tot een massale vlucht naar de steden. Wegens de beperkte werkgelegenheid groeide de massa van werklozen en armen in de steden razensnel aan. Bedelen werd een ware plaag.

De 7 werken van barmhartigheid (detail). Joost Droochsloot. Den Haag, Mus. Bredius
De 7 werken van barmhartigheid (detail). Joost Droochsloot. Den Haag, Mus. Bredius

De bestaande gasthuizen en algemene hospitalen in de steden verdeelden brood en andere levensmiddelen uit maar konden de reusachtige vraag om hulp niet aan. Overal werden, vaak door welstellende burgers, "godshuizen" opgericht om de vele armen, bejaarden, gebrekkigen e.d. op te nemen, die door bedelen niet meer in staat waren om in hun levensonderhoud te voorzien en zichzelf te verzorgen.

armoede kritisch bekeken

Bedelaars aan de deur. Rembrandt, 1648. (Haarlem, Teylers Museum).
Bedelaars aan de deur. Rembrandt, 1648 (Haarlem, Teylers Museum).

Men stond kritisch tegenover de deugd van armoede, die zo sterk werd gehuldigd in de middeleeuwse gasthuizen. De armoede werd beschouwd als een handicap voor de harmonieuze ontwikkeling van de mens en de plaatselijke gemeenschap. De arme, die de "heer des huizes" was in de middeleeuwse gasthuizen "als ware hij Christus zelf", kreeg stilaan een negatiever imago. Hij joeg schrik aan want hij werd ervan verdacht diefstal te plegen en pest en andere ziekten over te brengen. Hij werd op afstand gehouden omdat hij de sociale orde verstoorde en een potentiele haard van opstand tegen de gevestigde sociale orde.

De armenstand. Jean Bourdichon, begin 16de eeuw (Parijs, Ecole nationale des Beaux-Arts).
L'homme misérable. Jean Bourdichon, begin 16de eeuw
(Parijs, Ecole Nationale des Beaux-Arts).

Elke vorm van bedelarij werd maatschappelijk veroordeeld. Bedelaars werden scheef bekeken en als gevaarlijke bedriegers en vagebonden (zwervers) voorgesteld. Ook binnen de Kerk ebde de idealisering van de franciscaanse armoede weg. De hiërarchie ging in tegen bedelorden, bedelende priesters en religieuzen en tegen vagebonden. Enkel de armen uit de eigen stad werden toegelaten. Gasthuizen die wél ongecontroleerd hun deuren openzetten voor vreemde armen werden gekapitteld, omdat ze aanzetten tot luiheid, bedrog en parasiteren.

drastische maatregelen

Bedelaars en armen in de armenbank. Eind 16de eeuw.
Bedelaars en armen in de armenbank. Schilderij, eind 16de eeuw.

Om de toevloed van armen op te vangen werd in de gemeenten en steden een "armenbank" of "armenbureau" opgericht, naar het voorbeeld van de vroegere "Tafel van de H. Geest" (bestemd voor de armen van de eigen parochie). In Ieper gebeurde dat al in 1525 en het jaar daarop in Brugge. De magistraat die verantwoordelijk was voor de openbare orde, gezondheid en hygiëne, moest de sociale bijstand regelen voor de onbemiddelden, armen, bedelaars en invaliden. Op bepaalde dagen van de week kregen de mensen, die waren ingeschreven, eten, kleren en brandhout uitgedeeld.

Tuchthuis 't Rasphuis in Amsterdam. Melchior Fokkens, 1662.
Tuchthuis (rasphuis) in Amsterdam. Melchior Fokkens, 1662.

De burgerlijke overheid nam radicale maatregelen om de vele misbruiken tegen te gaan, die voortkwamen uit de verregaande verdraagzaamheid tegenover bedelarij. Ze bond de strijd niet zozeer aan tegen de gevolgen van de armoede, als wél tegen de diepere oorzaken ervan. Een arme, die in staat was om te werken, moest men niet behandelen als een luiaard, "pamperen" of in de watten leggen, maar weer aan het werk zetten.

Stilaan won de idee veld dat de oplossing lag in het opsluiten van de nog (valse) armen, gezonde bedelaars en zwervers in een verbeteringsgesticht, een zogeheten tucht- of werkhuis. Mannen kwamen terecht in het rasphuis, vrouwen in het spinhuis. Ze werden er onderwezen, gedwongen te werken in een atelier en een stiel te leren. De nog rondlopende zwervers en bedelaars worden opgepakt en in het tuchthuis (verbeteringsgesticht) aan het werk gezet.

gespecialiseerde hulpverlening

Pestlijders. Miniatuur, 1411. Toggenburg-Bijbel.
Verpleging van pestlijders. Miniatuur, 1411. Toggenburg-Bijbel.

De grote stadshospitalen stonden nog steeds open voor de grote massa van arme zieken. Maar daarnaast gingen allerlei liefdadigheidsinstellingen, kleine hospitalen, gasthuizen en godshuizen zich meer en meer specialiseren, zich richten op welomschreven categorieën van hulpbehoevenden. In de Middeleeuwen waren er ook al bepaalde specifieke doelgroepen, zoals pelgrims of lepralijders, maar tijdens de 16de eeuw kwam er aangepaste hulpverlening voor o.a.

  • pestlijders bij het uitbreken van een epidemie. De Zwartzusters en Broeders Alexianen maakten zich voor de zorg van deze groep erg verdienstelijk in onze contreien.
  • bejaarden die terechtkwamen in een ouderlingentehuis.
  • krankzinnigen in een "dullenhuis".
  • arme kinderen (wezen, vondelingen, verwaarloosde pubers) belandden in armenscholen, waar ze onderricht kregen, godsdienstles volgden en een professionele opleiding volgden.

opkomst geneeskunde

Een geneesheer (piskijker) in zijn studeerkamer. Adriaen van Ostade, 1665 (Amsterdam, Rijksmuseum).
Een geneesheer ("piskijker") in zijn studeerkamer. Adriaen van Ostade, 1665
(Amsterdam, Rijksmuseum).

De zorg voor de ziel in de kerkelijke gasthuizen werd nog steeds belangrijker geacht dan voor het lichaam. Maar tegelijk drong toch het besef door dat men niet alle zieken op gelijke wijze kon behandelen. Langzamerhand veroverde de echte medische zorg haar plaats in de hospitalen, waaraan voortaan een vaste chirurgijn en zelfs een eigen arts was verbonden. Maar het gros van het personeel (zusters en/of broeders) was nog niet medisch opgeleid.

Bedelaar. Pieter Quast, pentekening, 1638 (Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen).
Bedelaar. P. Quast, 1638 (Rotterdam, Mus. Boijmans Van Beuningen).

© Copyright 2007- . Alle rechten voorbehouden. Contact: E-mail